Whole Community en het oefenen in onmacht: ‘Formulieren kunnen het gewicht van een kind niet dragen, mensen wel.’
19 december 2024
‘It takes a village to raise a child’ wordt wel eens gezegd. Hoe krijgt dat vorm anno 2024? ‘Als we met elkaar samen om onze kinderen en leraren heen willen staan, zullen we moeten oefenen met het dragen van onmacht,' zegt Saar Frieling, verbonden aan het programma Breedvormend Onderwijs via de Hogeschool Leiden. ‘Zolang we dat niet doen, belasten we onze docenten en kinderen. Waar warmte is, is troost. Formulieren kunnen het gewicht van een kind niet houden. Mensen wel, zeker als we daarin een ‘village’ vormen.’
Soms spreek ik vanuit ons onderzoek met schoolbestuurders van een grote stedelijke scholengemeenschap. Daar hoor ik hoe het inmiddels dagelijks werk is geworden om met ingrijpende ervaringen te dealen. Een conflict, een incident waarvoor de politie gebeld moet worden, een instantie die een situatie verkeerd inschat, een begrafenis… Dat raakt, maar het blijft ook gewoon werk wat gedaan moet worden. Lang niet alles lukt, maar dat wat wél lukt, maakt verschil. Voor een kind, voor een gezin,\ of voor de school. En dus is het mooi werk om te doen.
Het raakt me telkens weer als ik die verhalen hoor binnen het onderzoeksprogramma Breedvormend Onderwijs. Ik wilde weten welke plek zorg inneemt binnen breedvormend onderwijs. En wat gebeurt er op de plekken waar succesvol omgegaan wordt met deze dagelijkse zorg? Ik begon een relatie te zien tussen Whole Child, Whole Teacher & Whole Community.
Als je als school wekelijks te maken hebt met de gemeente, jeugdzorg, politie, leerplichtambtenaren en allerlei andere instanties, hoe is dat werk dan ingebed in het grotere geheel, de stad, de samenleving? ‘It takes a village to raise a child’ wordt wel eens gezegd. Hoe krijgt dat vorm anno 2024?
Als je als school wekelijks te maken hebt met de gemeente, jeugdzorg, politie, leerplichtambtenaren en allerlei andere instanties, hoe is dat werk dan ingebed in het grotere geheel, de stad, de samenleving?
Sommige bestuurders zijn gemaakt voor deze functie. Ze werken vanuit de voortstuwende ambitie dat jongeren, ook de moeilijke en de beschadigde, een plek mogen vinden als leerling tussen andere leerlingen. Of, als dat niet haalbaar is, dat er een andere plek gevonden wordt die passend is, en goed voor het kind.
Om dit voor elkaar te krijgen zijn er soms allerlei instanties nodig. Want ‘zorg’ komt vaak in beeld als ouders en school samen niet in staat blijken om voldoende veiligheid te bieden. Op die plekken wordt ‘the village’ in stelling gebracht.
Hoe goed dat kan werken, blijkt bijvoorbeeld uit de Projectgroep Veiligheid van de gemeente Amsterdam. Binnen de gemeente focust een projectgroep van politie, jeugdzorg, Veilig Thuis, zedenpolitie en scholen zich op de veiligheid van jongeren. Via korte lijnen. Als een school belt, kent de politie de betreffende contactpersoon en komen ze meteen. Als er informatie moet worden uitgewisseld, dan gebeurt dat snel. En omdat de thema’s die hier spelen zo concreet en urgent zijn, is deze projectgroep een snel lerend en snel schakelend netwerk. Er zitten nauwelijks ‘papieren verbindingen’ tussen, geen formaliteiten en protocollen. Alleen menselijke schakels, vaste mensen op vaste plekken die weten wat hen te doen staat. Werk wat gedaan moet worden, waar het stroomt en werkt.
