Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Waarderen van diversiteit in het onderwijs - lectorale rede van Linda van den Bergh

5 oktober 2020

In alle onderwijssectoren, van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs, worstelen leraren met de vraag hoe zij tegemoet kunnen komen aan de ondersteuningsbehoeften van hun verschillende leerlingen. Er is steeds meer behoefte aan professionalisering op het gebied van taal, didactiek en differentiatie, sociale ontwikkeling en sociale identiteit, de relatie tussen de school en de wijk, en expertise op het gebied van ouderbetrokkenheid. Linda van den Bergh geeft in haar lectorale rede ‘Waarderen van Diversiteit’ achtergronden, overdenkingen en praktijkvoorbeelden daarvoor. ‘Een leerling van 10 jaar oud kan dus binnen 10 seconden aan een interactie zien hoe een leraar de leerling ziet, zowel cognitief als affectief, zelfs bij een leraar die onbekend is’.

‘Juf Lianne werkt in groep 7 van basisschool De Vlindertuin. In haar groep zitten 29 leerlingen. Drie van hen zijn vorig jaar ingestroomd uit het opvangcentrum voor vluchtelingen. Hun taalontwikkeling gaat goed vooruit, maar ze begrijpen nog lang niet alles. Er zitten twee leerlingen in de groep met een eigen ontwikkelingsprofiel. Dit zijn leerlingen die door de wet op Passend Onderwijs, met extra ondersteuning, op school zijn gebleven terwijl ze eerder naar het Speciaal Onderwijs verwezen zouden zijn. Daarnaast heeft ze Tom en Daisy die dyslexie hebben, Julian heeft ADHD, Yoshua is hoogbegaafd en Janne en Halil hebben door hun autisme extra veel behoefte aan duidelijkheid. Het is een divers clubje wat betreft het cognitieve niveau, de sociaalemotionele ontwikkeling, maar ook wat betreft hun interesses en motivatie. Lianne wil haar leerlingen allemaal zo goed mogelijk begeleiden. Maar hoe doet ze dat? Ze voelt vaak dat ze tekort schiet. De methoden voor taal en rekenen volstaan niet voor de leerlingen die zwak presteren, maar ook niet voor de leerlingen die cognitief sterk zijn. Lianne maakt gedetailleerde groepsplannen in overleg met de intern begeleider en stemt regelmatig af met de ambulant begeleider, maar de leerlingen die uitdagend gedrag laten zien vragen zo veel van haar tijd en aandacht dat ze haar plannen vaak lang niet zo goed kan uitvoeren als ze zou willen.’

Niet alleen juf Lianne worstelt met vragen als ‘Hoe kan ik tegemoet komen aan de ondersteuningsbehoeften van al mijn leerlingen?’ en ‘Hoe kan ik ervoor zorgen dat zij zich allemaal gezien en gewaardeerd voelen?’. In alle onderwijssectoren, van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs, worstelen leraren met de vraag hoe zij dit kunnen realiseren. Het lectoraat ‘Waarderen van Diversiteit’ wil hen ondersteunen bij het vinden van antwoorden op deze vragen. Onder diversiteit wordt verscheidenheid, variatie, verschillen of ‘soortenrijkdom’ verstaan (Encyclo.nl, z.j.). In het onderwijs gaat het om verschillen tussen leerlingen. Iedere leerling is uniek, op tal van kenmerken verschillen leerlingen van elkaar, bijvoorbeeld wat betreft hun motivatie, interesses, sociaal-culturele achtergrond, intelligentie, leerstijl en metacognitieve vaardigheden.

Onderwijs in een (super)diverse context vraagt van leraren specifieke expertise op het gebied van taal, didactiek en differentiatie, sociale ontwikkeling en sociale identiteit, de relatie tussen de school en de wijk, en expertise op het gebied van ouderbetrokkenheid

De term ‘superdiversiteit’ wordt veel gebruikt als het gaat om de toenemende diversiteit, met name in grootstedelijke gebieden. Het gaat hierbij niet alleen om een toename van verschillende etnische achtergronden en herkomstlanden van groepen migranten, maar ook om de interactie tussen etnische achtergrond en andere achtergrondkenmerken die bepalen waar, hoe en met wie mensen leven. Het gaat bijvoorbeeld ook om de verblijfsstatus, arbeidsmarktpositie en het opleidingsniveau van de ouders, religie, taal en sekse. Superdiversiteit verwijst naar de interactie tussen al deze variabelen (Vertovec, 2007; Severiens, 2014). Onderwijs in een (super)diverse context vraagt van leraren specifieke expertise op het gebied van taal, didactiek en differentiatie, sociale ontwikkeling en sociale identiteit, de relatie tussen de school en de wijk, en expertise op het gebied van ouderbetrokkenheid (Severiens, Van Herpen, & Wolff, 2014). Het doel van het lectoraat is het ontwikkelen en beschikbaar maken van toepasbare kennis, strategieën en tools die leraren helpen om hun onderwijs zo vorm te geven dat alle leerlingen optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen.

