Als je alles afpelt: Hans Boutellier over samenleven in ‘het nieuwe westen’ en de kernfunctie van het onderwijs
3 juli 2023
Hoe kunnen we met de liberale democratische rechtstaat als basis en vanuit wederkerigheid tot samenwerking en vertrouwen komen? Wat betekent dit voor de kernfunctie van het onderwijs, de professionaliteit van de leerkracht en de school als community? Hans Boutellier is de eerste spreker van de nieuwe reeks NIVOZ-onderwijsavonden. In zijn lezing op woensdag 27 september in Driebergen - getiteld ‘Na de ontzuiling, op zoek naar nieuwe waarden’ - zal hij ingaan op de grote veranderingen in onze samenleving en de zoektocht naar een gedeelde basis voor ‘het nieuwe westen’. Leone de Voogd (host van de avond) sprak hem tevoren.
Wat is je eerste associatie met ons jaarthema ‘Vertrouwen als kernwaarde voor de samenleving van morgen’?
‘Vertrouwen is voor mij erg gekoppeld aan zekerheid. Bestaanszekerheid, maar ook de zekerheid dat iets gaat gebeuren of dat iemand niet opeens iets heel raars doet. De literatuur maakt onderscheid tussen institutioneel vertrouwen, dus in de samenleving, organisaties en instituties, en persoonlijk vertrouwen, in andere mensen.’
Ik kan me voorstellen dat je van instituties een bepaalde zekerheid verwacht, maar je kunt toch nooit zekerheid hebben over het gedrag van de ander?
‘Nee, dat klopt, maar ik denk wel dat men behoefte heeft aan een soort vanzelfsprekende laag in de omgang. Zoals wij hier nu zitten, met bepaalde condities of codes waarbinnen het gesprek plaatsvindt. Dat heeft te maken met voorspelbaarheid. Naarmate een samenleving meer gefragmenteerd raakt, of minder samenhang vertoont, is er minder zekerheid en dus ook minder vertrouwen.‘
Het ontbreekt ons aan een collectief verhaal of een collectieve verbeelding, stel je ook in je boek ‘Het nieuwe westen’, terwijl dat misschien juist zo nodig is voor collectief vertrouwen?
‘Ja, ik denk dat veel van de vraagstukken van vandaag terug te voeren zijn op de verandering van een levensbeschouwelijk of ideologisch georganiseerde samenleving naar een identitaire samenleving. In de verzuilde samenleving waren jong en oud, massa en elite verbonden in een zuil. Een groter verhaal levert eigenlijk een soort totaalpakket van een mensbeeld en maatschappijvisie. Als zich een nieuwe ontwikkeling aandiende, keek je wat de elite van jouw zuil vond en voegde je je daarnaar. Dat is helemaal weg en dat is zo makkelijk niet. De verzuilde samenleving was beklemmend, maar de identitaire samenleving roept de vraag op wat de grotere kaders zijn waarbinnen we elkaar nog verstaan. Welke zekerheid kunnen we veronderstellen ten opzichte van elkaar en de instituties?’
Onze behoefte aan zekerheid en voorspelbaarheid heeft ook een keerzijde. We zien steeds meer wantrouwen en controledrift.
‘Goed dat je dat aansnijdt. Op het moment dat zekerheden verdwijnen, is de reflex een soort overdrive in controle. Dan zie je een toenemend wantrouwen en ook een systeem dat onwaarschijnlijk verbureaucratiseerd en geprotocolleerd raakt, waardoor de vanzelfsprekende en benodigde rek op basis van vertrouwen er nog meer uit gaat. Je ziet nu een samenleving waar overheden en organisaties een wantrouwende houding hebben naar mensen en omgekeerd.’
Is vertrouwen dan een soort noodzaak, of eerder een ideaal?
‘Ik vind dat je bij dit type termen, zoals vertrouwen en sociale cohesie, altijd een beetje moet uitkijken dat je niet te zoetsappig wordt. Mensen zijn onwaarschijnlijk ingewikkelde wezens hè? We zitten zo raar in elkaar, met allerlei weeffouten. Mensen zijn heel leuk, maar voor een belangrijk deel vaak helemaal niet leuk. Vertrouwen is naar mijn idee een aspect van hoe we ons tot elkaar moeten verhouden, maar het is nooit het enige. In samenwerkingsverbanden is een soort controle-element toch ook van belang. Dat je elkaar kunt aanspreken en dat er een soort convenant of protocol is waar je op terug kunt grijpen.’
Op zoek naar de kaders waar we samen op terug kunnen vallen, kom je onder meer uit bij de liberale democratische rechtstaat. Wat betekent dat als gedeeld verhaal?
