Verdriet op het schoolplein
25 november 2022
‘Dikke tranen rollen over de wangen van Arend. Groep 4 speelt buiten en het einde van het schooljaar nadert, de leerlingen zijn moe. Het is mij niet duidelijk waarom Arend zo verdrietig is. Hij is vaker van slag en ik vraag hem wat er is. Arend schudt zijn hoofd en loopt van mij weg. Ik denk dat hij te verdrietig is om te vertellen wat er is.’ Hester IJsseling gaat met collega’s van het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel (Thomas More Hogeschool) op zoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk – ook wel, de ‘ziel’ van het onderwijs. Wat verstaan we daaronder en wat vraagt dat van ons? Deze keer leerkracht-onderzoeker Laura de Ridder over verdriet op het schoolplein.
Arend lijkt iets nodig te hebben om zijn gevoelens onder woorden te brengen, maar op dit moment nemen zijn tranen de overhand. Ik vraag Julias, een klasgenoot van Arend, om eens navraag te doen bij Arend. Het is fijn als kinderen uit de klas voor elkaar zorgen en betrokken zijn bij elkaar. Beide jongens verdwijnen even uit mijn gezichtsveld. De buitenspeeltijd gaat door en net op het moment dat ik mij afvraag hoe het met de jongens gaat, zie ik Arend en Julias deelnemen aan het spel ‘politie en boefje’. Het ziet er gezellig uit, er doen een stuk of acht kinderen mee. Ik hoor joelende geluiden van de wegrennende boeven en ik zie dat de politieagenten een plan met elkaar smeden. Ik kijk of ik kan checken hoe het met Arend gaat, maar hij gaat zo op in zijn rol als boef, dat ik geen oogcontact krijg. Julias ziet mijn blik en steekt zijn duim op; ik ben gerustgesteld.
Het verdriet tijdens het buitenspelen doet mij denken aan wat Joop Berding (2016) vertelt over John Dewey, een Amerikaanse filosoof, psycholoog en pedagoog. Dewey noemt pedagogische participatie als middel en als doel in de opvoeding. Door kinderen te betrekken in gezamenlijke activiteiten vinden er twee processen tegelijk plaats. Ten eerste geeft een volwassene een kind de kans te oefenen met diens rol in een sociale situatie. Julias heeft Arend op een of andere manier bereikt, waardoor het buitenspelen met elkaar een vervolg kreeg.
Ten tweede beschrijft Berding het proces van het innemen van een onderlinge positie ten opzichte van elkaar. Ik ben de ene en jij bent de ander. Als de leraar een stap achteruit zet en een kind stimuleert een plaats in te nemen, krijgen kinderen de mogelijkheid hun onderlinge positie uit te vinden. Doordat Julias Arend helpt en ik me terughoud, ontstaat er een ruimte waarin beiden kunnen oefenen met hoe ze met elkaar omgaan. Er is ruimte voor de kinderen om te experimenteren met emoties en het bieden van hulp.
De school kan een ruimte zijn waar geheel vrij geoefend kan worden. Soms nodig je als leraar een kind uit iets nieuws te proberen of iets wat eerder niet lukte, opnieuw te proberen. Op school krijgt een kind de aandacht en de tijd om te oefenen en om kennis en ervaringen op te doen (Masschelein & Simons, 2021).
Na het buitenspelen praat ik met de kinderen over de speeltijd op het plein. Leo, Anna en Nika hebben met elkaar verstoppertje gespeeld in de bosjes en een aantal jongens hebben met elkaar gevoetbald. Daar was wat onenigheid over de puntentelling, maar dat hebben de kinderen met elkaar kunnen oplossen. Ava was het opgevallen dat Arend zo verdrietig was en ze vraagt hem hoe het nu gaat. Arend vertelt heel rustig dat hij ook heel verdrietig wás en dat hij blij was dat Julias hem kwam opzoeken. Ik vraag hem wat er fijn aan was. Arend vertelt dat hij een vriend nodig had en dat Julias op dat moment een goede vriend voor hem was. Julias kijkt trots de groep rond.
Laura de Ridder is leerkracht-onderzoeker bij het Lectoraat Professionaliseren met Hart en Ziel van de Thomas More Hogeschool
Bronnen
Berding, J. (2016) Ik ben ook een mens. Culemborg: Uitgeverij Phronese
Masschelein, J. & Simons, M. (2021). De lichtheid van het opvoeden. Leuven: Lannoo Campus
Deze blogserie is een bijdrage van het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel, een onderzoeksgroep onder leiding van Hester IJsseling, bestaande uit leraren en lerarenopleiders. Samen zijn wij op zoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk – ook wel, de ‘ziel’ van het onderwijs. Wat verstaan we daaronder en wat vraagt die van ons? De onderwijspraktijk kent allerlei formele structuren en modellen die houvast en overzicht geven, maar in de ervaring van alledag gebeuren aldoor dingen die onze plannen doorkruisen. Die gebeurtenissen plaatsen leraren voor de vraag: wat ga jij doen? Ze confronteren je met je uniciteit en onvervangbaarheid, als leraar en als mens. Een belangrijk aspect van pedagogische professionaliteit lijkt het vermogen af te stemmen en in te spelen op het onverwachte en onbeheersbare. In die context spreken we van een pedagogiek van onderbreking en verbinding. De komende weken geven we in een serie blogs een inkijkje in wat ons als onderzoekers aan het hart gaat.
Reacties