Wat willen onderwijshervormers nou eigenlijk?
29 oktober 2019
In discussies over onderwijsvernieuwingen gaat het dikwijls niet over de innovaties en hervormingen zelf, maar over de - vermeende - motieven van de vernieuwers. Rob Martens vraagt zich af wat daarvan de reden is en komt met een top-10 van de belangrijkste betwiste opvattingen van onderwijshervormers. Het artikel verscheen eerder in OnderwijsInnovatie, het blad van de OU.
Ik schreef eerder (OnderwijsInnovatie 2, 2019) over de absolute toon bij sommige pleidooien voor directe instructie. Het bedoelde niet te zeggen dat directe instructie altijd verkeerd is of dat zelfdeterminatie, dat je hier ‘tegenover’ zou kunnen zetten, er onverenigbaar mee is. Immers, als een leerling uit vrije wil en interesse ervoor kiest iets te leren over een bepaald onderwerp via directe instructie, dan heb je de twee ‘tegenpolen’ al verenigd (zie ook het artikel op pagina 27-30 red.).
Wat mij opvalt in discussies over onderwijsvernieuwingen is de vaak felle toon en de voorspelbare contouren waarlangs die discussies verlopen en waarbij dikwijls op de man wordt gespeeld. Daarmee bedoel ik dat de discussies niet zozeer gaan over de vernieuwingen zelf, maar vaak over de vermeende motieven of eigenschappen van de vernieuwers. Zo ging het item over democratisch onderwijs van het journalistieke onderzoeksprogramma ‘De Monitor’ van de KRO-NCRV (februari 2018) voornamelijk over de vraag of sekteleden, zogeheten tovenaars van Avatar, deze scholen infiltreren, en besteedden de onderzoeksjournalisten van ‘Zembla’ (2018) in hun uitzending over de Steve Jobs-scholen amper aandacht aan het onderwijsconcept zelf, maar legden ze de nadruk op de - vermeende - financiële motieven van de oprichters.
Niks nieuws onder de zon
Wie de lange en internationale geschiedenis van onderwijsvernieuwing beschouwt, constateert dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is: bekende onderwijsvernieuwers als Friedrich Fröbel, Jean-Jacques Rousseau, Maria Montessori, Célestin Freinet en Francisco Ferrer zijn allen op enig moment vals beschuldigd, op ongegronde redenen uit hun functie gezet of hebben zelfs moeten vluchten. Het gaat er nu gelukkig wat minder heftig aan toe, maar toch zie ik een patroon: uit onbegrip over waar onderwijshervormers mee bezig zijn (ons onderwijs is toch goed?!), moeten er wel dubieuze motieven in het spel zijn en worden onderwijshervormers beschuldigd van zaken als communistische of anarchistische sympathieën, hebzucht of lidmaatschap van vage sektes.
In dit artikel wil ik de belangrijkste kritiekpunten laten zien die onderwijshervormers door de eeuwen heen op het traditionele onderwijs geformuleerd hebben en de antwoorden die ze daarop in hun vernieuwend onderwijs probeerden of proberen te vinden. Hieronder mijn poging de tien belangrijkste betwiste opvattingen samen te vatten.
1. Leren is onderlinge competitie
Dit is een opvatting waar veel vernieuwers zich sterk tegen verzetten. Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk om dit te verduidelijken: een mbo-studente vertelde me dat ze een vriendin met opzet had laten afkijken tijdens een belangrijke toets. Ik vond dat onverstandig, omdat het zowel haar als haar vriendin in grote problemen had kunnen brengen. Daarna kregen we het over het morele aspect. Ik opperde dat het misschien oneerlijk was om haar vriendin te helpen met de toets. Zij zag dat compleet anders en vond het volstrekt normaal om haar vriendin te helpen, die haar daar heel dankbaar voor was. Elkaar stiekem helpen met toetsen komt veel voor in het onderwijs. Sterker nog; wie een medeleerling niet helpt of met opzet er-oor zorgt dat deze niet kan afkijken, wordt gezien als flauw of asociaal. We hebben dus een onderwijssysteem gecreëerd dat leerlingen leert dat kennis iets is dat je voor jezelf moet houden op momenten dat het er echt om gaat. Voor de iconische onderwijshervormer Francisco Ferrer was het een van de belangrijkste redenen om af te zien van het gebruik van toetsen in zijn onderwijs.
