Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Deel I Onderwijsavond Biesta & Stevens: 'You can’t hurry love, you can’t hurry education’

13 juni 2018

‘Ik kan hier voluit zeggen dat ik hier sta met ongemengde gevoelens’, opende Gert Biesta de Onderwijsavond van 6 juni in een volle zaal in Driebergen. Hij verwijst natuurlijk naar zijn oratie ‘Tijd voor pedagogiek’, waarin hij zei met gemengde gevoelens voor de zaal te staan omdat de pedagogiek in de Nederlandse academische context in de marge is geraakt. Samen met Luc Stevens heeft Biesta de daad bij het woord gevoegd: vanavond is de pedagogiek de eregast. Dit is het eerste deel van hun slotverhaal in ons jaarthema over Volwassenheid. 

Kijk hier de hele avond terug.

Beheersen
Biesta begint met het citeren van een andere inaugurele rede, van Bram de Muynck, waarin een zin staat die hem dierbaar is geworden: ‘In een christelijk ideaal van persoonsvorming, staat het ontvankelijkheidsmotief boven het beheersingsmotief’. De Muynck benoemt twee grote motieven waarmee je in het leven kan staan. ‘Het ontvankelijkheidsmotief kan gezien worden als “de uitdaging te leven van wat komt”’, legt Biesta uit. ‘Dit is niet alleen een boodschap aan de christelijke pedagogiek, maar iets wat ons allemaal aangaat.’ Hij doelt er daarmee op, dat het tweede motief van het beheersen een te grote rol heeft gekregen: ‘We hebben namelijk een onderwijssysteem wat uit Balans is, wat te veel wil beheersen (en de leerling “medeplichtig” wil maken in die ambitie) en te weinig wil laten gebeuren.’ Dat ‘laten gebeuren’ is belangrijk, omdat je onderwijs niet kan haasten. Als Biesta nu muziek kon laten horen, dan speelde hij het liedje van de Supremes af: ‘You can’t hurry love’ (met andere woorden: ‘You can’t hurry education!’). Die tijd is belangrijk, omdat er niet alleen iets moet komen aan de kant van de onderwijzer, maar ook van de andere kant, van de leerling: ‘zodra we dat van de andere kant willen beheersen, dan komt het niet meer van de andere kant’, vertelt Biesta. Iedereen begrijpt die boodschap, maar toch leven we in een ongeduldige tijd, waarin er veel van het onderwijs wordt gevraagd, veel verlangens op het onderwijs worden geprojecteerd en het onderwijs vervolgens moet presteren.

Pedagogiek, de plicht om weerstand te bieden
Onlangs herlas Gert Biesta het boek ‘Pedagogiek, de plicht om weerstand te bieden’ van de Franse pedagoog Philippe Meirieu. Eén van de mooie observaties die Meirieu doet volgens Biesta, is dat het onderwijs niet zozeer last heeft van allerlei verwachtingen, maar van onvolwassen (infantiele) verwachtingen vanuit de samenleving. Met name de verwachting dat onderwijs perfect kan worden als er meer geld in gestopt kan worden en dat onderwijs daarmee de vraagstukken die er op haar bord worden geworpen, kan oplossen. Denk aan thema’s zoals sociale cohesie, gelijke kansen, burgerschap en dergelijke. Biesta ziet dat beeldend voor zich: ‘Het onderwijs verschijnt daarin als de klusjesman/-vrouw van de samenleving’. Als de verwachtingen die op het onderwijs afkomen, vooral problemen van de samenleving zijn, dan wordt het de scholen erg moeilijk gemaakt (‘een school die gelijke kansen kan creëren, komt in de meeste gevallen een samenleving waar die gelijke kansen helemaal niet bestaan’).

Terugkeer van de volwassenheid
Het stoffige begrip van volwassenheid haalt Biesta weer uit de kast, omdat hij voelt dat er een noodzaak is erover te spreken. Dat doet hij wel met enige weifeling, want vaak gaat het debat over volwassenheid in het denken in termen van de uitkomst van een ontwikkelingsproces, dus als een ‘prestatie’ en een ‘bezit’. Dat klopt voor Biesta niet, want als hij naar veel mensen om zich heen kijkt (zichzelf incluis), dan voelt of ziet hij geenszins volwassen mensen. Daarom bekijkt hij volwassenheid graag op een andere manier, wat hij de existentiële benadering noemt: een manier van proberen-te-zijn. ‘Volwassen proberen te zijn is niet zomaar achter je verlangens aanlopen, maar je verlangens steer weer “in een perspectief” plaatsen: “Is wat ik verlang wat ik zou moeten verlangen?” “Gaan deze verlangens helpen bij goed leven en goed samenleven, op een planeet die niet aan al onze verlangens kan voldoen?”

