Verslag Bildungconferentie: 'De beste versie van jezelf'
6 april 2020
Op donderdag 5 maart vond de Bildungconferentie ‘De beste versie van jezelf. Waartoe leiden we eigenlijk op?’ plaats aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg. De conferentie ging over het nut en het nadeel van bildung in het onderwijs. Bildung is gericht op beroeps- en persoonsvorming, maar wordt soms instrumenteel ingezet ten behoeve van studiesucces. Dit spanningsveld werd verkend aan de hand van lezingen van Marian Donner, Daan Roovers en Wouter Sanderse, in een breed palet aan workshops, en door troubadours Bart van Rosmalen en Anouk Saleming.
LEZING MARIAN DONNER: WIE IS ONS ROLMODEL?
Bildung en rendementsdenken
Schrijfster Marian Donner begint haar verhaal met haar ergernis aan reclames die ingaan op het geloof in de neoliberale droom waarin alles mogelijk is en alleen jij het heft in handen hebt. Die reclames vertolken volgens haar de essentie van de prestatiesamenleving waarin we leven. Het idee dat het altijd sneller, beter en hoger kan op alle fronten. En, stelt ze, we zijn ook aanzienlijk beter gaan presteren dan vroeger. Maar is daarmee niet ook iets heel wezenlijks aan het verdwijnen?
Donner deelt haar dilemma om hun zoon al dan niet naar een gewilde school te laten gaan. Als iedereen presteert behalve jij, dan stel je jezelf of je kind op een achterstand, dus je moet wel mee. Je moet naar een goede crèche, om naar een goede school, naar een goede universiteit, een goede baan te gaan en uiteindelijk gelukkig te zijn. Kinderen weten dit, dat ze moeten presteren. Ze moeten wennen aan hoe het ‘echte leven’ is. Maar opnieuw, wat is het dat hiermee verloren gaat?
Bildung gaat over zelfontplooiing, over culturele en morele vorming. Bildung wordt vaak als tegenkracht voor rendementsdenken gesteld. Maar zijn die twee nog wel te scheiden? Onderschat nooit het vermogen van het neoliberalisme om zich iets toe te eigenen, stelt Donner. Niets verkoopt beter dan protest en verzet. Bildung wordt vaak gepresenteerd als tegenkracht, maar ondertussen wordt zelfontplooiing ingezet om harder te werken, om je tot een goed aangepast burger te plooien.
In alle nadruk op zelfverbetering verliezen we verschil
Donner keert terug bij de door haar eerder opgeworpen vraag: Wat verliezen we in alle nadruk op zelfverbetering? Verschil, luidt haar antwoord. De mensen die het in de wereld maken beginnen steeds meer op elkaar te lijken, stelt ze. Ze verwijst naar de filosoof Samir Gandesha die spreekt van mensen met een ‘neoliberale persoonlijkheid’. Dit zijn de mensen die het goed doen, en zijn dus ook de rolmodellen voor onze jongeren.
Moeten we bildung dan maar helemaal achterwege laten in het onderwijs? Moeten we bildung meer gaan beschouwen als iets dat uit het individu zelf moet komen, in plaats van dat het opgelegd wordt? Maar dat is wel een hyper-individualistische benadering van bildung, stelt Donner. Het kind als consument.
Donner stelt een andere benadering voor, door te vertellen over een voor haar ‘bildende’ ervaring, namelijk het contact met haar eigenzinnige scriptiebegeleider. ‘Juist omdat hij zichzelf liet zien gaf hij mij de ruimte om zelf na te denken. De waarde lag in onze band: wat we in elkaar zien, dat we elkaar zien, en wat we elkaar laten zien. Echte bildung is geen individualistische onderneming, maar een verbond, een uitwisseling, een connectie. Tijd is hiervoor essentieel. Pas dan kan die band zich ontwikkelen’, aldus Donner.
