Zaadje, eitje, prima. Maar... waar was ík voor mijn geboorte?
18 juli 2022
Jaja, dat wat Ramon uitlegt over zaadjes en eitjes, dat heeft Joy ook opgestoken van de lentekriebellessen van hun juf. Maar toch beantwoordt dat niet haar vraag: ze voelt zich overweldigd door een onmetelijk diep besef dat ze er ooit niet was. En dat dat ‘niet-zijn’ nu ‘Joy’ geworden is.
“Ik vind het eigenlijk heel gek dat ik er ben, want vroeger was ik er niet, heel lang geleden. En dan vraag ik me af: waar was ik dan voor ik geboren werd?” Heel even is de kring van elfjarigen stil. Iedereen, behalve Ramon. Die weet daar wel een antwoord op: “Bij je moeder en bij je vader. Want je weet toch wel hoe kinderen gemaakt worden? Je vader gaat bij je moeder liggen, het eitje en het zaadje komen bij elkaar. Dan komt er een embryo in de buik van je moeder en die embryo gaat groeien en wordt groter en groter. En als de baby groot genoeg is, wordt die geboren. En die baby is dan Joy, jij dus.”
Joy reageert geïrriteerd dat ze heus wel weet hoe kinderen geboren worden, maar dat ze het wel heel gek vindt dat zij Joy is. Ze had er ook niet kunnen zijn, als haar vader en moeder niet verliefd op elkaar waren geworden. Haroon is het met Ramon eens dat het helemaal geen mysterie is waar kinderen vandaan komen. De wetenschap heeft dat al lang uitgezocht en de juf heeft in de biologieles tijdens de week van de lentekriebels precies laten zien hoe dat eruitziet. Mysterie opgelost dus.
Zoë schiet haar vriendin te hulp. “De wetenschap kan dat wel allemaal onderzoeken, maar dat zijn alleen maar theorieën. En misschien dat al die theorieën wel kloppen, maar waar was Joy dan voordat haar papa en mama waren geboren?” Ook daar heeft Ramon wel een antwoord op: “Bij de opa’s en oma’s natuurlijk.” Haroon begint een beetje te twijfelen aan het definitieve antwoord dat hij net gaf. Want tsja, zo kun je wel doorgaan tot het oneindige, tot Adam en Eva. En wat was er dan voor Adam en Eva?
Deze vraag, waar was je voor je geboorte is zo’n typische filosofische vraag die voortkomt uit de verwondering over iets dat heel erg vanzelfsprekend lijkt. De Griekse filosoof Aristoteles wees er al op in zijn Metafysica dat door de verwondering mensen begonnen te filosoferen. In de eerste plaats over voor de hand liggende vragen over leven en dood, maar geleidelijk aan ook over de veranderingen van de zon en de maan, over de sterren en over het ontstaan van het universum. En filosofen zijn net als kleine kinderen die voor het eerst willekeurige lijnen krabbelen op een stuk papier met hun potlood en dan een volwassene vragen ‘wat is dit?’, aldus Ludwig Wittgenstein, een Britse filosoof van Oostenrijkse geboorte en een generatiegenoot van Peter Petersen.
Die verbijstering over het gegeven waar Joy dag in dag uit gedachteloos mee rondloopt, namelijk dat je er bent en hoe dat nou toch komt, geeft al aan dat er een filosoof in haar schuilt. De vraag die voortvloeit uit die diepe verbazing is nog niet beantwoord en wordt misschien ook wel nooit beantwoord. En tegelijkertijd kan die vraag Joy stimuleren om later de wetenschap in te gaan, op zoek naar de ontrafeling van het probleem.
Ramon vindt nog steeds dat er niets geheimzinnigs is aan het feit dat Joy er is. Daar heeft de biologie een prima antwoord op gevonden en die rationeel-analytische verklaring is genoeg voor hem. Haroon vindt dat eigenlijk ook wel, maar denkt ook dat er meer is dan alleen maar een zaadje en eitje die toevallig samenkomen. Want het is toch ook wel heel gek dat hij Haroon is en dat hij er ooit niet was. En later zal hij er ook niet meer zijn. Daar kan hij zich helemaal niets bij voorstellen.
Maaike Merckens-Bekkers (WonderWhy) verzorgt trainingen, schrijft lesmateriaal, maakt podcasts (Filosoofje), begeleidt scholen en nog veel meer om het filosoferen op grote schaal toegankelijk te maken voor het onderwijs. Meer op www.wonderwhy.nl
Dit artikel is overgenomen uit het julinummer ‘Thema: Verwondering' van Mensenkinderen, met toestemming van de NJPV.
Reacties