2. Leren is primair individueel gericht
Dit punt hangt met het vorige samen. Kennis ontwikkel je niet samen, deel je niet en is erop gericht om individueel afgerekend te worden. De eindtoets is waar het uiteindelijk om draait en die maak je immers niet samen. Onderwijshervormers vinden dit afkeurenswaardig. Leren doe je samen, bijvoorbeeld in mixed age groepen, waardoor je beter leert en ervaart hoe fijn het is om een ander iets uit te leggen en samen te werken.
3. Toetsen kunnen geen kwaad
Eigenlijk zijn álle onderwijshervormers kritisch over overmatig toetsen en wijzen daarbij op faal- en toetsangst. Wanneer een auto er in een test niet zo goed uitkomt, dan heeft die auto daar zelf geen last van. Sterker nog: hoe meer je test en controleert, hoe beter. Maar wanneer je dit mechanistische beeld op kinderen toepast en toets na toets tegen een kind zegt dat het een zwak presterende leerling is, kan het daar veel last van krijgen. Vrijwel alle onderwijshervormers proberen daarom op de een of andere manier te vermijden om kinderen in ‘goed’ en ‘zwak’ te verdelen om zo te voorkomen dat kinderen zich dom of juist superieur gaan wanen.
4. Het onderwijssysteem bepaalt de meetbare output.
Een ander kritiekpunt dat steeds terugkeert, richt zich tegen de opvatting dat het oké is om exact te bepalen wat kinderen moeten leren en dat ‘korte termijngericht’ te meten. Een voorbeeld om dit te illustreren: een ieder van ons herinnert zich wel een leraar die grote invloed heeft gehad op de studie (keuze). Het probleem is dat die invloed, die dus feitelijk via onderwijs wordt uitgeoefend, nauwelijks te meten is met een toets. Het is vaak pas vele jaren later zichtbaar. De etholoog Tinbergen zei bijvoorbeeld dat de Verkadealbums van Thijsse zijn liefde en belangstelling voor de natuur hadden doen ontwaken. Zoiets laat zich nauwelijks voorspellen of meten. Het gevaar, zo stelt Biesta, is om mechanistisch of instrumenteel te werk te gaan en je in onderwijs alleen te richten op datgene wat makkelijk en snel te meten is. Stel je voor dat de opvoeding van kinderen zich enkel zou richten op datgene wat meetbaar is. Je gezonde verstand zal meteen zeggen dat dit onmogelijk is. Veel onderwijshervormers en pedagogen, zoals Luc Stevens, vinden daarom dat onderwijs wegduikt voor zijn verantwoordelijkheid voor het unieke ‘hele kind’ door zich te veel bezig te houden met de korte termijn en cognitieve teaching to the test.
5. Leervragen van kinderen zijn niet belangrijk
Wie tegen een elfjarig kind zegt dat het heel belangrijk is dat het goed leert en zijn best moet doen op school om de Cito-toets zo goed mogelijk te maken, communiceert eigenlijk: ‘wat je zelf relevant of interessant vindt, is niet zo belangrijk’. Onderwijshervormers Freinet en Parkhurst vonden dat een heel slechte levensles. De beroemde Amerikaanse onderwijshervormer John Dewey zag in veelzijdig ervaring opdoen, zoals door kunst en eigen onderzoek, het startpunt voor het leerproces.
6. Spelen heeft niets met leren te maken
Onderwijsvernieuwers maken vaak gebruik van spelelementen in hun onderwijs. Dat past niet zo goed bij traditioneel onderwijs, want spel is altijd vrijwillig en draait om het proces en niet om het resultaat buiten het spel. De invloedrijke onderwijsvernieuwer Friedrich Fröbel was er echter van overtuigd dat alleen in spel een kind zich echt ontplooit als het in vrijheid handelt en fouten mag maken. Inmiddels zijn er steeds meer onderwijswetenschappers, biologen en hersenonderzoekers die spelgedrag als de motor onder leren zien (Martens, 2019).