WORKSHOP THIJS JANSEN: RECHTVAARDIGHEID EN DANKBAARHEID
Thijs Jansen is mede-oprichter en directeur van Stichting Beroepseer. Deze stichting komt op voor het belang van professionaliteit en wil beroepsbeoefenaren op de werkvloer concreet en praktisch behulpzaam zijn om in hun eigen werksituatie ‘goed werk’ en ‘beroepstrots’ te versterken. Stichting Beroepseer heeft het gedachtegoed van Howard Gardner vertaald in ‘goed werk-trajecten’. Het DNA van goed werk bestaat uit excellentie, ethiek en engagement.
Jansen laat middels tekstlezing zien dat er in de Griekse traditie een relatie is tussen rechtvaardigheid, dankbaarheid en goed werk. Vervolgens werpt hij de vraag op hoe we zelf omgaan met dankbaarheid aan mensen die hun werk goed doen. Zijn we als samenleving wel dankbaar genoeg? Moet die individuele deugd van dankbaarheid niet veel meer een publieke deugd worden? Als hoopvol voorbeeld noemt hij de #AlsnogBedankt campagne, waarin ervaringsdeskundigen alsnog bedankt zeggen tegen hulpverleners in de jeugdzorg.
We lezen het gedicht ‘Thanks’ van W.S. Merwin – dat voor Jansen de vraag oproept wat het vaak gedachteloos gezegde ‘dankjewel’ eigenlijk betekent – en gaan hierover met elkaar in gesprek. Zo bespreken we, als het gaat over de relatie tussen dankbaarheid en rechtvaardigheid, het verschil tussen vergeldingsrechtvaardigheid (wraak) en dankbaarheidsrechtvaardigheid (geven om wat mij gegeven is; er ontstaat wederkerigheid). Ook wordt het verschil tussen de omgangsvorm ‘dankjewel’ en de houding ‘dankbaarheid’ genoemd, en het voelen van dankbaarheid als signaal voor zingeving (weten wat er echt toe doet).
LEZING DAAN ROOVERS: NIEMAND DURFT ‘IK’ TE ZEGGEN
De prestatiesamenleving
Volgens Denker des vaderlands Daan Roovers horen we vaak dat we in een individualistische cultuur leven, maar, stelt Roovers: ‘volgens mij zijn veel jongeren te weinig individu.’
Ze begint haar verhaal met een korte uiteenzetting van de prestatiegeneratie. Die wordt allereerst gekenmerkt door prestatiedruk. We zijn van een commandosamenleving (hordes waar je overheen moest springen) naar een prestatiesamenleving (jezelf ontwikkelen) gegaan. Mensen worden hun eigen opdrachtgever en er is niemand om ‘nee’ te zeggen behalve jijzelf. Een tweede kenmerk van deze samenleving is de voortdurende vergelijking. Ze verwijst naar de psycholoog Paul Verhaeghe wanneer ze stelt dat we die vergelijking ook zijn gaan internaliseren. Studenten zijn zich voortdurend bewust van wat anderen (wél) doen. Een derde kenmerk is de technologische ontwikkeling en een vierde ten slotte: weinig houvast. We worden steeds vloeibaarder en flexibeler. De socioloog Zygmunt Bauman spreekt van ‘vloeibare moderniteit’. Kinderen wordt aanpassingsvermogen geleerd, maar: ze moeten ook niet oplossen in het niets. Ze moeten een duurzaam karakter ontwikkelen, aldus Roovers. Voor haar ideeën hierover gaat ze te rade bij de filosoof Søren Kierkegaard.
Bildung: leren omgaan met vrijheid en ontwikkelen van een duurzaam karakter
Kierkegaard thematiseert de gedachte van zelfverlies: het verliezen van je persoonlijkheid in het voortdurend voldoen aan eisen van andere mensen. Volgens Kierkegaard nemen mensen zichzelf veel te weinig serieus. Het lijkt alsof jongeren alleen maar bezig zijn met zichzelf. Tegelijk zijn al deze uitingen van individualiteit een vorm van aanpassing.
Volgens Roovers is in het gesprek over bildung het begrip ‘vrijheid’ essentieel. Om dit uit te leggen plaatst ze de opkomst van bildung in de context van de Industriële Revolutie. Hoe moeten we nadenken over mens en werk? Hoe voorkomen we dat economie en technologie ons dicteren? Bildung is gericht op ‘Freiheitsfähigkeit’: leren omgaan met vrijheid. Vrijheid is op een bepaalde manier een gegeven, maar dat moet je ook maar kunnen. Je moet iets ontwikkelen om niet ten onder te gaan.
