Work in progress. Wat zijn de vragen die de primaire 'onderwijsbehoefte' onder deze omstandigheden overstijgen?
1 april 2020
In hoeverre lukt het om via afstandonderwijs 'aandachtig betrokken' bij leerlingen te zijn? Uit recent door Lisette Bastiaansen en Ton Bruining uitgevoerd onderzoek onder leraren was er een eerste duiding van de bevindingen in een NIVOZ-podcast, waarna Lisette vervolgens opnieuw in de pen kroop. Om stil te staan bij belangrijke vragen die de primaire ‘onderwijsbehoefte’ – gericht op het aanbieden van lesstof en de voortgang van onderwijs als kwalificatieproces – overstijgen. Work in progress.
- Lukt het om zo de leerling te ontmoeten?
- Kunnen we zo de leerling zien?
- Waar gaat de aandacht naar uit?
- Welke plek geven we de techniek?
- Wat is de bedoeling van onderwijs?
Inmiddels een paar weken onderweg zijnde in de nieuwe digitale onderwijssetting, lijkt de onderwijsmachine haast weer als vanouds op volle toeren te draaien. Leraren die de omslag niet leken te kunnen krijgen de techniek in de vingers, leerlingen die digitaal onvindbaar leken, komen langzaam terug in beeld. Digitale onderwijsvormen worden volop uitgeprobeerd en didactische vragen worden hardop gesteld. En ondertussen is het ‘work in progress’.
Toch zou ik er voor willen pleiten om nu, nadat de eerste Corona golf over ons heen is gekomen, even stil te staan. Stil te staan bij belangrijke vragen die de primaire ‘onderwijsbehoefte’ – gericht op het aanbieden van lesstof en de voortgang van onderwijs als kwalificatieproces – overstijgen. Uit recent door ons uitgevoerd onderzoek onder leraren met betrekking tot de vraag hoe en of het lukt om via afstandonderwijs aandachtig betrokken bij leerlingen te zijn, komen deze kwesties naar boven.
Lukt het om zo de leerling te ontmoeten?
Zo is het allereerst de vraag of het via digitale weg wel mogelijk is om leerlingen ‘werkelijk’ te ontmoeten. Vraagt ontmoeten niet om fysieke aanwezigheid, waarbij lijf en leden meedoen, in plaats van ‘alleen maar’ oog en oor? Kunnen leraar en leerling elkaar eigenlijk op afstand wel ‘zien’? of hebben we daar ál onze zintuigen bij nodig? Merleau Ponty zou betogen van wel, al is het alleen al omdat we ‘de ander’ primair fysiek gewaarworden.
Kunnen we zo de leerling zien?
Daar op voortbordurend zou je kunnen stellen dat een online-onderwijsrelatie zich misschien te snel richt op het cognitieve, al is het alleen al omdat zaken als emoties en gevoel zich lang niet altijd via een scherm laten zien. Missen we dan zo niet essentiële informatie waar het gaat om het (leren) kennen van de leerling als mens? Is die extra informatie niet precies wat nodig is om de leerling in welk leerproces dan ook verder te laten komen? Of is dit ‘oud denken’, en past digitaal contact precies bij onze nieuwe manier van samen-zijn?
Waar gaat de aandacht naar uit?
En waar gaat in zo’n online-crisis-onderwijs-situatie je aandacht als leraar eigenlijk naar uit? Naast te maken keuzes tussen digitaal aandacht bieden aan je leerlingen en het op de rit houden van je eigen Corona-driven leven speelt hier ook de permanente afweging tussen lesstof aanreiken en/of een luisterend oor bieden een rol. Hoe deze afweging te maken? Wetend dat prestatielijstjes en overgangsnormen her en der nog steeds in de nek hijgen, en tegelijkertijd ervarend dat er ook iets ‘anders’ nodig is. Waar en hoe vind je de balans tussen ‘vooruitgaan’ en ‘stilstaan’ en wat is nu, in deze tijd waarin existentiële vragen zich bij ieder van ons voordoen, wenselijk?
Welke plek geven we de techniek?
Vele leraren zijn ongetwijfeld in staat om met verve tussen bovenstaande dilemma’s te balanceren. En toch zijn we er dan nog niet. Want op een meer abstract niveau roept bijvoorbeeld de techniek een ook aantal vragen op. Die ‘upcoming’ positie van het afstandsonderwijs biedt technisch gezien, zo stelt een aantal leraren, zowel kansen als bedreigingen. Het kan onderwijs enerzijds interessanter en interactiever maken, maar het is tegelijkertijd een bedreiging daar waar het digitale systeem ‘de norm’ wordt. Moet die techniek eigenlijk wel zo centraal staan? Of is het belangrijk om áchter die techniek te blijven denken en te kijken. En als er moet worden voortgeborduurd op wat er inmiddels in allerijl digitaal is opgetuigd, hoe zorgen we dan zo goed mogelijk voor een evenwicht, op die manier voorkómend dat de ontmoeting buiten beeld raakt en de leerling in een digitale mal verdwijnt?
