Verslag Onderwijsavond Bas de Gaay Fortman: ‘De liberale rechtsstaat, een pedagogische opgave’
19 april 2021
‘Wat willen we? En wat willen we niet? En hoe gaan we met elkaar om? Deze vragen brengen schoolleiders en leraren naar de onderliggende waarden, die ook in verschillende alledaagse dilemma’s naar voren komen: welk gedrag tolereren wij van onze leerlingen en welk niet? Wat willen wij dat onze leerlingen leren, begrijpen en waarmaken in hun levens? Deze vragen vormen mede het pedagogisch klimaat dat de school dient te formuleren, doorleven en uitdragen.’ Op woensdagavond 14 april was het tijd voor de vierde Onderwijsavond, die in het teken stond van de Grondwet. Het gegeven dat de Grondwet in het jaar 2023 maar liefst 175 jaar bestaat, was uiteraard voor ons als pedagogisch publiek nog niet voldoende om bijeen te komen. Bas de Gaay Fortman presenteerde deze juridische thematiek dan ook als onderdeel van de pedagogische opdracht, onder de naam: ‘De liberale rechtsstaat, een pedagogische opgave’.
De Gaay Fortman nam het NIVOZ-publiek mee in deze opgave door zichzelf op te stellen als een ‘educator’, waarmee werd gedoeld op de Engelse samensmelting van opvoeder en leraar, die wij in het Nederlands meer als gescheiden zien in de pedagoog en de leraar. Onderwijzen is ook opvoeden, omdat de leraar zich naast didacticus ook als pedagoog opstelt. De Gaay Fortman introduceerde daarmee zijn doel van de lezing: het belang van de Grondwet in de opvoeding aan de kaak stellen.
De inleidende woorden van Luc Stevens gaven een verder pedagogisch perspectief aan de concrete betekenis van de Grondwet voor het onderwijs, de school en de leraar. ‘De school’ is aan zet in het uitdragen van de ‘goede zaak’, die geformuleerd is in de Grondwet. Welomschreven gaat het over na te gaan: wat willen we? En wat willen we niet? En hoe gaan we met elkaar om? Deze vragen brengen schoolleiders en leraren naar de onderliggende waarden, die ook in verschillende alledaagse dilemma’s naar voren komen: welk gedrag tolereren wij van onze leerlingen en welk niet? Wat willen wij dat onze leerlingen leren, begrijpen en waarmaken in hun levens? Dit vormt het pedagogisch klimaat dat de school dient te formuleren, doorleven en uitdragen.
De school heeft namelijk als spiegel van de samenleving een voorbeeldfunctie en moet vanuit deze verantwoordelijke rol haar onderwijs organiseren. Voor het invullen van het normatieve kader dat hierin aan ten grondslag ligt, zou de Grondwet dan ook een geschikte kandidaat zijn, aangezien het de pijler is van onze rechtvaardige en vrije samenleving. Stevens stelde dat de noodzaak voor een verbinding tussen het normatieve kader en de Grondwet prangend is, omdat de rechtstaat immers dagelijks wordt uitgedaagd. Dit gebeurt grotendeels buiten de school, maar de school is wel de uitgerekende plek om kinderen met de rechtstaat en de Grondwet in aanraking te laten komen.
De Grondwet in een vogelvlucht
Na deze richtinggevende woorden nam de Gaay Fortman ons mee in zijn pleidooi voor het belang van de Grondwet voor de rechtstaat én het onderwijs. Vanuit het idee van een simultane verwezenlijking zijn er meervoudige belangen, grondwaarden, die alleen nagestreefd kunnen worden als ze allen verwezenlijk worden. De ene waarde ondermijnt daarmee de andere: zoals nu in de corona-crisis zichtbaar is met medische veiligheid (gezondheid) versus onze vrijheid. In een rechtvaardige samenleving worden alle waarden tezamen gerealiseerd.
Door verschillende historisch-maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij de Gaay Fortman de ontkerkelijking in het bijzonder er uitlichtte, heeft het onderwijs een steeds grotere pedagogische opdracht gekregen, waarvan een overdracht van gezamenlijke waarden een wezenlijk onderdeel is. Het resultaat van het doorbreken van deze sterke maatschappelijk-religieuze structuren, waarin overdracht van waarden centraal stond, noemt maatschappelijk denker Tjeenk Willink het resultaat ‘verrommeling’, doordat er waarschijnlijk een strikte coherentie en congruentie ontbreekt in deze waardeoverdracht. Om de rommel op te ruimen moet ons normatief, grondwettelijk kader verscherpt worden en actief worden uit- en overgedragen.
Na het schetsen van deze pedagogische opgave werd verder ingegaan op een verdere omschrijving van de rechtstaat en haar Grondwet. De eerste Grondwet werd geboren in het migratieland IJsland rond de 10e eeuw na Christus, omdat de religieuze spanning tussen de Noormannen en de Ierse Christenen moest worden bedaard. Hoewel het oudste Parlement van Europa, de AlÞing, al eerder was gevestigd, ontstonden er na verloop van tijd toch oplopende conflicten die moesten worden opgelost. De allereerste grondwet bood soelaas en gaf zowel de Noormannen als de Ieren ruimte om hun religie uit te oefenen, zolang zij de openbare orde niet verstoorden. De kern van het democratisch principe wordt door dit verhaal geïllustreerd: het gezamenlijk scheppen van een openbare orde met regels die eendracht geven en te handhaven zijn.
Na verloop van tijd werd het democratisch bestel gemeengoed in Europa, om enerzijds het volk tegen tirannie (misbruik van macht) te beschermen en anderzijds de alledaagse willekeurigheid (toegeven aan de modegrillen) te verdringen. Nederland heeft dit democratisch bestel omarmd in 1848, waarbij het democratische kernpunt is dat mensen die door de machtsvorming en machtsuitoefening in hun welvaart en welzijn worden geraakt, ook zelf iets te zeggen hebben. De regering is immers van, door en voor haar bevolking, volgens de quote van Abraham Lincoln.
De historie van de Grondwet en de rechtstaat komt men binnen het onderwijs veelvuldig tegen. De Gaay Fortman verwees hierbij naar de Canon van Nederland, waar de staatkundige vorming een belangrijk onderdeel van is. Belangrijk is daarbij om te leren van de lessen uit het verleden: negatief gekleurde gebeurtenissen, zoals slavernij en koloniale bezetting, dienen het fundament te vormen van ons historische bewustzijn. Het is echter opvallend dat binnen deze canon het ontstaan van de mensenrechten niet wordt genoemd en het ontstaan van de Grondwet wel.
Identiteitsprofielen en de Grondwet
Vervolgens kwam de Gaay Fortman terug op het normatief kader, waaraan Luc Stevens tijdens de inleidende woorden al refereerde, die van wezenlijk belang zijn bij het organiseren van het onderwijs. Het louter overdragen van gezamenlijke waarden is niet voldoende, de school is namelijk aan dit kader vér-bonden en eraan ge-bonden. De eerder genoemde ondermijning van grondwaarden ligt hier als gevaar op de loer en is daardoor een uitdaging binnen het onderwijs.
Drie ‘bovenpolitieke’ grondwaarden vormen een tegenwapen tegen deze ondermijning. Allereerst is integriteit funderend voor het uitdragen van de Grondwet, omdat er persoonlijke verbinding met en overdracht van door de eeuwen bevochten waarden wordt geacht, door burgers én dus ook door leraren. Vervolgens is het nastreven van waarheid en transparantie noodzaak om in de bestuurlijke, maatschappelijke en burgerlijke praktijk waarachtig te kunnen handelen. Dat wil zeggen: op basis van een gedeelde waarheidsconceptie. Het onderwijs is ook hier een belangrijke speler in het toereiken daarvan. Tot slot moet er in de alledaagsheid gericht worden op vertrouwen, omdat wanneer vertrouwen wegvalt in het bestuur er snel onoplosbare problemen rijzen. Zowel het wankelen van een gedeelde waarheidsconceptie als gebrek aan vertrouwen in politiek bestuur wordt door de coronacrisis ook duidelijk zichtbaar: er zijn velen die corona in twijfel trekken of zelfs ontkennen.
