Van straffen en belonen naar vertrouwen en verantwoordelijkheid: het belang van voorleven
3 juni 2019
‘We willen graag sociaal vaardige en evenwichtige kinderen, die zichzelf kennen en rekening houden met anderen. Kinderen die de juiste keuzes maken en zich netjes en overwogen gedragen. Dat is een nobel streven. Maar dat gaat niet zomaar. Dat is hard, heel hard werken. Kinderen kunnen het wel, maar vinden ze dat belangrijk? Daar zit de opvoedkundige taak van de leerkracht en de ouders, het liefst samen.’ Ton van Rijn schreef een beschouwing over opvoeden, de overgang van straffen en belonen naar vertrouwen en verantwoordelijkheid en het belang van voorleven.
‘Wat is consequent en consistent?’ ‘Hoezo macht naar verantwoordelijkheid?’ Waarom mentaliteit en duidelijkheid?’ Het zijn allemaal termen waarop we komen als liefde, warmte, aandacht, relatie en dergelijke tekort schieten. Als we het zo belangrijk vinden dat kinderen van elkaar mogen verschillen en een evenwichtig en positief zelfbeeld ontwikkelen, is het misschien wel nodig om opvoeden in de directe zin van het woord bloedserieus te nemen.
We komen uit een tijd van macht, straffen en belonen, en willen naar een tijd van vertrouwen en verantwoordelijkheid. Overal zie je dat gevecht in het klein en in de grote wereld. We kunnen dat blijkbaar nog niet zo goed. Toch gaat het ook op veel plekken wel heel goed. Dus het kan wel. We redden het niet met termen als milieu, allochtoon, achterstand(-swijken), kansarm, a-sociaal. Ze zijn er wel, maar we komen er niet veel verder mee.
Overal waar je een groep mensen ziet (leraren op een school, kader in een sportvereniging, mensen in een wijk) die als groep, als team, een duidelijke bedoeling hebben en het daar constant en consequent met elkaar over hebben, merk je dat de groep leerlingen, sporters, mensen in de wijk , het voorleven van deze bedoeling overnemen, of in ieder geval dat daar hard aan gewerkt wordt.
Als we als groep met elkaar overtuigd zijn van de goede bedoeling is het belangrijk om ons handelen, onze organisatie, in dienst te zetten van die bedoeling. Doen we het dan ook, en niet minder belangrijk: houden we dat ook vol? En wat gebeurt er met individuen die het niet doen of niet goed genoeg? Stoten we die uit of proberen we hen uit alle macht te verleiden toch vooral mee te doen? En hoe doe je dat dan?
Op een school is het niet anders. Althans, daar zou het niet anders moeten zijn. Daar vind je vaak goed doordachte missies en visies en mooie teksten in schoolgidsen en op de websites. Maar als je goed in de praktijk kijkt, is het meestal een goedbedoelde poging en komen we niet in de buurt van de ‘complete’ bedoeling. Compleet in die zin dat de bedoeling ook echt voelbaar, zichtbaar en zelfs meetbaar is. Hoe komt dat?
Op de een of andere manier hebben we niet geleerd hoe je daar als volwassenen mee om moet gaan. Niet echt. Meestal vervallen we in hoe wij het zelf ooit geleerd hebben. We vervallen in de macht. Maar er zijn gevolgen als je het niet goed doet. Meestal krijg je als kind te maken met een volwassene, een leraar, die ergens iets van vindt en iets van zegt. Soms krijg je een moraliserend gesprek. En als het meezit krijg je een gesprek met vragen, die ertoe leiden dat je het niet goed hebt gedaan. Suggestieve vragen, leidend naar jou als oorzaak. Helpen we kinderen daarmee om te werken aan zichzelf vanuit het inzicht dat dit misschien toch wel nodig is?
Er zijn twee hoofdlijnen, die in ieder geval heel helpend zijn:
- De volwassene, de leraar en liever nog de school, deelt met de kinderen heel direct wat de bedoeling is en vooral waarom. Dat delen gaat vooral in groepsgesprekken met als doel dat de bedoeling niet alleen begrepen wordt, maar ook geaccepteerd en dus in de praktijk omgezet. Dat gaat vanuit de relatie en vooral met optimisme en vaak met humor.
- Een tweede lijn is om de ruimte voor kinderen zo groot (of klein) te houden, dat ze de bedoeling ook kunnen uitvoeren. De een kan dus meer ruimte aan dan de ander. Pas als de bedoeling gewoon geworden is, kan die ruimte worden vergroot. Niet loslaten, maar anders vasthouden, noemt Wouter Hart dit.
In de scholen die overgaan van klassikaal naar een meer gepersonaliseerde vorm luistert dit proces erg nauw. We zijn geneigd te geloven in de goede bedoeling van de leerlingen en tolereren dan vaak te veel, waardoor het steeds moeilijker wordt om echte leerprocessen te begeleiden. Dat wordt versterkt door de verschillen in interpretatie van de leerkrachten. Daar is nog een wereld te winnen.
Door zo objectief mogelijk waar te nemen, zie je hoe het gaat met de groep, dat groepje en dit individu. Als dat goed gaat: vooral niets doen (de kunst van het niet-doen of het ook gewoon vinden dat het goed gaat, dus niet belonen). Als het niet goed gaat: je vooral afvragen wat jij hieraan kunt en moet doen.
We willen graag sociaal vaardige en evenwichtige kinderen, die zichzelf kennen en rekening houden met anderen. Kinderen die de juiste keuzes maken en zich netjes en overwogen gedragen. Dat is een nobel streven.
Maar dat gaat niet zomaar. Dat is hard, heel hard werken. Kinderen kunnen het wel, maar vinden ze dat belangrijk? Daar zit de opvoedkundige taak van de leerkracht en de ouders, het liefst samen. Kinderen hebben ons nodig om zich aan vast te kunnen houden als het even minder gaat. Kinderen moeten kunnen rekenen op duidelijke, stabiele, zich van hun verantwoordelijkheden bewuste leerkrachten.
Kinderen hebben het recht om te weten waar ze aan toe zijn.
Ton van Rijn is docent Pedagogisch Leiderschap bij de stichting NIVOZ en daarnaast als begeleider verbonden aan de Coalitie. Hij heeft ruim veertig jaar onderwijservaring, waarvan de laatste negen jaar als directeur bij de innovatieve basisschool Wittering.nl in Rosmalen. Met zijn bedrijf Onderwijsgewoondoen.nl adviseert en begeleidt hij scholen die willen kantelen naar een meer kindgerichte benadering van het onderwijs.
Reacties
Willy Hoekstra
Een mooi artikel.
Vanuit mijn visie hoort daar nog één ding bij en dat is bemoediging.
Het “ Encouraging for children to learn” van Don Dinkmeyer en R Dreikurs is een mooie start om het in klassen voor te leven.
Net zoals goede familieraden en klassevergaderingen.
De Crucial C’s die ik in mijn boek Help alle kinderen doen mee, zijn erg helpend om kinderen tot verantwoordelijke burgers op te voeden, zodat ze zichzelf en anderen kunnen helpen om verantwoordelijkheid te dragen,respect te tonen en gehoord en gezien te worden.Bemoediging is echt helpend.