‘Het is eigenlijk een soort eerste conditie voor hoe je kunt samenleven. Het westen staat op alle mogelijke manieren met de rug tegen de muur en moet op de knieën, voor z'n koloniale verleden en alle uitbuitingen en verschrikkelijke wreedheden die er zijn begaan. Maar ik voeg daaraan toe: teneinde overeind te blijven. Want tegelijkertijd is er een model ontwikkeld dat naar mijn idee cultureel en historisch gesproken uniek is. Het overeind houden van de democratische rechtstaat vind ik ontzettend belangrijk. Het is het geloof dat ook andere geloven mogelijk maakt.’
Waarbij het zich wel waar moet maken, zo stel je in je boek. Nu voelt niet iedereen zich erkend en gehoord en werken de instituties niet voor iedereen even goed, zoals we ook in het onderwijs terugzien. Misschien wel mede daardoor gelooft niet iedereen in de democratisch rechtsstaat. Hoe ga je daar dan mee om?
‘Als je je verzet tegen de democratische rechtstaat, brengt dat een grens met zich mee. Als je het hebt over polarisatie, maak ik een onderscheid tussen inclusieve en exclusieve identiteitspolitiek. Het maakt verschil of je bezig bent met het versterken van inclusie (zoals Black Lives Matter), of dat je aan het excluderen bent en mensen eigenlijk niet accepteert (zoals anti-islambeweging Pegida). Dus als mensen zeggen dat alleen hun geloof telt, brengt dat een grens met zich mee. Je hebt dan een legitiem conflict vanuit de principes van de rechtsstaat. Je kunt beargumenteren dat je bereid bent elk geloof te accepteren, maar niet onder de conditie dat andere geloven dan niet kunnen bestaan.’
Wederkerigheid in het onderwijs kan betekenen dat scholen proberen het beste onderwijs te geven dat mogelijk is, en dan vragen “Kunt ú dan zorgen dat uw kind uitgerust op school komt, dat u helpt met huiswerk? En als dat niet lukt, helpen wij u weer.”’
Een andere conditie voor samenleven noem je ‘wederkerigheid’. Je beschrijft dit begrip als een vrij zakelijke transactie. Dat spreekt niet echt tot de verbeelding toch?
‘Nee, dat klopt, maar het gaat uiteindelijk wel om het creëren van een relatie. Alleen ligt er een soort feitelijkheid aan die relatie ten grondslag, zodat je niet blijft hangen in een vage goedwillende sfeer of alleen een moreel appel. Interacties en vertrouwen komen voort uit een proces van geven, ontvangen, teruggeven en doorgeven. In onze tijd is dat vooral nog zichtbaar in de vorm van economische transacties, maar eigenlijk ligt die wederkerigheid ten grondslag aan elk soort samenleving. We betalen belasting omdat we daar heel veel voor terugkrijgen. We voegen ons naar de rechtsorde omdat de rechtstaat ons beschermt. Áls het goed werkt dus ... Wederkerigheid in het onderwijs kan betekenen dat scholen proberen het beste onderwijs te geven dat mogelijk is, en dan vragen “Kunt ú dan zorgen dat uw kind uitgerust op school komt, dat u helpt met huiswerk? En als dat niet lukt, helpen wij u weer.”’
Hoe ga je dan om met ouders die het onderwijs misschien helemaal niet het beste vinden, of niet in staat zijn dit soort dingen ‘terug te geven’?
‘Ja, dat is ingewikkeld, je lost met dat denken in wederkerigheid niet zomaar praktijkproblemen op. Maar ik denk dat je school zo wel beter in termen van een community kunt zien en dus groter kijkt naar wat verschillende relaties kunnen zijn. Niet alleen tussen leerkracht en kind, maar ook met ouders en de omgeving.’
Als je alles afpelt, is de bescherming van een kind en kinderen in positie brengen om een nieuwe toekomst te creëren wel echt een hele fundamentele morele opdracht voor volwassenen en voor een samenleving
Hoe zie je die relatie onderwijs-samenleving in termen van wederkerigheid dan?
‘Onderwijs is natuurlijk een van de substantiële constituerende instituties in de samenleving. Onderwijs houdt per definitie de belofte in van iets nieuws, op basis van wat er is. Het is steeds moeilijker geworden om te bepalen waar we met z'n allen in geloven, maar als je alles afpelt, is de bescherming van een kind en kinderen in positie brengen om een nieuwe toekomst te creëren wel echt een hele fundamentele morele opdracht voor volwassenen en voor een samenleving. Dat is misschien wel een van de weinige morele opdrachten die je nog vrij hard kunt formuleren.
Wat ook vrij fundamenteel werkzaam blijft, is de richting, de moraliteit die in een praktijk besloten ligt. Elke praktijk kent in principe een immanente betekenis die richting geeft aan het handelen. Als je schaakt, kun je eigenlijk niet heel veel anders doen dan zo goed mogelijk proberen te schaken, gegeven de conditie van de praktijk ‘schaken’. Dat geldt eigenlijk ook voor het onderwijs, of voor de zorg of voor de politie, zij hebben allemaal hun kernfunctie.’
