Uit de pedagogische canon: Harry Kunneman over het morele actorschap van de leraar
10 mei 2021
In de 'Pedagogische Canon’ vind je een serie portretten van wetenschappers en onderwijsdenkers, uit heden en verleden. Hun werk is van betekenis voor een beter verstaan van goede onderwijspraktijk. Via kernbegrippen, definities en eerder gepubliceerd werk trachten we de essentie te vatten. In deze aflevering staat het werk van Harry Kunneman – tot 2017 verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek – centraal. We zouden kunnen zeggen dat zijn denken ons bewust maakt van het morele actorschap van de leraar. Dat helpt ons over onderwijs te denken als een normatief geladen praktijk.
Harry Kunneman (1948) was tot oktober 2017 als hoogleraar sociale en politieke theorie verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Hij studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en vervolgde daar zijn loopbaan als universitair docent sociale filosofie. In 1989 vertrok hij richting de Universiteit voor Humanistiek waar hij de Leerstoel theorie en praktijk van het geestelijk werk, in het bijzonder de praktische humanistiek bekleedde. Later werd Kunneman benoemd tot hoogleraar sociale en politieke theorie. Van 2000 tot 2004 was hij rector aan dezelfde Universiteit.
Zingeving en humanisering
De leeropdracht van Kunneman had ten doel het humanistisch raadswerk en de studie humanistiek verder te verwetenschappelijken. In deze context ontwikkelde hij het begrip 'trage vragen'. Dat zijn levensvragen rondom thema's als vriendschap, relaties, werk, verlies en ziekte. Kunneman stelde dat de trage vragen niet alleen persoonlijk van aard zijn, maar ook betrekking hebben op maatschappelijke instituties. Om die reden werden 'zingeving' en 'humanisering' voor hem de pijlers van de humanistiek. Bij het begrip zingeving gaat het kortgezegd over datgene wat betekenis en samenhang geeft voor het individu. Humanisering heeft betrekking op humaan handelen en daarmee op een politiek en moreel streven naar een rechtvaardige samenleving.
Kritisch humanisme
In 2005 kwam Kunnemans belangrijkste boek uit met de titel: Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. In dit werk laat Kunneman zien hoe de uitvergroting van het autonome individu verworden is tot een dik-ik: een individu dat zich bevrijd heeft van alle vormen van moreel gezag. Tegelijkertijd stelt hij dat een terugkeer naar bindende, verticale gezagsverhoudingen geen acceptabel alternatief is. Vanuit een kritisch-humanistisch perspectief analyseert Kunneman de vraag hoe voorbij het dikke-ik te komen. Dit humanisme pleit voor zelfkritiek en mogelijkheden tot veranderingen binnen de dominante stroming in het humanisme waarin het primaat bij de autonomie en de rationaliteit van het subject ligt (Kunneman, 2005).
Daarmee is de betekenis van dit kritisch humanisme tweeledig. In de eerste plaats kan het gezien worden als een uitvloeisel van de kritische theorie. Het gaat daarbij om een maatschappijkritische inzet van humanisme. Daarnaast is de term kritisch humanisme een aanduiding van de noodzaak van permanente zelfkritiek voor het humanisme om aan zijn eigen morele horizon trouw te blijven (Robbesom, 2017, 129).
Normatieve professionalisering
Normatieve professionalisering draait volgens Kunneman om twee kerninzichten: ten eerste gaat het over het idee dat al het professionele handelen door normen wordt bepaald die impliciet en expliciet met de professie zijn verweven. Daarnaast gaat het ook over de eigen persoon van de professional en diens normativiteit die een rol spelen in het handelen. Deze twee aspecten samen maken dat normatieve professionalisering gaat over het reflexieve leerproces van professionals dat goed werk kan bevorderen.
Betekenis van het denken van Kunneman
Met zijn wetenschappelijk werk heeft Kunneman een nieuwe menswetenschap ontwikkeld en op de kaart gezet: een vorm van wetenschap die morele betrokkenheid incorporeert en morele waarden een plek geeft als onderdeel van goede praktijken, zoals in goede hulpverlening, goede zorg en goed onderwijs. Deze vorm van wetenschap zet dus niet de hele relationele, ethische en morele dimensie van het professionele handelen buiten de deur als onwetenschappelijk, maar vraagt zich af hoe we die dimensie een plek kunnen geven in de bagage en de deskundigheid van de professional.
Voor het onderwijs zouden we - heel kort - kunnen zeggen dat het denken van Kunneman ons bewust maakt van het morele actorschap van de leraar en we daarmee kunnen denken over onderwijs als een normatief geladen praktijk. Normatieve professionalisering van leraren betekent dan dat leraren zich bewust zijn van de wisselwerking tussen de persoon van de leraar, de professie en de context, zoals ook Hartger Wassink schrijft in zijn artikel ‘Wie ben ik om iets te vinden van mijn collega’s? Normatieve professionalisering en onderwijs’.
Normatieve professionalisering in het onderwijs draait om het vergroten van een bewustzijn, een sensitiviteit die leraren aan de dag leggen bij de dagelijkse uitvoering van hun taak. Het is in die zin vergelijkbaar met de term pedagogische tact, aldus Wassink (Van Manen, 1991, Bors en Stevens, 2013).
Literatuur
- Kunneman, H. (2005) Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
- Kunneman, H. (2013) Kleine waarden en grote waarden. Normatieve professionalisering als politiek perspectief. Oratie. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
- Robbesom, D. (2017) ‘Werken aan trage vragen’ De woorden van Harry Kunneman. ISVW Uitgevers, Leusden.
- Wikipedia: Harry Kunneman.
- Wie ben ik om iets te vinden van collega’s? Normatieve professionalisering en onderwijs
NB. NIVOZ heeft niet de illusie met deze canonbijdrage volledig en compleet te zijn. Het is geschreven om de aandacht en interesse te wekken bij leraren, schoolleiders en andere geïnteresseerden. Voor sommige zal het gaan om een eerste kennismaking; voor anderen aanleiding zijn om zich verder te verdiepen. We verwijzen daarvoor naar andere bronnen, zoals onder meer naar het boek Grote pedagogen in klein bestek (SWP), de website van Expoo en het erfgoed van de Nederlandse Gedragswetenschappen (ADNG).
Reacties