Daarnaast kunnen Grondwetten, ook onder integer, waarachtig bestuur dat wordt vertrouwd, ondermijnd worden doordat ze onderling botsen. Gevaren van heden ten dage, van botsende Grondwetten in het onderwijs, komt goed tot uiting rondom Artikel 23, waaruit blijkt dat het onderwijs vrij is in levensbeschouwelijke opvattingen. De Gaay Fortman noemde de maatschappelijk-politieke onrust rondom het islamitisch onderwijs, waarbij angst voor ‘exceptionalisme’ lijkt te ontstaan met het zicht op de radicale islam, die jongeren radicaliseert en aanzet tot terrorisme, en de ontsteltenis over de ontkenning van homoseksualiteit op reformatorische scholen. Hier botsen verschillende grondrechten met elkaar, die van onderwijsvrijheid en die van gelijke behandeling.
Het antwoord op deze ‘strijd’ ligt volgens de Gaay Fortman in het eerste artikel, dat sinds 1983 vanaf de vierde plaats naar voren is gehaald, met een toevoeging van het discriminatieverbod: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ Dit betekent dat Artikel 1 altijd vooraf gaat aan andere artikelen en dus ook aan Artikel 23. Daarnaast heeft Artikel 23 ook in zich dat onderwijs te allen tijde “deugdelijk” dient te zijn. Wat deugdelijk is, valt terug te voeren op het gedeelde normatief kader.
Het is het woordje ‘alle’ dat Nederland grondwettelijk uniek maakt, omdat in de meeste gevallen uitsluitend de onderdanen of landgenoten van een land of staat onder hun grondwetten vallen, en niet ‘Alle’ mensen. Deze uitzonderlijke formulering moet dan ook zeker benadrukt worden in relatie tot bewustwording van de Grondwet binnen het onderwijs volgens de Gaay Fortman.
Het is dan ook opmerkelijk dat deze unieke formulering uit onze Grondwet weinig terugkomt in de vele ‘identiteitsprofielen’ die scholen hebben geformuleerd naast hun visie- en missiestukken. Het is de school die zich verbonden moet voelen met haar identiteit, in relatie tot het land waarin zij leeft, en de grondwettelijke normen waaraan zij dient én zich wil houden, en deze ook moet uitdragen en overbrengen naar haar leerlingen en studenten.
De politiek-pedagogische opdracht in de praktijk
Dat de wereld van ons vraagt om actief bezig te zijn met de Grondwet laat een ontwikkeling als Black Lives Matter duidelijk zien. Eeuwenoud onrecht wordt aangekaart en hersteld. Het is dan ook van belang om in het onderwijs inhoudelijk veel aandacht aan te geven aan de democratisch strijd die al eeuwen wordt gevoerd (dit gebeurt op de middelbare school in vakken als Geschiedenis en Maatschappijleer en op het mbo binnen Burgerschap). Maatschappelijke gebeurtenissen die naar voren blijven komen bepalen ook de rijkheid van deze onderwerpen: ze zijn sterk normatief bepaald en er valt dus over te discussiëren met leerlingen en studenten. Om Koning Willem-Alexander te citeren: ‘aan grondwettelijk vastgelegde normen niet kan worden getornd’, maar het gesprek daarover kan zeker wel worden geopend.
De Gaay Fortman kwam hiermee bij zijn hoofdpunt van zijn voordracht: voor de ‘pedagogische opgave’ is de term de ‘liberale rechtsstaat’ te abstract. Het is zware materie, die geen eenduidig antwoord geeft. Soelaas vinden we bij de Grondwet, die is concreet en staat duidelijk op papier.
Een Grondwetcampagne
De mate van abstractie is echter zodanig onderdeel van het imago van de Grondwet dat meer aandacht vereist is. In de afronding van zijn voordracht schonk de Gaay Fortman aandacht aan de campagne die wordt gevoerd om meer aandacht en bewustwording rondom de Grondwet te bewerkstelligen. Het doel is in alle geledingen van de overheid en samenleving de Grondwet tot leven te brengen als het fundament van zowel het staatsgezag als het Nederlandse burgerschap. Op 3 november 2023 (bij gelegenheid van 175 jaar Grondwet van Thorbecke) moet deze campagne uitmonden in een nationale viering van onze parlementaire democratie en rechtsstaat, waarover op de site www.staatshuys.nl meer te vinden is.
De pedagogische opdracht die in deze campagne voor ogen ligt is dat de nationale waarden, met de geldende regels die in de Grondwet zijn vastgelegd, meer aandacht krijgen. Een overgroot deel van de bevolking vindt de Grondwet noodzakelijk, maar heeft er te weinig kennis van. Dit komt ook omdat ze weinig beeld komen, en veel in abstracte taal.
De vraag die de Gaay Fortman heeft is gedeeltelijk bedoeld voor het onderwijs: hoe kunnen wij, burgers en het onderwijs, (toekomstige) Nederlandse burgers wegwijs maken in en de liefde aanwakkerende voor de Grondwet? Dit kan enerzijds in verbinding met de actualiteit, waarin de fundamentele waarden zichtbaar worden en een voedingsbodem ontstaat voor nauwkeurige overdracht van grondwettelijke normen en anderzijds door meer verhalen en beelden daar over te vertellen.
Om met een mooi citaat af te sluiten, gebruikte de Gaay Fortman het volgende: ‘wat wij achterlaten is niet in een stenen monument gegraveerd, maar in wat we hebben geweven in het leven van anderen’ (origineel in het Engels). En verwijst dan ook naar de menselijke vertaling van de bestendige afspraken die de afgelopen eeuwen zijn gemaakt en geformuleerd, die liggen in de menselijke relaties in de maatschappij en niet in het archief.
Tweegesprek met Luc Stevens
Na een pauze en het verzamelen van de ingestuurde vragen van het publiek, pakte Luc Stevens het gesprek over de pedagogische opdracht in relatie tot de Grondwet op. Onder het publiek werd de pedagogische opgave van de Grondwet gedeeld, maar miste een transfer naar realiteit: hoe dan? Dat de belevingswereld van jongeren, met alle technologie en sociale media, opgezocht moet worden staat buiten kijf. Vanuit het publiek wordt geopperd om bijvoorbeeld kinderen dorpen te laten bouwen in Fortnite of Minecraft waarin democratische grondslagen leidend zijn voor vormgeving.
Het vraagt ook om een systemische verandering, zoals dat eeuwen geleden in het recht is gebeurd. In een onderwijssysteem waarbij toetsing een voornaam ‘doel’ is geworden, is weinig ruimte voor het structureel bevragen en formuleren van het normatieve kader, zowel binnen als buiten de klas. De Gaay Fortman pleitte hierom voor een beetje van de Thorbeckiaanse wil, die de organische opbloei van de democratische machten destijds met hand en tand verdedigde. Dit heeft geleid tot de unieke status van het recht in Nederland, waarbij geen enkele vorm van politiek een rol speelt, omdat dit leidt tot machtsverstrengeling en gepolitiseerd recht (wat in Amerika wel het geval is).
Een belangrijke opmerking maakte Stevens met de opvatting van de grondbeginselen in het onderwijs. Een belangrijk onderdeel om deze wil door te zetten is het sterken van de zwakke oriëntatie voor de ander. Er ligt namelijk een grote nadruk op het vrijheidskarakter in onze democratie, en weinig op het verantwoordelijkheidskarakter. Het is zaak voor het onderwijs om leerlingen en studenten mee te nemen in deze dialectische afweging, waarbij het individu altijd in relatie tot het collectief staat.
Om terug te komen op de hoe-vraag, is uiteraard een integratie van de thematiek wenselijk. De Grondwet komt terug in verschillende vakgebieden en onderwerpen, wat wellicht al een eerste reflectievraag zou kunnen opwerpen: wanneer zijn we in de huidige onderwijspraktijken al bezig met de Grondwet?