Wat zou dan die kernfunctie van het onderwijs zijn?
‘Ik ben geen specialist en ga niet claimen dat ik de kernfunctie voor het onderwijs kan formuleren, maar ik vind wel dat je daarover het gesprek moet voeren: als je alles afpelt, waar zijn we dan voor? Voor mij ligt die kernfunctie toch wel in het in staat stellen om een toekomst te maken op basis van datgene dat je overdraagt aan kennis, normen en waarden. Overdracht is in onderwijs natuurlijk een beetje een ouderwets woord, maar ik vind het eigenlijk heel cruciaal. Je draagt over van de ene persoon op de ander en van de ene generatie op de ander. Niet als einde oefening, maar als startpunt. Het is kinderen in staat stellen om de huidige wereld te begrijpen en daar een relatie mee aan te gaan om vervolgens ook hun eigen ontplooiing en emancipatie te kunnen realiseren.’
Uiteindelijk gaat het om die primaire relatie van overdracht of ontplooiing, of hoe je het ook noemen wilt, die relatie tussen de ene mens en de andere
Kan het onderwijs ook bijdragen aan het geloof in de democratisch rechtsstaat?
‘Dat vind ik lastig, want ik zie een risico dat dit type problemen in de samenleving, zoals polarisatie of gebrek aan vertrouwen, op de schouders van de individuele leerkracht gaat rusten. Uiteindelijk gaat het om die primaire relatie van overdracht of ontplooiing, of hoe je het ook noemen wilt, die relatie tussen de ene mens en de andere. Als die goed is, is de vraag naar vertrouwen in feite gedekt. Met een goed begrip van wat er in die kwetsbare relatie in het klaslokaal wordt gerealiseerd, moet je daaraan als onderwijsorganisatie ruggensteun bieden.’
Betekent dat ook dat er meer vertrouwen moet zijn in de leerkracht?
‘[…] Ik heb hierover tegelijk twee gedachten. De kernfunctie van het onderwijs voelt eigenlijk elke professional: hij of zij weet waarom hij of zij daar eigenlijk staat. Ik vind het belangrijk dat er veel gevoel is voor die professionaliteit, omdat de leerkracht vaak het beste aanvoelt wat de immanente betekenis is en hoe die zich concretiseert in die specifieke klassensituatie of schoolsituatie. Maar je moet de professional ook weer niet heilig verklaren. In die professionaliteit is er wel degelijk steun nodig en het helpen richting te vinden. Daarom vind ik die notie van de school als community ook zo belangrijk. Ik heb in onderzoek naar het jeugdbeleid in Arnhem bijvoorbeeld echt heel goede vormen gezien van nauw aan scholen gekoppeld jongerenwerk. De vraag is hoe je de samenwerking georganiseerd krijgt in een netwerksamenleving die niet meer in zuilen georganiseerd is. Dat is een verhaal over veerkracht.’
Ja, want ‘we moeten door’ stel je ook als conditie van ons samenleven. Waar haal je daarvoor de hoop of het vertrouwen vandaan, binnen een toch wat sombere diagnose van de samenleving?
‘Ik open mijn boek inderdaad een beetje somber. Nooit eerder in mijn leven heb ik het gevoel gehad dat het mis kan gaan met onze samenleving, en dat is wel veranderd. Desalniettemin probeer ik door te redeneren naar een uitweg en daarom heb ik het ook over een diagnose: die is in principe gericht op een therapie. Ik kan me voorstellen dat we op een gegeven moment in een situatie verzeild raken, met al die crises die op elkaar ingrijpen, die ons dwingt tot een tegenbeweging. Kwame Anthony Appiah analyseert in The Honor Code drie morele omslagen in de geschiedenis die eigenlijk onomkeerbaar zijn: de afschaffing van het duel, van het inbinden van vrouwenvoeten in China, en van de slavernij. Zo'n omslag gaat natuurlijk heel geleidelijk, maar op een gegeven moment zit daar echt een kantelpunt in – dan kun je niet meer terug: de koers is verlegd. Er is een boek met de titel ‘Ooit aten we dieren’, dat is dat idee. Dat je omslaat naar een houding van ‘hoe is het in vredesnaam mogelijk dat dit bestond, dat we slaven hadden, dat we dieren aten’. Dat soort kantelingen ligt in menselijke voortuitgang besloten.’
En dat is hoopvol.
‘Dat is wel hoopvol ja.’
===
Erbij zijn?
Kaarten voor de onderwijsavond met Hans Boutellier op 27 september zijn te koop via deze link.
Reacties