'Voor de leerlingen die opvallen kiezen wij het vocabulaire van de psycholoog: dat is onpedagogisch'
23 september 2019
‘Leraren, hoe verantwoorden wij ons werk? Laten we dat aan de psycholoog over, of doen we het zelf?’ Emeritus hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens vatte de kern van de Onderwijsavond op 19 september ‘Stoornissen die toeslaan’ van Trudy Dehue aan het einde van de avond samen. Hij dankt haar voor het raken van het hart van het vak. ‘Als wij een probleem in onze klas of school niet opgelost krijgen, dan zoeken we naar verklaringen buiten ons. Dat is een heel menselijke eigenschap. En zeker wanneer het systeem zo dwingend is als het is, voel je jezelf verlegen, zonder uitweg, en zoek je een oorzaak of verklaring erbuiten. En zo komen wij in onderwijs bij onze liefde voor labels.’ Het hele slotwoord van Luc Stevens is hieronder terug te lezen en hier terug te horen.
Dank je heel hartelijk voor deze prachtige avond. Je bent een tijdredenaar, dat is heel duidelijk: maatschappelijk, zeer geëngageerd, en tegelijkertijd buitengewoon grondig in je analyses en referenties. […]
Je hebt wat mij betreft ongemerkt het hart van het onderwijsvak geraakt. Dat is misschien niet zo duidelijk geweest, maar wat geloven wij eigenlijk, als leraren? En wat hopen wij eigenlijk, als leraren? En waar houden wij van?
Als het moeilijk wordt, refereren wij – ik spreek in het algemeen – al heel snel aan de wetenschappers, aan de kennis. Als wij een probleem in onze klas of school niet opgelost krijgen, dan zoeken we naar verklaringen buiten ons. Dat is een heel menselijke eigenschap. En zeker wanneer het systeem zo dwingend is als het is, voel je jezelf verlegen, zonder uitweg, en zoek je een oorzaak of verklaring erbuiten. En zo komen wij in onderwijs bij onze liefde voor labels, classificaties en hebben we psychologen en orthopedagogen die bevoegd zijn om die labels toe te kennen. Je hebt ons laten zien hoe het een schijnwereld is.
Het is niet zo – en je was daarin uitdrukkelijk – dat kennis of wetenschappelijke kennis ons niet zou kunnen helpen. Dat is zeker wel het geval. Maar de verantwoording voor de problemen die wij in onze school, of in onze klas tegenkomen, die moeten wij niet buiten zoeken, maar bij onszelf. Dus als ik zeg ‘je raakt het hart van het vak van leraren’, dan bedoel ik te zeggen, of de vraag te stellen: Leraren, hoe verantwoorden wij ons werk? Laten we dat aan de psycholoog over, of doen we het zelf?
En dat is voor het onderwijs in het algemeen, als werksoort, een heel groot probleem. Omdat de overheid – en we hebben ons niet echt verzet – meer en meer het systeem standaardiseert, gemakkelijk, om beter te kunnen selecteren en controleren. En van de weeromstuit – het is alles heel menselijk – gaan wij deskundigen te hulp roepen om wat ons niet lukt, te verklaren. Daarmee hebben we ons beroep weggegeven. Terwijl, als je goed kijkt, in jullie werk (in de klas, in de school), dan zie je daar gewoon een heel grote deskundigheid - laten we dat ook zo vasthouden - in de omgang met kinderen. Of met studenten. En die goede omgang, die kwaliteit die je biedt, of die je ook uit je leerlingen haalt, die heeft een achtergrond: jij kan dat! Jullie kunnen dat als team! Op grond waarvan? Ja, op grond van het feit dat wij zijn wie we zijn en weten waarmee we bezig zijn. En met elkaar spreken over hoe het beter zou kunnen. Dus je legt de verantwoording voor het goede, voor de kwaliteit van eigen werk, bij jezelf. Daar heb je niemand voor nodig.