Dit thema is niet nieuw, maar de wens en de noodzaak om aan te sluiten bij de ondersteuningsbehoeften van individuele leerlingen lijken op dit moment groter dan ooit, onder andere door de wet op Passend onderwijs. Deze wet met de daaraan gekoppelde zorgplicht beschrijft dat iedere leerling, met of zonder beperking, recht heeft op een passende plek in het onderwijs en indien mogelijk naar een reguliere school gaat. Alle scholen voor primair, secundair en middelbaar beroepsonderwijs moeten basisondersteuning op maat bieden, waarbij de mogelijkheden en de ondersteuningsbehoeften van de leerling bepalend zijn. Het opstellen van een individueel ontwikkelingsperspectief voor leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs en voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het regulier primair of voortgezet onderwijs is verplicht (Passend Onderwijs, z.j.).

Kortom, de overheid verwacht in toenemende mate dat leraren aansluiten bij de specifieke ondersteuningsbehoeften van iedere individuele leerling op ieder niveau.

Tegelijkertijd wordt er in het onderwijs aandacht en ruimte voor toptalent en bètatalent gevraagd. Toptalenten zijn de in potentie 20% beste leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Omdat deze leerlingen in het Nederlandse onderwijs te weinig uitgedaagd worden, presenteerde Dekker (2014) het ‘Plan van Aanpak Toptalenten’. Ook is er veel aandacht voor gelijke kansen, omdat door de Inspectie van het Onderwijs (2016; 2017) is aangetoond dat relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en de schoolloopbaan van hun kinderen sterker wordt. Het actieplan ‘Gelijke kansen in het onderwijs’ beschrijft dat de Nederlandse overheid streeft naar: ‘onderwijs waarin álle leerlingen en studenten zich thuis voelen en het beste uit zichzelf kunnen halen, ongeacht hun thuissituatie, talenten of achtergrond.’ (Bussemaker & Dekker, 2016a, p. 1-2). Kortom, de overheid verwacht in toenemende mate dat leraren aansluiten bij de specifieke ondersteuningsbehoeften van iedere individuele leerling op ieder niveau. Daarnaast stellen scholen zichzelf dit ook steeds meer ten doel. In de visie en missie van vrijwel iedere school ligt de nadruk op talentontwikkeling, eigenaarschap, gepersonaliseerd leren of een andere term die verwijst naar het ondersteunen van de ontwikkeling van individuele leerlingen. Het gaat hierbij om de brede ontwikkeling, op cognitief, persoonlijk, sociaal-emotioneel en moreel vlak. Dit levert een enorme uitdaging voor de leraren die deze ambities mogen waarmaken, wat zich uit in een toegenomen behoefte aan professionalisering.

De behoefte aan professionalisering van leraren komt in verschillende landelijke onderzoeken naar voren, bijvoorbeeld in de recente onderzoeken naar differentiatie en differentiatievaardigheden in het primair en voortgezet onderwijs (van Casteren, Bendig-Jacobs, Wartenbergh-Cras, van Essen, & Kurver, 2017a; van Casteren et al, 2017b). Binnen Fontys Hogescholen is in 2016 een behoeftenonderzoek in het brede werkveld uitgevoerd. Het ging hierbij om de vraag hoe de instituten van Fontys Educatie inhoudelijk en organisatorisch beter kunnen aansluiten bij de behoeften op het gebied van een leven lang leren door leraren. Op de vraag welke inhoudelijke thema’s hierbij het meest spelen werd het omgaan met verschillen tussen leerlingen in de meeste interviews als eerste genoemd (van den Bergh, 2017). Dit werd verwoord als ‘Zorgen dat passend onderwijs gegeven kan worden; uitgaan van - en aansluiten bij - de behoeften van de leerling. Dit betekent een ommekeer in het denken van veel leraren.’ En: ‘Docenten vinden nu wel dat het de kant van gepersonaliseerd leren op moet. De docenten zijn zoekende, ieder is zelf opgeleid in een methodegerichte, klassikale aanpak. Ditzelfde systeem wordt nog steeds rondgepompt.’

Om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen maken leraren keuzes ten aanzien van leerdoelen, leeractiviteiten en groeperingsvormen. Dit doen zij onder andere op basis van de verwachtingen die zij vormen over individuele leerlingen. Leraren vormen verwachtingen op grond van hun ervaringen met leerlingen en op basis van hun eerdere prestaties. Meestal vormen leraren accurate verwachtingen van hun leerlingen (Jussim & Harber, 2005). Van bepaalde groepen leerlingen, zoals leerlingen met een diagnostisch label als dyslexie, ADHD of autisme, leerlingen van laagopgeleide ouders of leerlingen met een migratieachtergrond, vormen leraren echter soms onterecht lage verwachtingen (Hornstra, Denessen, Bakker, van den Bergh, & Voeten, 2010; van den Bergh, Denessen, Hornstra, Voeten, & Holland, 2010; Inspectie van het Onderwijs, 2016). Deze lage verwachtingen beïnvloeden het handelen van de leraar en worden, meestal onbewust en onbedoeld, gecommuniceerd naar de betreffende leerlingen.

Lees verder in deze lectorale rede (= PDF)

Dr. Linda van den Bergh is lector Waarderen van Diversiteit aan Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief