Vertrouwen als vierde basisbehoefte: 'Goed onderwijs is onderwijs dat deugt'
15 mei 2016
Emeritus hoogleraar Dolf van den Berg concludeert dat vertrouwen een onontbeerlijk element is in leerprocessen en onderwijs kenmerkt. Hij baseert zich op eigen onderzoek en ziet een relatie met de Self-Determination Theory (zie pagina 20-22). En met de drie klassieke kwaliteiten: geloof, hoop en liefde. ''Goed onderwijs is onderwijs dat deugt.' Dit verhaal stond eerder in het magazine#3 van hetkind, dat het thema 'Vertrouwen' droeg.
Dolf van den Berg (1940) was emeritus hoogleraar van de Radboud Universiteit te Nijmegen en voorzitter van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs (TOO). Hij overleed op 7 juli 2020 plots, op 80-jarige leeftijd.
Autonomie, competentie en verbondenheid zijn drie fundamentele menselijke behoeften die verband houden met persoonlijke groei en welbevinden, zoals beschreven in de Self Determination Theory. In aanvulling zie ik ook ‘het krijgen van vertrouwen’ als belangrijke basisbehoefte, sterker nog: vertrouwen is wat mij betreft de katalysator van de driebasisbehoeften (Van den Berg, Stevens & Vandenberghe, 2013, pag. 123-127).
Deze zienswijze is mede ingegeven door de uitkomsten van het onderzoek op het Titus Brandsmalyceum, een school voor havo, atheneum en gymnasium in Oss (Van den Berg, Stevens & Vandenberghe, 2013, pag. 69-96; Van den Berg, 2014, pag. 173-178). Het doel van dit onderzoek was om na te gaan hoe de autonomie van docenten zich verhoudt tot het functioneren van de leidinggevende. Er stonden drie vragen centraal: Waarom moeten of willen mensen veranderen? Wat zijn daarbij hun onderliggende drijfveren en overtuigingen? En: Hoe groot is hun verandercapaciteit?
In de school kregen docenten de vrije hand om zich bezig te houden met bijvoorbeeld het zelfstandig kiezen voor een nieuwe lesmethode, het meehelpen aan de ontwikkeling van een masterclass science of de omvorming van de school tot een cultuurprofielschool. Docenten gaven aan dat zij voor deze onderwerpen door de schoolleiding gevraagd waren, vanuit het volste
vertrouwen dat het hen zou lukken. Docenten kregen zo de autonomie, waaraan zij veel behoefte hadden. Mede door deze groeiende autonomie konden de docenten tegelijkertijd hun competenties ontwikkelen en konden ze hun persoonlijke deskundigheid meer en meer laten zien. Hierdoor groeide ook hun zelfvertrouwen.
Docenten gaven aan dat ze prijs stellen op feedback van die personen die hen vertrouwen gegeven hebben. Dat bleek een belangrijke
voorwaarde voor hun zelfbevestiging en gevoel van eigenwaarde. Vertrouwen gaat dus ook samen met het geven en krijgen van aandacht, een belangrijk aspect van verbondenheid. Niet alleen leidinggevenden en leraren, maar ook leerlingen vragen om vertrouwen in hun ontwikkelingsmogelijkheden en om ruimte in hun proces van leren. Ook zij willen zich op basis van vertrouwen gekend weten; ook zij vragen om een veilige hechting op basis waarvan zij het vertrouwen van leraren daadwerkelijk kunnen ontvangen. Het geven van vertrouwen aan elkaar blijkt onvoorwaardelijk. Het is de basis voor de ontwikkeling van autonomie,
competentie en verbondenheid, samenhangend met trouw zijn aan jezelf, aan je eigen keuzes en kwaliteiten, aan de ander en vooral aan de waarden van je school en de samenleving.
Vertrouwen als alledaagse deugd
Goed onderwijs is onderwijs dat deugt (Van Manen, 1994; De Ruyter & Kole, 2013; Claasen, 2013). Een deugd is een voortreffelijke eigenschap die bijdraagt aan de ontwikkeling van jezelf en de ander; het is een vermogen of kracht om iets te realiseren (Van den Berg, 2015, pag. 176). In onderwijs en opvoeding zijn deugden ingekaderd in de pedagogische relatie met de leerlingen. Vanuit deze relatie probeert de leraar zichzelf aan de leerling te geven, hem of haar volop te begrijpen en zijn of haar werkelijkheid serieus te nemen. Dit leidt tot een vorm van co-existentie, waarin het geven én ontvangen van vertrouwen essentieel is. Dit vertrouwen is
een alledaagse deugd, niet te vergelijken met de traditionele moraliteitskaders, maar eerder te zien als een eigenschap waarbij je gelooft in iemand, in zijn talenten en in zijn bereidheid om te ontvangen.
Geloof
Geloof is 'vertrouwen in je eigen kracht of die van de ander'. De leidinggevende of de leraar doet een beroep op wat de ander aan mogelijkheden heeft. Alles wat de betrokkenen in de school goed doen, vertrekt vanuit het vertrouwen in elkaar. Vertrouwen geef je als je gelooft in iemand, in het talent en het goede van de ander en in zijn/haar bereidheid om dat te delen met elkaar. Zo kun je worden wie je bent. Hiervoor is een bereidheid nodig de ander in zijn ‘zijn’ te aanvaarden en te respecteren. Op deze manier wordt de deugd van geloof een belangrijke ‘leerstelling’ voor het onderwijs (Borgman, 2011).
