Welke talen mogen er zijn in jouw klas? 'Ongelooflijk wat een paar zinnen in hun thuistaal deed'
20 november 2016
Er gebeurt iets merkwaardigs in de documentaire ‘De kinderen van juf Kiet’: de filmmakers plaatsen de kijker vlákbij de kinderen. Bij hun gezichten, hun gebaren, hun woorden. Waar de juf haar Syrische leerlingen niet verstaat, lees je als kijker de ondertitels en beleef je misverstanden heel direct. Kris Van den Broeck, kleuterjuf in het Brusselse Molenbeek, doet dat anders: zij leerde zichzelf wat zinnetjes Arabisch, Turks en Berbers. ‘Ongelooflijk wat dat doet. Kinderen voelen zich begrepen!’ Zo schept Kris een sfeer van samen-op-weg-zijn én een brug naar het Nederlands.Zo’n 22 jaar geleden begon ik te werken in het Brusselse Sint-Jans-Molenbeek. Hartje Molenbeek. Een klasje met jonge kleuters, peuters nog eigenlijk, van 2,5 jaar oud. Ik begreep geen woord van wat ze zeiden of wilden vertellen, want geen enkel kind had als thuistaal Nederlands. Wel Turks, Marokkaans, Berbers, Urdu en een enkeling begreep wat Engels. Ik stond samen in de klas met een jonge collega, van Marokkaanse origine, die voor kleuterleidster studeerde en halftijds op onze school werkte ondertussen. Een hele hulp want ik weet niet hoe ik het zonder haar had gered.
De namen leren van al die kinderen was een helse job: twee weken heeft het me gekost, eer ik ze goed uit kon spreken. Chaima, Ozge, Mohammed, Abdellillah, Allaedine, Firdaous,… noem maar op. Je leest het zus en spreekt het zo uit.
Ik kwam in Molenbeek terecht na enkele jaren Schaarbeek. Daar had ik één Turks meisje in de klas en er nooit bij stilgestaan of ik haar naam wel goed uitsprak en waar ze woonde, en bovendien: of er misschien culturele verschillen zouden zijn. Feesten bijvoorbeeld, maar ook eetgewoonten, liedjes, rituelen als ‘slapengaan’, het vullen van een lunchbox… Banale dingen voor ons, ogenschijnlijk, maar niet dus.
In Molenbeek ontdekte ik dat eerste jaar hoe belangrijk het is de achtergrond van kinderen in je klas een beetje te kennen. Ze werden aan de klasdeur afgezet, mama of papa vertrok, ik hoorde ‘Seleima’ (puur fonetisch, en ik kon eruit opmaken dat het iets had van ‘tot straks’ of zo).
Aan mijn Marokkaanse collega vroeg ik me wat zinnen Arabisch te leren
De frustratie over ‘taal’ liep bij mezelf al snel op. Ik probeer zelf op vakantie altijd wel wat woorden in de taal van het land te kennen. Gewoon, uit respect en omdat ik ook wel wat heb met ‘talen’, het is een uitdaging voor mezelf. Dus vroeg ik mijn Marokkaanse collega me wat woorden en zinnen Arabisch te leren, zodat ik tenminste kon vragen of er iemand moest plassen, waar zijn of haar schooltas was, dankjewel en goeiedag, ‘mis je je mama?’ en ‘ze komen je straks halen, eerst gaan we…’ Troost en nabijheid, dat bracht het. Ik zag plots oogjes opengaan en knikkende hoofden of ‘nee, dat bedoel ik niet’ in gebarentaal. Met handen en voeten dus.
Na het Marokkaans kwam er Turks. Een vriendin van één van de mama’s sprak ook goed Nederlands en gaf me een snelcursus. Vervoegingen in het heel kort ‘dat mag wel en dat mag niet’, ‘je schooltas, muts, jas’, ‘we gaan buiten spelen’, ‘eerst dit en dan dat’, ‘mama en papa komen straks’. Een paar werkwoorden. Een secce basis.
Het hielp me vooruit. Ongelooflijk zelfs wat het deed met kinderen toen ze mijn woordjes hoorden en herkenden en zich begrepen voelden vooral! En voor mezelf een enorme voldoening. Want nu kon ik tenminste converseren. In zeer beperkte mate, maar het was een begin. Naast elk woordje in hun thuistaal plaatste ik hetzelfde in het Nederlands. En ze pikten het mee op, de ene al wat sneller dan de andere. Ook de ouders reageerden lachend en positief toen ze merkten dat ik wat van hun taal had geleerd. En zo ontstond er een band, en leerde ik telkens nog wat bij, en omgekeerd, want ze vroegen ook hoe iets in het Nederlands werd benoemd.
Na schooltijd ging ik telkens bij een gezin langs
De volgende stap was de achtergrond van de kinderen leren kennen. Ik schreef het al, ik had eigenlijk nog nooit op een school gewerkt met zoveel allochtone kinderen. En dus begon ik met huisbezoeken. Mijn collega ging met me mee, en af en toe een Turkse tolk die we konden meekrijgen.
Ik maakte afspraken met de ouders en ging na schooltijd telkens bij een gezin langs. Eentje per keer, want ik werd elke keer weer vergast op thee en koffie en pannenkoeken, taartjes, zelfs avondeten was er soms eens bij. We bekeken foto’s van de kinderen vanaf hun geboorte en ik keek zelf mijn ogen uit. Het ene gezin had een huis ter beschikking, het andere woonde met zes of zeven personen op één verdieping in een appartement.
Wat ik me vooraf had voorgesteld, weet ik niet goed. Wie in Molenbeek rondloopt, zeker in de buurt van onze school, ziet veel deuren met afgebladderde verf, rolluiken die de hele tijd dichtzijn, dikke gordijnen, kapotte ruiten, bekraste en met graffiti beschilderde muren,… een vrij verwaarloosde buurt, zeker twintig jaar geleden. Ondertussen is er gelukkig één en ander veranderd in de gemeente maar toen ik er pas begon te werken, droop de armoede van de buitenmuren af. Tot ik binnenkwam bij een gezin. Alles spic en span, en overal een gezellige woonkamer, met de typische Marokkaanse zetels, mooi houtsnijwerk, foto’s en souvenirs uit hun verre thuisland. Het klinkt cliché, maar dat was toch de realiteit.
Over twintig jaar hoop ik dat ze denken: 'Vroeger deden we het ook samen'
Ik heb door de jaren heen nog wel vaker huisbezoeken afgelegd. Telkens met het oog op ‘deze familie wil ik beter leren kennen, ik voel een bezorgdheid en die wil ik met hen delen, op hun terrein, zodat het veilig blijft’. ‘Slechtnieuwsgesprekken’ zijn makkelijker te voeren bij de mensen thuis dan in de klas aan een tafel, ieder aan een andere kant, en een observatiemap in het midden.
Onze school is in de loop van de jaren veel gemengder geworden van publiek. Een goede zaak voor iedereen, zowel kinderen als ouders als leerkrachtenteam. Er heerst een familiegevoel, en als ik mijn kleuters in de klas zie spelen, zie ik geen ‘allochtone’ en ‘autochtone’ kinderen. Ik zie een groep kleuters die met elkaar proberen te converseren, die ontdekken dat niet iedereen dezelfde taal spreekt maar die dat wel weten op te lossen. Onder mijn begeleiding als de gemoederen te hoog oplopen, maar het lukt. We zorgen voor een voortdurend stimuleren van taal, van interactie, van ‘onderzoeken’ en experimenteren, van samen dingen doen.
Mijn kleuters zijn de toekomst over 18, 20 jaar. Dan zijn ze jongvolwassenen en ik hoop dat ze in situaties terechtkomen waarbij er ergens een lichtje gaat branden, iets wat ze voelen van toen ze nog in dat kleuterklasje zaten. Een gevoel van ‘we kunnen samen iets opbouwen’, want ‘we deden dat immers langgeleden ook zo. Lees verder...
Kris Van den Broeck is leerkracht op basisschool Vierwinden in het Brusselse Sint-Jans-Molenbeek, de wijk die vorig jaar werd opgeschrikt doordat een aantal van de daders van de aanslagen in Parijs ervandaan kwam. Zij schrijft ook op haar eigen blog.
De documentaire ‘De kinderen van juf Kiet’ (regie: Petra en Peter Lataster) is vertoond op het IDFA en gaat in première op donderdag 24 november. Hier kun je de trailer alvast zien. Kijk uit naar meerdere blogs over de film op hetkind.
Reacties