Maar er zijn ook terreinen waarop je als bestuurder energie en moed verliest. Dit zijn de plekken waarop de menselijke schakels missen of onderbroken worden door misverstanden, door procedures, formulieren of logistieke vertraging rondom overleg met meerdere instanties. Expertise en samenhang verdwijnen, doordat mensen vertrekken en/of rollen veranderen. Daar ontstaan procedures waarin een soms ondoenlijke hoeveelheid geduld gevraagd wordt; van de school, ouders en kinderen.
Maar er zijn ook terreinen waarop je als bestuurder energie en moed verliest. Dit zijn de plekken waarop de menselijke schakels missen of onderbroken worden door misverstanden, door procedures, formulieren of logistieke vertraging rondom overleg met meerdere instanties.
Het is een structureel hoofdpijndossier: passend onderwijs creëren. En als dat niet lukt: speciaal onderwijs vinden. Hier zijn meerdere instanties mee gemoeid en hier moeten formulieren voor worden ingevuld. Daarnaast zijn er te weinig plekken in het speciaal onderwijs, terwijl scholen niet zijn ingericht om passend onderwijs te geven aan een groeiend aantal leerlingen met moeilijkheden en diagnoses.
Als je kijkt naar deze twee verschillende versies van ‘the village’ valt het volgende op: in acute situaties, wanneer het de veiligheid van jongeren en hun omgeving betreft, zijn de lijnen zo kort dat er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Juist vanwege de urgentie wordt zorggedragen voor alle schakels. Als de lijnen zo kort zijn, ontstaat er een gevoel van saamhorigheid. Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid om de veiligheid (van kind, school, buurt) te borgen. Deze saamhorigheid geeft moed en energie.
In andere situaties lukt het nog niet om ‘saamhorig’ rondom de kinderen te staan, omdat er tekorten zijn. Aan plaatsen, aan menskracht, aan expertise en aan ‘warme’ (en dus snelle) contacten tussen de schakels. Er valt een ‘gat’ door de combinatie van te weinig voorziening en een groeiende aantallen zorgleerlingen. Dit ‘gat’ slaat vervolgens ook een bres in de samenwerking. Dat het huidige systeem en de voorzieningen grenzen hebben, betekent ook een grens aan mogelijkheden van professionals in dat systeem. En als de grens van de een bereikt is voordat de ander paraat staat, valt er een gat waarlangs energie en moed weglekt.
Wat mij opvalt is dat het hier steeds gaat over het zoeken naar oplossingen. Er zijn allerlei pilots, samenwerkingsverbanden, nieuwe initiatieven en instanties bezig om ‘gaten te dichten’, maar er is weinig ruimte en aandacht voor de kinderen, de ouders en ook de professionals die met die gaten te maken hebben.
Er zijn allerlei pilots, samenwerkingsverbanden, nieuwe initiatieven en instanties bezig om ‘gaten te dichten’, maar er is weinig ruimte en aandacht voor de kinderen, de ouders en ook de professionals die met die gaten te maken hebben.
Cirkel om onze kinderen
Uit de verhalen die ik hoor tijdens interviews, blijkt hoe noodzakelijk het is dat we met elkaar een cirkel vormen om onze kinderen heen. In een urgente situatie lukt dat op sommige plekken al mooi, dan is de cirkel rond en houden we de kinderen veilig. Maar op de plekken waar er geen acuut gevaar is, vallen gaten. En als we dan met een nieuwe beleidsvorm oplossingen zoeken voor dat gat, blijven de mensen en kinderen die in de praktijk met dat gat te maken hebben, helaas vaak buiten beeld.
Een van de essenties van breedvormend onderwijs is de dialoog, het proces waarin onderwijs ontstaat. Breedvormend onderwijs staat daarin tegenover een smallere opvatting van onderwijs waarbij de essentie uit ‘resultaat’ bestaat. Overal waar men werkt aan resultaat (goede cijfers, hoge ranking, grote klanttevredenheid, oplossingen voor problemen) zonder het proces erbij te betrekken, slaat stress toe en neemt saamhorigheid af.