Dit is ook wat er bij Kierkegaard op het spel staat. Het enige anker waar je in een snel veranderende wereld op kunt terugvallen is duurzaam karakter. Roovers citeert Kierkegaard wanneer ze zegt: ‘Niemand durft nog ik te zeggen.’ Volgens Roovers moeten studenten niet tevreden zijn met een oppervlakkig idee van individualisme of vrijheid. Ze moeten zich door hun karakter beschermd weten tegen de veeleisende buitenwereld.
Roovers concludeert met haar opvatting van bildung, namelijk: jongeren leren omgaan met vrijheid, en hen ondersteunen in het ontwikkelen van een duurzaam karakter.
WORKSHOP PAUL VAN TONGEREN: NIETZSCHE EN BILDUNG
Filosoof Paul van Tongeren vertelt dat Nietzsche nogal eens naar voren wordt gehaald als steunpilaar voor wat men wil met bildung. Maar, stelt hij, je moet voorzichtig zijn om Nietzsche de partijganger van welke partij ook te maken. Nietzsche is een tegendenker. Hij spreekt polemisch over bildung, en bildung heeft volgens hem ook zelf iets polemisch.
We lazen gezamenlijk een stuk tekst uit een serie lezingen van Nietzsche, getiteld ‘Over de toekomst van ons onderwijs’ (1872), waarin hij de onderwijsinstellingen bekritiseert. De tekst begint met de zin: ‘De lezer van wie ik iets verwacht moet drie eigenschappen hebben’, en die luiden:
- Hij moet ontspannen zijn en zonder haast lezen. Nietzsche stelt dat onze toekomstgerichtheid een nieuwe vorm van haast geworden is. Bildung is volgens Nietzsche: in het heden bezig zijn met het verleden, gericht op de toekomst, op de manier die de toekomst toekomstig laat.
- Hij moet niet steeds vanuit zichzelf en zijn eigen ‘beschaving’ redeneren. Wat er gelezen wordt komt uit het verleden. Volgens Nietzsche moet je vooral niet je eigen bildung tussenbeide brengen. Hoe zou je kritisch kunnen blijven, als je niet je eigen bildung tussenbeide mag brengen? Volgens Nietzsche is bildung: in het heden een ruimte vrijhouden om de cultuur van het verleden te bestuderen met het oog op een cultuur van de toekomst zonder te normeren vanuit ons huidige beeld van de toekomst.
- Hij mag aan het slot geen tastbaar resultaat in de vorm van lestabellen verwachten. Volgens Nietzsche moet je de toekomst de toekomst laten, niet invullen. Je moet bildung niet opvatten in termen van concrete eindvormen.
LEZING WOUTER SANDERSE: GOED WERK. BILDUNG IN HET BEROEPSONDERWIJS
Anders denken over bildung
Lector Beroepsethiek Wouter Sanderse wierp de vraag op hoe we bildung moeten begrijpen in een beroepscontext. Volgens hem wordt bildung niet zo gauw in verband gebracht met werk of beroep. Bildung wordt vaak gezien als ‘leuk extraatje’, maar zou niet in de kern te maken hebben met het soort professionals dat we opleiden. En dat is ook niet gek, want bildung wordt vaak opgevat als kennis en boeken, wat (deels) haaks staat op wat er in een mbo of hbo gebeurt. Daar gaat het namelijk over split second beslissingen in het handelen. Sanderse probeert in zijn lezing een aanzet te geven voor hoe je anders over bildung kunt denken. Dat doet hij via de Grieken en de Duitse bildungperiode.