De leraar moet het onderwijs zo inrichten dat álle leerlingen er optimaal van profiteren, ook de zwakkere leerlingen. Het is verleidelijk om bij zwakkere leerlingen vooral te kijken naar wat ze niet (meer) kunnen en naar wat er fout gaat. In het onderwijs zijn we geneigd naar de ‘onvoldoende’ te kijken. Vanuit de deugd van geloof gaat het erom na te gaan welke mogelijkheden iedere leerling heeft en te bezien welke vooruitgang mogelijk is. Geloof in het onderwijs is een uitgesproken aanvaarding van
iemands kwaliteiten en gebreken.
In Herstel van de pedagogische dimensie in de ontwikkeling van mens en wereld (Van den Berg, 2015) gaf ik bijvoorbeeld aan hoe bij autistische en narcistische persoonlijkheden versterking en groei mogelijk is. Als voorbeeld gaf ik een korte schets van de levensloop van de Britse wiskundige Alan Turing, die voor de Britse geheime dienst de gecodeerde berichten van de Duitsers wist te
ontcijferen. Hierdoor kon de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk worden bekort:
‘… wat we uit dit drama kunnen leren, is dat wat zogenaamd afwijkt van gangbare leef- en werkpatronen, toch een potentie en een belofte in zich draagt. Wat niet voorspelbaar is, wat niet altijd zichtbaar is en waarvan op voorhand moeilijk kan worden ingeschat
wat het zal brengen, kan tot bijzondere uitkomsten leiden. Daarom is het de moeite waard te blijven geloven in het potentieel van ieder mens. In beginsel is dat oneindig!’ (pag. 191).
Hoop
In principe is hoop een vermogen om de toekomst beter tegemoet te treden. Het gaat om je gerichtheid die toekomst te willen verkennen. Volgens Borgman (2011) schept hoop nieuwe mogelijkheden en verantwoordelijkheden:
‘Nieuwe mogelijkheden om te leven in de ruimte van hoop, dankzij het geloof dat het ware en volle leven aan het aanbreken is in de onvolmaakte fragmenten die er ondanks alles van gerealiseerd worden, waar en door wie dan ook’ (pag. 19 en 111). Deze nieuwe mogelijkheden vormen de hoop als dragende grondslag van opvoeding en onderwijs. Precies daar ligt het speelveld van
vertrouwen in de ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen, leraren en leidinggevenden.
In zijn studie Das Prinzip Hoffnung. Wunschbilder des erfüllten Augenblicks wijst Bloch (2013) op het belang van het ‘nog-niet-bewuste’, waarmee hij doelt op het opdoen van steeds nieuwe ervaringen voor de ontwikkeling van jezelf en de gemeenschap. Het verlangen naar het ‘nog-nietbewuste’ of het ‘nog-niet-gewordene’ vormt de geboorteplaats van het nieuwe. Volgens Bloch vormt hoop een belangrijk ingrediënt van onze bestemming, onze toekomst. Hoop is een wezenskenmerk van de mens. Toegespitst op de
jonge mens schrijft hij het volgende:
‘Het gaat om de jonge mens, die weet wat de stem van morgen betekent. De jeugd gelooft dat zij vleugels heeft voor het snel bereiken van wat hen naar hun mening toekomt; zij voelt zich geroepen in te treden in de wereld van de volwassenen; zij voelt zich bevrijd
om het geheim van het leven te ontdekken; zij voelt de toekomst glanzen. De stem van het anders-zijn, het beter-zijn en het mooier-zijn wordt door hen duidelijk gehoord: het leven heet voor hen “morgen”; de wereld is hun plaats.’(pag. 132)
De jonge mens ‘is in-mogelijkheid’ met een groot vertrouwen in wat bereikbaar en haalbaar is voor de toekomst.
Liefde
Liefde betekent de ander accepteren en respecteren: vertrouwen in zijn uniciteit. Het gaat om de keuze of opdracht de bestemming van de ander tegemoet te treden. Toegepast op het onderwijs ontvangen we elkaars beschikbaarheid (Van den Berg, 2015, pag. 2010-202; Luypen, 1962, pag. 237-239). Het geven van vertrouwen maakt daarvan deel uit.
Onderwijs wordt in principe gekenmerkt door een cyclisch karakter van ‘geven en ontvangen’ (Banning, 2015). Een leraar geeft zijn vertrouwen: hij of zij is vrijgevig vanuit de idee dat de leerlingen hiervoor openstaan en het zullen ontvangen. Hierbij is sprake van een ‘principiële wederkerigheid’ tussen leraar en leerlingen.
Lees verder in PDF
Dit is een verhaal uit magazine #3 van hetkind , met als thema Vertrouwen. Prof. dr. Dolf van den Berg is emeritus hoogleraar van de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Magazine #4 Grenzen
Op 10 mei a.s. verschijnt het volgende magazine van het kind. Het vierde nummer draagt het thema Grenzen. U kunt nu al een aantal exemplaren bestellen voor uw school, uw organisatie of uw collega's. Klik dan op deze link. De kosten zijn gering. Het magazine wordt verkocht per 5 of 10 stuks, juist om het gesprek over goed onderwijs te stimuleren, om te inspireren en om jezelf en elkaar in de praktijk te legitimeren.
Reacties