'Ze viel direct op: Anne. Een achterstand bij het leren, maar een voorloper in overleven'
4 juni 2015
Anne zou de grootste uitdaging worden van het jaar. Direct oogcontact was te bedreigend voor haar en de andere kinderen konden niet te dichtbij komen. Martine Huurman vertelt hoe zij stap voor stap werkte aan het contact met Anne, totdat er een kanteling zichtbaar was. Haar blog: 'Anne zoekt steun.'
Ze viel direct op. Anne.
Groot, lange bos haren in een staart. Een zachte gezichtsuitstraling als ze dacht dat niemand keek.
Anne zou de grootste uitdaging worden van het jaar. Misschien wel in jaren. Een echte meid, 11 jaar, in een middenbouwgroep. Haar schoolverloop kenmerkte zich door afwezigheid. Af en toe een dag, maar vaker kwam ze meerdere dagen, soms weken niet naar school. Daarom had ze een grote leerachterstand opgedaan. Althans, op het gebied van rekenen, taal en spelling.
Op een ander gebied had Anne al veel geleerd. Meer dan andere kinderen ooit zullen leren. Dingen die kinderen niet zouden moéten leren; overleven.
Anne verloor haar vader als gevolg van een criminele afrekening. De moeder van Anne zat in de gevangenis. Anne bezocht haar eens in de zoveel tijd. Anne woonde overal en nergens. Haar basis lag bij een familielid. Zelf vaak onderweg en op pad.
Wie lette op Anne? Ze was lastig bereikbaar voor jeugdzorg, die desondanks haar best bleef doen om het meisje te ondersteunen. Ondertussen lette Anne vooral op zichzelf.
De eerste schooldag miste ze eigenlijk nooit. De eerste week wilde ze meestal ook nog wel komen. En daardoor ontstond een kans. Een kans voor ons om Anne bij ons te houden. Een kans voor Anne om een plek te krijgen waar ze kind mocht zijn. Maar hoe pak je zoiets aan? Dat staat niet in een boek.
We besloten in ons lerarenteam op ons gevoel te vertrouwen. Te bouwen op de ervaring die we hadden opgedaan met kinderen en overlevingsmechanismen. En zo hebben we geprobeerd om een veilige afstand te creëren tussen onszelf en Anne. Dat vereiste observeren. Het letten op signalen die ze afgaf.
Als eerste bleek dat direct oogcontact te bedreigend voor haar was. Met een blik kon je haar van je vandaan drijven. Soms draaide ze zich letterlijk van je vandaan. Ook het direct aanspreken of vragen stellen was te bedreigend. Daarom lieten we Anne de eerste dagen met rust.
Haar schriften en werk werden uitgedeeld. Haar naam werd genoemd zonder directe boodschap. Bijvoorbeeld: 'Het groepje van Anne mag opruimen.' Op die manier maakten we haar duidelijk dat ze erbij hoorde. Ze werd zoveel mogelijk op een indirecte manier aangesproken.
Belangrijke momenten waren die, waarop ze last had van andere kinderen. Anne duldde kinderen niet te dicht bij haar in de buurt.
Juist op die momenten namen we haar in bescherming, door te zeggen: 'Wil je daarmee stoppen? Dat is niet prettig voor Anne.'
Iedere volgende dag waren we blij verrast. Anne bleef terugkomen. Net als de andere kinderen leverde ze netjes haar schriften in. Ze luisterde als er opdrachten gegeven werden. Kortom, ze draaide mee met de groep. Er was echter geen sprake van contact.
Ze deed ons denken aan een schuw hertje. Ze hield alles in de gaten. Soms kwam ze dichterbij uit nieuwsgierigheid. Maar… als je te snel je hand naar haar uit stak, draaide ze zich om en was je haar kwijt.
Toen kwam het moment, waarna alles anders werd. Tijdens een rekenles kwam Anne aan het bureau staan. Ze legde haar schrift neer. 'Ik snap het niet.' En toen gebeurde het: tijdens de uitleg begon ze tegen me aan te leunen. Eerst subtiel. Ik reageerde er niet op. Liet het gebeuren. En toen leunde Anne sterk tegen me aan. Gedurende de hele uitleg bleef ze zo staan. Een moment om niet meer te vergeten. Daarna ging ze weer zitten. We hebben elkaar niet aangekeken.
De indruk die het op me maakte was groot. Dit was een eerste aanzet tot contact. Anne zocht op dat moment letterlijk steun.
Ook de dagen erna werden er kleine stapjes gemaakt. Anne kwam steeds vaker bij ons staan. Er was contact, hoe kort of klein ook. Stapje voor stapje kwamen we dichter bij elkaar. Altijd weer de afstand inschattend die veilig leek. Steeds vaker met onderling oogcontact. Af en toe een praatje. Op het plein vond ze het fijn om gewoon lekker erbij te zitten.
Uiteindelijk hebben we Anne dat schooljaar bij ons op school kunnen houden. Ze kende momenten waarop ze kind mocht zijn. Daar schrok ze zelf soms van. Hartjes tekenen, knutselen met de meiden uit de klas, achter elkaar aan rennen op het plein. Het waren nieuwe ervaringen voor haar. Schoolwerk pasten we aan haar niveau aan. Succeservaringen stonden centraal. Ze kon amper rekenen tot twintig. Anne ging oefenen met opdrachten waar ze in haar dagelijkse leven op terug kon vallen, zoals klokkijken.
Basisvoorwaarden als veiligheid en relatie zijn in dit verhaal volgens mij de sleutel tot contact. Het vraagt tijd en vertrouwen en vooral veel geduld om kinderen als Anne te laten ‘leren’. ‘Leren vertrouwen’ is voor deze kinderen denk ik de belangrijkste les. En tegelijkertijd de moeilijkste. Daar is geen toets voor, alhoewel... die toets is ‘het leven’.
Drs. Martine Huurman is leerkracht geweest, locatiedirecteur, intern begeleider en behandelcoördinator in het speciaal onderwijs voor kinderen met (ernstige) gedragsproblemen. Ze werkt nu vanuit haar eigen organisatie Streep.
Reacties