De Grieken en de Duitse bildungperiode: bildung en werk losgekoppeld
Bij de Grieken ging het nog niet over bildung, maar over paideia (vorming). Daar kun je pas aan doen als je vrije tijd hebt, tijd die je besteedt aan geluk, dat wil zeggen: optimaal mens-zijn. Daar heb je allerlei deugden voor nodig. De overheid heeft als centrale taak het geluk van de burgers (een select clubje) te bevorderen. Werk werd belangrijk gevonden, maar niet als doel op zich. Uiteindelijk gaat het om karaktervorming. Als je er zo over denkt, dan is het lastig om bildung en werk aan elkaar te koppelen.
De Duitse bildungperiode stond in het teken van publiek onderwijs voor iedereen. Maar dat pakte anders uit. Slechts 2-3% kon zich dat veroorloven. Bildung werd ook steeds meer gebruikt als politiek middel om de Duitse natiestaat op te bouwen. Nietzsche wees al op de vervlakking en massaliteit van dat onderwijs. Hij had een ander idee van bildung: genieën die de cultuur verder kunnen brengen. Sanderse concludeert dat hoewel er de ambitie was om bildung voor iedereen beschikbaar te maken, dit in de 19e eeuw niet van de grond kwam. Bildung en beroepsonderwijs werden, net als bij de Grieken, uit elkaar getrokken.
Wat betekent bildung voor het beroepsonderwijs?
Hoe kun je bildung en beroep wél samen denken? Filosoof Peter Bieri heeft het over ‘jezelf vormen’ versus ‘opgeleid worden’. Dat lijken twee heel andere dingen, maar Sanderse denkt dat ze wel degelijk samen kunnen gaan. Een professional zijn is onderdeel van mens-zijn; kennis en kunde kan niet zonder houdingen. Sanderse refereert aan de socioloog Richard Sennett, die laat zien hoe je door werk een completer mens kan worden. In werk zelf zit ook iets vormends. Ook noemt Sanderse het werk van psycholoog Howard Gardner en collega’s. Wat volgens hen werk goed maakt, zijn: excellentie (ergens heel goed in zijn), engagement (zin ervaren in wat je doet) en ethiek (maatschappelijk verantwoord). Wat betekent bildung voor het hbo? Als technisch vakmanschap persoonlijk betekenisvol en maatschappelijk verantwoord is. Ofwel: technische expertise en: wie ben ik en wat gebeurt er in de wereld?, aldus Sanderse.
Bildung, hoe doe je dat?
Bildung in het beroepsonderwijs, hoe zie dat er dan uit? Sanderse verwijst naar Kool & Schutte (2016) die acht bouwstenen voor bildung noemen, waaronder zelfsturing en moreel kompas. Bildung is geen vak of module, maar gaat over vragen die je kunt stellen, over thema’s waarmee je met studenten iets kunt doen. Uit een Fontys-onderzoek naar bildung kwamen onder meer de volgende opbrengsten: ervaringen opdoen en ontmoetingen centraal, vakoverstijgend werken, maatschappelijke issues, meer tijd en ruimte, studenten erbij betrekken.
Sanderse onderstreept ten slotte de rol van de docent: wie je bent als docent is cruciaal. Als dat niet vormend is, zet het geen zoden aan de dijk. Bildung wordt vaak geassocieerd met coachend onderwijs, maar zo ziet Sanderse dat niet. Er zijn de twee uitersten van aan de ene kant de docent als cultuurdrager die cultuur overdraagt op leerlingen, en aan de andere kant de docent die niks inbrengt en de student als uitgangspunt stelt. In een rapport van de Onderwijsraad (2011) wordt gewezen op een combinatie van beide: docenten geven zelf aan wat ze betekenisvol vinden, en nodigen studenten uit zich ertoe te verhouden. Docenten leggen iets op het bordje van studenten, maar of ze het eten of niet is iets waar de eigen wil een plek heeft. De filosoof Joep Dohmen heeft het over begeleide zelfvorming: zelfvorming doe je niet in isolement. Zo bezien is de docent een reisgids die ervaring heeft, weet waar de mooie uitzichten te vinden zijn – maar mensen gaan daar zelf iets mee doen.
Maartje Janssens is wetenschappelijk medewerker bij NIVOZ.
Reacties
Susanne van Lent
Complimenten Maartje voor je treffende weergave van deze dag..tenminste in mijn ogen