Het wegstoppen in aparte vakken, zoals bij Burgerschap dreigt te gebeuren – en dus realiteit is geworden in het mbo – is uiteraard een technische manier van het beschouwen van de thematiek, zoals ook de kritiek is van Stevens op de extreme toetscultuur. De Grondwet is immers geen leeropdracht, maar bildung, het gaat over vorming. Deze vorming slaat allereerst op een persoonlijke, maar staat ook voor een democratische en gemeenschappelijke vorming. Wederom: binnen en buiten de klas. Hierbij behoort de menselijke waardigheid het basisuitgangspunt te zijn, iets wat we van onze oosterburen grondwettelijk kunnen leren: Menschenwürde als toetssteen van de democratie.
Het publiek oppert dan ook dat het onderwijs een oefenplaats dient te zijn voor burgerschap, waarbinnen de Grondwet vanzelfsprekend een funderende plaats verdient. Stevens vulde aan dat deze oefenplaats allereerst begint in de lerarenkamer, wat het baken dient te zijn voor de missie, visie en dus ook een (grondwettelijke) identiteit, hetgeen je wilt uitdragen als school. Dit geeft de leraar en de school gezag en aanzien, maar hiervoor moet wel hard gewerkt en gestreden worden. En dat dit risico’s met zich meebrengt beaamde Stevens door te zinspelen op Biesta’s Beautiful Risk of Education, dat toegepast kan worden als het democratisch risico.
Dat dit democratisch risico snel om de hoek komt kijken, wordt snel duidelijk wanneer vanuit het publiek wordt gepleit om een meer humanistische invulling van de Grondwet los te laten en af te wijken naar een holistische benadering, waarin mens, dier en natuur gelijkwaardig aan elkaar zijn. De laatste woorden over deze uitbreiding van de Grondwet zijn waarschijnlijk nog niet gesproken en zullen komende tijd scherper geformuleerd worden.
Met de mooie woorden: ‘het recht dient tot z’n te recht worden gebracht’ sloot Bas de Gaay Fortman deze Onderwijsavond af.
Reacties
Erwin Sengers
Op het onderwerp 'Ability to Act' brengen 8 (voornamelijk Nederlandse) professoren, in juli van dit jaar een boek uit dat de interessante onderwerpen van voornoemde sprekers verder uitwerkt.
Een preview:
"This book directed to the public debate, and aims at convincing a broad audience to buy it. It will be a document that provides insight into the greatest problems of today – communication is not the least of these problems. And it shows that these problems can be solved in another way than the usual one. The contributions should be write from an academic perspective, but as concrete as possible.
Every reader of this book puts now the question: ‘But what are then these problems?
Our society is confronted with a lot of threads. The following, fa from complete list provides an indication:
Crises, as the financial crisis of 2008 – 2014, Covid-19 crisis started in 2020
Uncertainty people feel, for instance as a consequence of a crisis or the climate change
Loss of control of people’s lives, induced by the management approach in work, in society
The way government treats its citizens, leading to a growing between these two
Considering the society as a market which often means withdrawing of the government
More individualism which sometimes divides societies.
It seems as if people’s moral precept (compass?) is not any longer functioning well. Higher values do not any longer direct people’s behavior. The authors of the chapters of this book are convinced that it is necessary to re-thinks the fundaments of our society on local, regional, national, and international level. The keyword is here: community. In a community one can contribute to the happiness of others and by doing so to one’s own happiness. In other words: no exclusion, but exchange of ideas.
Our society consists of both people and environment. The context of people’s life is an inherent part of the society. As a consequence, in the process of change our relation to material aspects of the environment also has an important place.
Besides a change in attitude, it also is necessary to re-think which knowledge and skills are appropriate to realize this.
In all the chapters of this book the authors analyze, from their expertise, the problems, discuss their analysis and give directions for concrete solutions. The analyses come from philosophy, economy, (self-)organization, innovation, psychology, education, especially on university (of applied sciences) level, morality".