7. Onderwijs hoeft niet leuk te zijn
In het echte leven en werk zijn dingen immers ook vaak niet leuk. Iets wat leuk is, waardoor je niet zoveel moeite ervaart om het doen, kan niet echt belangrijk zijn. Maar het punt is nu juist, aldus onderwijshervormers als Jan Fasen en Sjef Drummen, dat kinderen leren van nature leuk vinden. Ze zijn nieuwsgierig om uit te vinden hoe iets in elkaar zit. Die nieuwsgierige gedrevenheid kun je niet afdwingen, net zoals je een kind niet kunt dwingen van iemand te houden, een grap leuk te vinden of een raadsel interessant te vinden. Wie dat toch probeert, laat zien dat hij het gevoel van het kind niet zo relevant vindt en zal ondervinden dat het kind niet alleen zijn interesse in de school verliest, maar ook het respect voor de leraar.
8. De leraar weet altijd wat het beste is voor een kind
Onderwijshervormers zijn eigenlijk allemaal van mening dat kinderen van nature leren en dat docentgericht onderwijs die natuurlijke kwaliteit aantast. Wie er niet op vertrouwt dat kinderen relevante leervragen hebben en de wereld om zich heen willen begrijpen (zoals ze al onvoorstelbaar veel gedaan hebben voordat ze op school komen) leert hen eigenlijk dat ze niet op zichzelf kunnen vertrouwen.
9. Zonder toetsen leren kinderen niet
Onderwijsminister Van Bijsterveldt bepaalde dat het moment van de eindtoets in groep acht enkele maanden naar achteren moest, omdat “er anders niet meer geleerd zou worden”. Hieruit bleek haar opvatting dat scholen en leerlingen alleen maar werken voor een toets. Onderwijshervormers zijn echter van mening dat intrinsieke motivatie de sleutel tot leren is. Met toetsen geschraagd veelvuldig oefenen voor de rekentoets helpt misschien op korte termijn de rekenprestaties te verbeteren, maar dat tijdelijke succes heeft een keerzijde waar onderwijsvernieuwers grote zorgen over hebben: de alsmaar groeiende weerzin tegen rekenen.
10. Creativiteit is niet zo belangrijk
Een laatste punt van kritiek dat we steeds zien terugkomen is dat het traditionele onderwijs te weinig belang hecht aan de ontwikkeling van creativiteit. In een verplicht opgelegd curriculum doven verbeeldingskracht en nieuwsgierigheid. Wie van tevoren bepaalt wat iemand moet weten en hoe dat getoetst wordt, laat weinig ruimte voor het zelf ontdekken wat jongeren interessant vinden. Alex van Emst’s natuurlijk leren, ontdekkend leren of probleemgestuurd leren zijn allemaal pogingen om hier iets tegen te doen. Niet dat daarmee kennis onbelangrijk zou zijn, dat heb ik een vernieuwer nooit horen zeggen, wel dat kennis beter beklijft als het volgt op échte interesse voor iets.
Dit zijn volgens mij de tien belangrijkste aannames waar onderwijshervormers zich al eeuwen tegen verzetten. Je hoeft het niet met hun zorgen en kritiek eens te zijn, maar allicht kan dit lijstje helpen om ingewikkelde gesprekken en verhitte discussies over onderwijsvernieuwingen te verduidelijken.
Rob Martens is wetenschappelijk directeur bij stichting NIVOZ en hoogleraar Doceren en docent-professionalisering aan de Open Universiteit. Reacties op dit artikel naar: [email protected]
2019: Mindmap Peter te Riele.
Referenties:
- Martens, R. (2019). We moeten spelen! Wat onderwijs aan een verkenning van de natuur heeft. Driebergen: NIVOZ. Hier te bestellen.
- Zembla (2018). Uitzending over Steve Jobs-scholen
- De Monitor (februari 2018). Avatars op school.
Reacties
M. Froger
Dank je wel R. Martens. Ik vind het zeer fijn te lezen op welke manier je verbinding zoekt. Buiten het feit dat ik altijd ontzettend veel leer van je artikelen.