Opvoedend handelen
‘Volwassenheid betekent dat je je iets wil laten gezeggen’, staat er op de eerstvolgende sheet van Biesta. Het thema is dus verbonden met gezag, iets waar we sinds ongeveer 1968 moeite mee hebben als Nederlanders (iedere cultuur heeft daar natuurlijk net een verhouding tot). Als er in deze termen gesproken wordt over volwassenheid, dan is het geen prestatie meer, maar een (zelfgekozen) irritatie (Die vervelende vraag ‘Ik verlang iets, maar zou ik dat moeten verlangen?’ met je meedragen). Biesta wil niet een moraliserende pedagogiek prediken en zeggen dat verlangens slecht zijn, maar elkaar aanzetten uit te zoeken welke verlangens helpen en welke verlangens in de weg zitten.

Bij dat uitzoeken en herschikken van de verlangens, komt de pedagogiek in beeld: in een ander mens het verlangen wekken om op een volwassen manier in de wereld te willen zijn. De Duitse pedagoog Dietrich Benner noemt het doel van opvoeden: ‘Auffordering zur Selbstättigkeit’. Hij bedoelt daarmee niet ‘wees jezelf’, maar ‘wees een zelf’.

The age of instant gratification
Het gemedieerd verlangen is niet alleen iets waar kinderen mee in aanraking komen, maar het ongeorganiseerd volgen van je verlangens is het principe van de moderne samenleving geworden, vat Biesta samen uit Meirieus boek. Meirieus woorden worden iets steviger uitgedrukt door de Amerikaanse auteur Paul Roberts in zijn boek The Impulse Society. Biesta kocht het boek in Engeland, waar het de prikkelende ondertitel ‘What is wrong with getting what we want’ heeft, maar de Amerikaanse uitgave is nog explicieter: ‘America in the age of instant gratification’.

Onmiddellijke bevrediging van behoeften wordt de rode draad in een impulssamenleving, en dat is natuurlijk precies het probleem. Roberts zet in zijn boek verlangens en behoeften (wants and needs) naast elkaar en ziet in de Amerikaanse economie ook dat in beiden wordt voorzien: dertig procent van wat er wordt geproduceerd hebben we echt nodig (eerste levensbehoeften) en zeventig procent is extra, luxe en overbodig (‘the things we fancy’). Dat creëert een probleem, het systeem is eigenlijk ‘te goed’ in het ons geven van wat we willen (verslaving en zwaarlijvigheid zijn daar een voorbeeld van). Het boek van Roberts is deel een kritiek op het economische systeem en de invloed die het economische denken op andere aspecten in ons leven is gaan spelen. Dat roept volgens Biesta op tot de vraag waar onze verlangens eigenlijk vandaan komen. Hij bedoelt daarmee dat sommige verlangens echt van jezelf zijn (van binnenuit komen) en dat anderen meer van buiten komen en je daar liever vanaf komt.

Opkomst van de verlangenseconomie
Hoe kan de economie blijven groeien? De geschiedenis laat zien dat om de economie te laten groeien, allereerst groei in de ruimte werd gezocht. ‘Het koloniale verleden van Nederland is daar een goed voorbeeld van: je gaat spullen halen, maar je gaat daar ook andere spullen verkopen. Die strategie werkt, tot op het moment dat we een global economy hebben. Als de hele wereld deel is geworden van die markt, dan kan die niet meer groeien’, is Biesta’s analyse. En dat werkt perverse tendensen in de hand. ‘Ik denk nog steeds dat dat de echte, achterliggende reden is dat NASA naar Mars wil, om te kijken of we daar nog spullen kunnen verkopen’, voegt de hoogleraar toe, met een knipoog natuurlijk.

‘Wat de economie vervolgens heeft gedaan om te groeien, is geld maken uit tijd. En dat is de logica van de effectenmarkt, waar zolang jouw computer nét iets sneller is dan de computer in een ander land, je uit dat tijdsverschil geld kunt maken. De meest recente financiële crisis is volgens mij het gevolg van het feit dat alle computers zo ongeveer even snel werden en er dus ook uit tijd geen geld meer gecreëerd kon worden’, verklaart Biesta. Je zou dus kunnen zeggen: “global capitalism is running out of space and out of time”.

Waar is dan nog de groei te vinden, als de ruimte en de tijd op zijn? De enige manier waarop nog groei kan plaatsvinden, is door nieuwe verlangens te creëren. Biesta’s favoriete voorbeeld is dat Apple geen mobiele telefoons verkoopt, maar het verlangen naar een nieuwe mobiele telefoon.  Auteur Paul Roberts zegt hierover: ‘bit by bit, the market place has moved inside the self’. De economie is dus niet alleen iets buiten onszelf, maar een deel van onze binnenwereld geworden. Roberts concludeert daarover: ‘only the bottomless appetites of the self can contain all the output of a capitalist economy which can never stop growing’.