Breedvormend onderwijs zoekt naar ingangen om in het onderwijs de dialoog en het proces meer ruimte te geven, inclusief alle fases in dat proces die in eerste instantie weinig resultaat laten zien. We proberen om onderwijs te genereren waarin alle kinderen een goede plek kunnen vinden, ook kinderen die niet zo makkelijk als ‘resultaat’ ergens bij op te tellen zijn. Sommige grootstedelijke scholen stapen precies om die reden in bij ons programma, om dit ‘menselijkere onderwijs’ toe te leren passen in hun gemeenschap.
Anders soort saamhorigheid
Hoe mooi zou het zijn als er, naast het ‘succesverhaal’ van de projectgroep Veiligheid in Amsterdam, ook een groep zou kunnen zijn waarin het falen gezien kan worden voor wat het is. Een groep voor de vraagstukken van kinderen met minder acute urgentie, die ‘in de molen’ terechtkomen. Een groep waarin mensen uit verschillende instanties bij elkaar komen voor de dialoog over wat niet lukt, en over de gevolgen die dat heeft voor kinderen, hun ouders, en ook voor henzelf als professional. Juist niet een plek waar de korte weg naar snelle oplossingen gekozen wordt, maar een plek waar aan de basis gewerkt wordt, met als eerste: ruimte voor onmacht.
Je kunt je voorstellen dat er tijdens zo’n gelegenheid een ander soort saamhorigheid kan ontstaan. Saamhorigheid waarin ruimte is voor pijn. En in veel gevallen biedt juist dat vervolgens ruimte voor ontspanning, zelfs vrolijkheid. Want het is het koortsig zoeken naar oplossingen wat stress brengt. En zolang de problemen zich opstapelen, blijft die stress maar groeien. Terwijl de realiteit gewoon is wat die is. Niet alleen voor kinderen, maar ook voor hun ouders, de leraren en ook voor de ambtenaren. Het kan ontspanning geven om dat te benoemen. Dan wordt de basis de realiteit zelf. Plus het eerlijke, verbindende besef dat die realiteit ‘onvolkomen is’ en ‘soms pijn doet’.
Gedeelde onmacht kan troosten. Het klinkt zwaar en mensen zijn bang geworden voor het voelen van hun eigen onmacht. Maar waar menselijkheid is, is warmte. En dat zie ik duidelijk terug bij sommige leidinggevenden. Het is de reden waardoor ze het volhouden. Want in de manier waarop zij hun werk doen, schuwen ze de onmacht niet. Dus is het mogelijk om je vast te bijten in de moeilijkste dossiers. Niet vanuit hulpeloosheid, maar met warmte, betrokkenheid en energie. En dus ook met plezier. Helaas neemt plezier soms af als er te veel aandacht toegaat naar oplossingen en er te weinig rekenschap (en dus saamhorigheid) is voor de problemen.
Gedeelde onmacht kan troosten. Het klinkt zwaar en mensen zijn bang geworden voor het voelen van hun eigen onmacht. Maar waar menselijkheid is, is warmte.
Waar warmte is, is troost. Als we met elkaar samen om onze kinderen en leraren heen willen staan, zullen we moeten oefenen met het dragen van onmacht. Zolang we dat niet doen, belasten we onze docenten en kinderen. Formulieren kunnen het gewicht van een kind niet houden. Mensen wel, zeker als we daarin een ‘village’ vormen.
Saar Frieling is programmaonderzoeker bij het Whole Child Development programma en verbonden aan de Hogeschool Leiden. Ze kijkt hoe we Breedvormend onderwijs zichtbaar en inzichtelijk kunnen maken. Daarbij wil ze haar kennis en ervaring delen met de mensen waar het om gaat. Uit haar onderzoek blijkt dat bij het huidige toetsen de overmatige drang naar objectiviteit geen ruimte laat voor het hart. Aangezien een gestandaardiseerd, theoretisch onderzoeksverslag niet aansluit bij deze en andere conclusies, is gekozen voor een serie persoonlijke blogs en monologen.
Reacties