Wat is de bedoeling van onderwijs?
En dan hebben we het nog niet gehad over de vraag of onderwijs ná deze Corona crisis ooit nog op dezelfde leest geschoeid zou kunnen en of moeten zijn. Wetende dat wij volwassenen, allemaal samen, vanuit onze reislust, ons consumentengedrag en onze fixatie op economische groei de wereld mede hebben uitgeput, kan je je afvragen of wij wel zo’n goed voorbeeld zijn voor de kinderen van nu, de volwassenen van de toekomst. Is het niet zo dat wij als onderwijs dan straks, als het allemaal voorbij is, meer ruimte zouden moeten maken om kinderen te leren hún wereld in te richten, die anders mag zijn dan hoe wij hem tot nu toe hebben gemaakt en gekend?
Vragen omtrent onderwijs, en daarbinnen de ontmoeting met leerlingen, die tijd behoeven. Tijd om stil te staan en te beschouwen. Tijd om in opnieuw in contact te komen met de vraag ook waar we het binnen onderwijs uitéindelijk voor doen. Tijd om naast maatschappelijke verwarring en angst ruimte te kunnen maken voor vertrouwen en hoop. Want dat is wat leerlingen in deze onzekere tijd boven alles nodig hebben. Vertrouwen dat het goed komt, en dat zij, na ons, de kans krijgen om als de volwassenen van de toekomst, de wereld op hún manier vorm te geven.
Lisette Bastiaansen doet onder leiding van Gert Biesta promotieonderzoek naar pedagogische dimensies van onderwijs en is als docent/begeleider verbonden aan de Masteropleiding Pedagogiek van de HAN. Haar onderzoeksthema is ‘de pedagogische betekenis van aandachtige betrokkenheid in de relatie leraar-leerling’. Samen met collega onderzoeker Ton Bruining deed ze een klein onderzoekje onder 25 leraren en leidinggevenden naar of/hoe het leraren lukt om ten tijde van Corona aandachtig betrokken te zijn bij leerlingen.
Reacties
Maria Schuitemaker
Met meer dan twintig jaar ervaring in het regulier onderwijs en een jaar of vier in het sociocratisch onderwijs kan ik met een gerust hart zeggen dat kinderen geen onderwijsbehoefte hebben, volwassenen vaak wel. Dat wil zeggen: kinderen hebben absoluut een leerbehoefte, het is iets wat ze van nature voortdurend doen. Volwassenen hebben echter voortdurend de neiging om zich ermee te bemoeien. In het sociocratisch ´onderwijs´ heb ik geleerd vele stappen terug te doen. De kinderen, wanneer ze met wat ondersteuning hun eigen leerbehoefte helder hebben, te laten doen - of ogenschijnlijk niet-doen. En dan beginnen wat in het reguliere onderwijs wonderen genoemd zouden worden, maar wat binnen het democratisch en sociocratisch onderwijs gewoon de orde van de dag is. Kinderen en jongeren leren als dollen, maken zich materie eigen waar de volwassenen nog niet eens van kunnen dromen, bouwen, vormen, creëren... Vaak genoeg kwam het voor dat leerlingen, wanneer ouders ze kwamen ophalen aan het eind van de dag, die ouders adviseerden om eerst nog maar even thee te gaan drinken, ´want ik moet nog even dit of dat doen´! Misschien wordt het tijd om het in principe nog 19e eeuwse denken met betrekking tot leren en onderwijzen los te laten. Te erkennen dat er vakgebieden zijn buiten het onderwijs die geweldige bijdragen kunnen leveren, zoals sociologie, psychologie en neurologie. En te kijken naar hoe democratische scholen en thuisonderwijs werken. Daar valt heel veel te leren.... Maar laat die onderwijsbehoefte maar zitten, niemand heeft hem nodig.
Lex Hupe
Kinderen leren hun wereld in te richten? Een meisje richt een poppenhuis in. Een jongen bouwt een boomhut. Zijn we als volwassenen niet een beetje te beperkt bezig als we denken daat WIJ hen moeten leren hoie ze hun wereld in moeten richten? Ik zou het omkeren: laten we de kinderen voorel begeleiden bij het inrichten van hun wereld. En laten we daarbij leren van hen in plaats van omgekeerd.
Lex Hupe
Bijzonder toch. Ook al gedacht aan hetzelfde onderzoek, maar dan vanuit leerlingen? Voelt de leerling zich uitgenodigd, verbonden, gezien? Die antwoorden krijg je toch echt alleen maar als je het ze zelf vraagt. Een ouder zegt: "Kinderen hebben geen onderwijsbeheofte, wel behoefte om te leren."