Een probleem is wel dat het onderwijs geen vocabulaire heeft voor wat afwijkt. Voor de leerlingen die opvallen kiezen wij het vocabulaire van de psycholoog. En dat is niet juist, dat is onpedagogisch. Daar verlaten wij onze missie. Zodra wij over stoornissen spreken, laten wij onze missie eigenlijk in de steek. Dart wil niet zeggen dat je niet over stoornissen kan spreken, zoals het autistische kind dat jij in je heel vroege praktijk tegenkwam, zoals ik ze ook bij professor Kamp zag in de zestiger jaren, de autistische tweeling. Daar was onmiddellijk duidelijk dat je te maken had met een heel ernstige afwijking.
Wij zoeken toch ongemerkt - terwijl wij zelf heel goed zouden kunnen verantwoorden (met elkaar, in onderling gesprek, in een team, want je kan het niet alleen), dat we iets niet aankunnen bijvoorbeeld (het gaat onze macht te boven) - het vocabulaire van de psycholoog of de psychiater. Dat is doodzonde en een grote mate van zelfonderschatting.
Je bent pedagoog, je doet wat je kan, maar je moet ook weten wat je kan en kunnen verantwoorden waarom je het doet. En daarin zijn wij niet sterk. Het betekent autonomie als professional en de autonomie van een werksoort. Dat heb ik van jou vanavond in bijna elke zin geproefd. Houd je autonomie als leraar!
We hebben over de grote wereld en de kleine wereld gesproken. Dat was eigenlijk het werkthema het afgelopen jaar waarin we dit programma hebben voorbereid. En toen kwamen we ook bij de pedagogiek van de hoop, zoals Micha de Winter dat in zijn laatste les als hoogleraar in Utrecht – bij zijn oratie – heeft getypeerd. De pedagogiek van de hoop. Dat is heel typisch voor het pedagogische. En ook voor een deel de verantwoording van je werk, waarom doe je dit? Omdat ik verwacht dat met het kind te bereiken. In elk geval ik hoop het.
Er is voor ouders, er is voor leraren altijd hoop. Er is de verwachting dat je iets kan bereiken. Wat je gaat bereiken, hoe (langs welke weg) en wanneer, dat weet niemand. Vandaar dat die standaardisering van het onderwijs zo onzinnig is. En de inspectie nooit kan vragen om voorspellingen over jouw kinderen voor over een jaar. Dat betekent een aanfluiting voor wat wij weten over menselijke ontwikkeling. Maar hoop en vertrouwen dus – dat is een tweeling – zijn de basis voor elk pedagogisch werk. En dan is de toekomst open.
Voor jou was de toekomst, als jou gevraagd wordt wat verwacht je eigenlijk nog en waarom sta je hier vanavond nog zo fief te analyseren, dat is de hoop. De hoop dat wij het toch beter zouden kunnen doen. En er zijn ook allerlei signalen dat het zo kan. Je hebt ons teruggebracht bij het vak van de pedagoog. Die zijn eigen vocabulaire heeft, die weet wat hij kan, die weet wat hij wil, die hoopt op ontwikkeling. Maar van de leerlingen altijd een goed antwoord krijgt. Kinderen willen vooruit. Kinderen willen zich ontwikkelen.
Er is nog heel veel te zeggen over de wetenschap. De wetenschappers doen ontzettend hun best. Ze zijn gedwongen met hun publicaties om ons hun kennis aan te bieden. En je krijgt makkelijker geld voor je onderzoek als je duidelijker kunt aantonen dat jouw programma’s worden gebruikt. Laat die wetenschap zijn best doen. Want ze kan heel wat. Maar niet met haar eigen vragen. Wetenschappers die door jullie te hulp worden geroepen, die formuleren hun eigen vragen hun eigen kennis en bieden die aan jou aan. En zeggen en zo doen we het het beste, evidence-based. Het is andersom. De wetenschap hoor onderzoek te doen, kennis te verzamelen, op grond van jullie vragen. Op grond van de vragen van een als zichzelf autonoom ervaren leraar. Of werksoort, onderwijs. De vragen moeten van jullie komen, of moeten van ons komen. Niet van de wetenschap zelf die zijn eigen vragen formuleert en dan zijn eigen werkelijkheid creëert. Dat heb je zo mooi laten zien vanavond.
Ik wens jullie daarbij veel goede moed. Er is alle reden om heel veel goede moed te houden in je eigen deskundigheid. Dank je wel.
Luister hier naar de audio-opname van de hele Onderwijsavond.
Reacties
Robert Voogdgeert
Wat er, denk ik, op de achtergrond speelt, is een diepe maatschappelijk ontwikkeling van het westers denken. De kern van het probleem zit volgens mij hierin: "Wat je gaat bereiken, hoe (langs welke weg) en wanneer, dat weet niemand." Dit is precies wat wij van elkaar en van organisaties steeds minder, wellicht al helemaal niet meer, accepteren. Indien alles immers kwantificeerbaar en dus te operationaliseren is, dan ook het onderwijs en de mensen daarin. Zie ook de taal waarin we meer en meer over onderwijs spreken. Die is niet neutraal of 'onschuldig', die verraadt ahw onze pedagogische bril, die meer en meer die van empirisch testen is.
Ik maak mij er ook schuldig aan: als onderzoeksdocent op een pabo laat ik veel van mijn studenten motivatie, autonomie, en vele andere concepten meten, ja meten. Er zijn veel goed gevalideerde tests ontwikkeld om allerhande zaken te kwantificeren, waarmee met bijvoorbeeld Bayesiaanse algoritmes zeer geavanceerd enorme hoeveelheden data geïnterpreteerd kunnen worden om deze probibalistisch in te zetten voor beleidskeuzes. Wellicht is dit ook niet problematisch, zolang we studenten blijft wijzen op het feit dat statistische uitkomsten ook alleen iets zeggen over het meetbare, en dat er veel meer is dan wat we kunnen kwantificeren en dus meten. Dat iets statisch 'geen effect' heeft, of dat iets in termen van probability modelling nauwelijks kans heeft te gebeuren, wil niet zeggen dat het pedagogisch niet heel waardevol is. In dit licht is het opvallend dat ik (academische) pabo studenten soms hoor zeggen dat didactiek x of pedagogiek y niet langer zinvol of nodig is omdat is gebleken dat het 'geen effect' heeft, tekenend.
Misschien is dus het probleem ook veeleer gelegen in docenten, managers, bestuurders, beleidsmakers die denken dat uitkomsten van metingen niet alleen waar zijn, maar zelfs 'de waarheid' zijn. En daarin laat zich zien hoe eenzijdig ons westers denken zich heeft ontwikkeld en hoe dat, niet alleen het onderwijs, maar alle sectoren van het menselijk samenleven doordringt. Habermas sprak over Systemwelt en Lebenswelt en hoe de eerste steeds meer doordringt naar de tweede en hoe deze tweede zich ook steeds meer om laat vormen tot en gedraagt naar de wetmatigheden die feitelijk alleen voor de eerste geschikt zijn.
We kunnen ook Heideggers waarschuwende, en naar nu blijkt, bijna visionaire woorden uit de jaren 50 van de vorige eeuw mbt wat hij Technik noemde teruglezen en ons bedenken. In een essay uit de 1964 Das Ende der Philosophie und die Aufgabe des Denkens schrijft hij het volgende: Das Ende der Philosophie zeigt sich als de Triumph der steuerbaren Einrichtung einer wissenschaftlich-technischen Welt, un der dieser Welt gemäßen Gesellschaftsordnung.
Wat zich blijkbaar heeft voltrokken is dus een wetenschappelijk-technische kijk op, inrichting en uitvoering van ons onderwijs en een daarbij passende (taal van) onderwijspedagogiek. Of dit intrinsiek slecht is, daarover waag ik geen uitspraak, maar de eenzijdigheid waarmee het zich voltrekt, lijkt onderwijs letterlijk te ver-woesten, tot woestijn te maken.
Meten is weten zegt het ietwat schraperige Nederlandse gezegde. Maar als weten alleen nog maar meten is, dan gaat er iets grondig fout.