Het nieuwe van de impuls samenleving
Niet dat we verlangens hebben, of dat die (soms) egoïstisch zijn is nieuw, maar dat de reflexen van individuen de reflexen van de hele samenleving zijn. In het verleden waren er instituties die hielpen om onze verlangens te temperen: ‘government, the media, and especially business – the very institions that once helped to temper the individual pursuit of quick, self-serving rewards, are themselves increasingly engaged in the same pursuit’, aldus Roberts. Het enige wat volgens Biesta ontbreekt in de analyse van de Amerikaanse auteur, is het onderwerp van onderwijs. Maar dat gat vult Biesta zelf vanavond. 

Waar zien we de impuls samenleving in het onderwijs?
Onderwijs moet niet goed genoeg zijn, maar excellent. Het spreken in termen van competitie (in plaats van samenwerking), heeft daar ook mee te maken: we willen nummer één zijn op de ranglijst. Denk ook aan het streven naar permanente verbetering, iedere dag moet beter. De vraag die moet worden gesteld (is dat wat jij wenst, wenselijk?) wordt niet gesteld, wat volgens Biesta leidt tot twee (schokkende) conclusies. Eén: de impuls samenleving heeft er geen belang bij dat we volwassen worden, die heeft er belang bij dat we onvolwassen blijven. Twee: die logica van de impulsen is in de instituties gekomen, waardoor deze instituties als plek waar op gezamenlijk niveau hieraan gewerkt kan worden, verloren is gegaan. Daarom spreekt Meirieu van de urgentie van de pedagogiek.

Meirieu wil de pedagogiek niet herintroduceren, omdat die het jammer vindt dat zijn vakgebied niet meer in schwung is, maar omdat de pedagogiek de traditie is die met deze vraag bezig is. Biesta heeft een passage uit Meirieus boek dat dit precies verwoord:

Welnu, het kind maakt altijd een fase door waarin het, gewend aan de eigen almacht, gelooft dat het alles en iedereen kan laten doen wat het wil. Of we dat nu ‘initieel narcisme’ of ‘infantiel egocentrisme’ noemen, we bedoelen er hetzelfde fenomeen mee: het kind, verwikkeld in zijn eigen verlangens, waarvan het nog niet weet hoe het deze kan benoemen of onderdeel kan maken van de ontmoeting met anderen, wordt verleid om tot handelen over te gaan. Het kan niet wachten en begrijpt niet dat zijn verlangens niet direct en systematisch vervuld kunnen worden.
De onderwijzer zal het kind geduldig moeten vergezellen op de weg van het leren uitstellen: hij zal het kind moeten leren om niet impulsief direct op alles te reageren met geweld of frustratie. Hij zal het kind moeten leren de tijd te nemen om zichzelf vragen te stellen, te anticiperen, te reflecteren, zijn impulsen te beheersen en zo zijn wilskracht op te bouwen.
Het is een zaak die nooit definitief beslecht is: het infantiele achtervolgt ons tot in de volwassenheid, en in elke fase van het leven blijft de verleiding groot om het Andere te verwoesten, om zich, al is het maar voor even, weer te kunnen installeren op de troon van de alleenheerser. Het lukt ons dan ook niet om in ons eentje uit de infantiliteit te komen: we moeten onderdeel worden van een sociale configuratie die betekenis geeft aan het wachten en ons in staat stelt om de beloftes van de toekomstige voldoening te ontwaren, met alle onvermijdelijke frustraties van dien. Dit is een zaak van de juiste praktijken en houding: kortom, een zaak van de pedagogiek.

Onvolwassen samenleving, onvolwassen school?
In de passage komt de urgentie van de pedagogiek helder naar voren. ‘Wat de huidige crisis veroorzaakt, is dat de hele sociale machinerie het kind helemaal geen handvatten biedt om zich van de infantiliteit te bevrijden’, stelt Meirieu. Biesta interpreteert dit als een teken dat het onderwijs zelf in bepaalde mate geïnfantiliseerd is, onvolwassen is. Het kind kan zichzelf niet aan die infantiliteit ontworstelen, maar heeft anderen daarvoor nodig. De uitdaging voor het onderwijs is dus of het tijd kan en wil vrijmaken voor de pedagogiek (voor het ontmoeten, werken en het in verhouding komt tot onze verlangens). Dat vraagt natuurlijk ook iets van de samenleving: dat deze tijd vrijmaakt voor het onderwijs. En dan brengt Biesta zijn stokpaardje in: er schuilt gevaar in school alleen te definiëren in termen van leren (of leeromgeving). Biesta verwoordt school liever zo: ‘de tijd die de samenleving vrijmaakt voor de nieuwe generatie om de wereld te ontmoeting en zichzelf in relatie tot die wereld te ontmoeten’. Met andere woorden: een oefenplaats voor volwassenheid. Het gaat wat hem betreft niet om welke school de samenleving nodig heeft, maar om wat voor samenleving de school nodig om school te kunnen zijn.

Lees hier verder in Deel II

Kijk hier de hele avond terug. 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief