Subjectwording: durf jij het aan? Over subjectwording in de onderwijspraktijk
1 juli 2021
‘Dus als ik het goed begrijp gaat het bij subjectwording om het zien van leerlingen als subject. Persoonlijke gesprekken voeren, verantwoordelijkheid bij het kind leggen, nadenken over het eigen denken en handelen,’ zegt een groep 7 leerkracht. ‘Bij mij beklijft de definitie niet,’ reageert een leerkracht van groep 1/2 . Van de "drieslag" van Gert Biesta is subjectwording de lastigste om te (be)grijpen. Roli Ayutsede, leerkracht in het primair onderwijs en student Pedagogische Wetenschappen, en Monique Leijgraaf, onderzoeker aan de IPABO, willen in dit artikel het begrip duiden aan de hand van zowel de theorie als van kritische doordenkingen en voorbeelden uit de praktijk van de klas.
NIVOZ-onderwijsavond samen met Nina Hosseini
Op donderdag 26 januari verzorgt Leijgraaf samen met Nina Hosseini de volgende NIVOZ-onderwijsavond in de reeks De betekenis van verschil. Over inclusief onderwijs en het handelen van de leraar. Meer informatie en tickets voor de avond vind je hier.
‘Het onderwijs heeft als doel om in elk kind het verlangen te wekken om op een volwassen manier in de wereld te willen zijn’ (Biesta, 2015).
‘Dus al ik het goed begrijp gaat het bij subjectwording om het zien van leerlingen als subject. Persoonlijke gesprekken voeren, verantwoordelijkheid bij het kind leggen, nadenken over het eigen denken en handelen,’ zegt een groep 7 leerkracht. ‘Bij mij beklijft de definitie niet,’ reageert een leerkracht van groep 1/2 . ‘Ik lees vooral wat subjectwording niet is, maar wat is het dan wel?’ zegt een leerkracht van groep 6. ‘Ik kan nergens concrete voorbeelden vinden, hierdoor blijft subjectwording vaag,’ zegt een leerkracht groep 8.
Een groep startende leerkrachten is in gesprek over het begrip subjectwording. Ze praten over de definitie en onderzoeken of ze momenten van subjectwording in hun dagelijkse lespraktijk kunnen herkennen. Wat voorzichtig probeert de groep 1/2 leerkracht: ‘Ik vraag weleens aan een kind hoe het een “super kind” kan worden als er bijvoorbeeld spullen naar de gang moeten worden gebracht. Het kind benoemt dan hoe hij/zij dit moet doen.’ De leerkracht groep 7 reageert: ‘Maar dan gaat het op jouw manier, want jij hebt al bepaald wanneer een kind een “super kind” is.’ Hier zijn de leerkrachten het over eens. ‘Maar wat is dan wel een moment van subjectwording?’ zegt de leerkracht groep 1/2. ‘Er zullen onbewust momenten van subjectwording plaatsvinden, maar ik kan ze aan het einde van de dag niet benoemen, want hoe een moment van subjectwording eruit ziet is voor mij niet duidelijk,’ zegt de leerkracht van groep 8.
Ongrijpbaar
Het blijft voor veel leerkrachten een ongrijpbaar begrip: subjectwording. Gert Biesta stelt dat het antwoord op de vraag ‘Wat is goed onderwijs?’ gezocht moet worden op het snijvlak van de drie doeldomeinen; kwalificatie, socialisatie en subjectwording.[1] Waar je bij kwalificatie en socialisatie gemakkelijk een voorstelling kunt maken van de inhoud van de begrippen, is dit bij subjectwording een stuk lastiger. In de onderwijspraktijk valt op dat veel mensen het belang van Biesta’s doeldomeinen inzien en vanuit deze doeldomeinen vorm willen geven aan hun onderwijs. Echter, het blijft voor velen een vraag hoe ze het doeldomein subjectwording kunnen vertalen naar de praktijk. Biesta zelf geeft nauwelijks een concrete invulling aan het begrip subjectwording. In de paragraaf waarin we Biesta’s gedachtengoed weergeven zal duidelijk worden waarom Biesta hierin terughoudend is. Deze terughoudendheid draagt echter wel bij aan een zekere verlegenheid bij leerkrachten. In de dagelijkse praktijk is dit terug te zien. Veel leerkrachten richten zich vooral op kwalificatie en socialisatie, want ‘Subjectwording vind ik zo vaag’ of ‘Ik zie niet voor me hoe zo’n moment van subjectwording eruit zou moeten zien’. Daarnaast zien we ook dat er bachelor en master studenten zijn die het doeldomein subjectwording vermijden in het schrijven van hun paper, want ‘Ik wil het risico niet lopen dat de docent denkt dat ik de stof niet begrijp.’ Ook in het proefschrift van Jeroen van Waveren (2020) wordt deze verlegenheid zichtbaar. Uit zijn onderzoek met zeven leerkrachten uit het primair onderwijs komt naar voren dat de leerkrachten het doeldomein socialisatie begrijpen en herkennen uit hun (dagelijkse) lespraktijk, maar dat ze het doeldomein subjectificatie als lastig en moeilijk te begrijpen ervaren. Van Waveren concludeert dat leerkrachten het lastig vinden om ruimte te kunnen maken in hun onderwijs voor de vrijheid van het individu en dat ze het moeilijk vinden te bepalen wat hun rol als leerkracht is in dit proces (van Waveren, 2020). Het gevolg is dat het derde doeldoemein (subjectwording) onbedoeld tekort gedaan wordt in het onderwijs.
Kwalificatie – Socialisatie - Subjectwording
Volgens Biesta is het de pedagogische opdracht van de leerkracht om aan de ene kant kennis en kunde over de wereld aan te reiken en anderzijds tijd en ruimte te geven aan leerlingen, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot autonome wezens. Biesta stelt dat deze pedagogische opdracht zich binnen drie elkaar overlappende doeldomeinen beweegt (Biesta, 2015). Deze drie doeldomeinen vormen als het ware de fundering van goed onderwijs. Hij spreekt over de domeinen: kwalificatie, socialisatie en subjectwording (persoonsvorming).
Kwalificatie is gericht op het aanleren en eigen maken van kennis en vaardigheden. Hier zijn we in het onderwijs dagelijks en bewust mee bezig. Kennisoverdracht zal voor veel leerkrachten het uitgangspunt zijn van het onderwijzen. Leerlingen kennis laten maken met de wereld staat centraal. Bijvoorbeeld een les waarin leerlingen leren over het naar school gaan van leeftijdsgenoten in verschillende landen. De leerlingen kunnen tijdens zo’n les onderzoeken wat de verschillen en overeenkomsten zijn van het onderwijs in de verschillende landen. Tijdens deze les doen de leerlingen kennis op over onderwijs en daarnaast ontwikkelen ze de vaardigheid onderzoeken. Kwalificatie gaat over met name de kennisaspecten in het lesdoel dat je als leerkracht aan je les verbindt (Aan het einde van de les weten/ kunnen de leerlingen…). Breder gezien gaat het ook over kerndoelen, tussendoelen en einddoelen waarin beschreven staat wat de leerlingen moeten kennen (kennis) en kunnen (vaardigheden).
Leerlingen worden voorbereid op een deelname aan de maatschappij, waar deelname aan bestaande tradities en praktijken een grote rol bij speelt.
Socialisatie gaat om de vorming van normen, waarden, tradities en praktijken. Leerlingen worden voorbereid op een deelname aan de maatschappij, waar deelname aan bestaande tradities en praktijken een grote rol bij speelt. Dat begint al bij de taal: dankzij de taal die leerlingen (ook) op school leren zijn ze in staat te communiceren binnen de wereld waarin ze leven. Net als kwalificatie speelt dit doeldomein een grote rol in het onderwijs. Hierbij hebben we het over manieren om samen te leven en nadenken over wie je bent. In het onderwijs gebruiken we hier vaak methodes voor, zoals De Vreedzame School en Leefstijl. Hierdoor zijn we bewust (maar soms ook onbewust) bezig met het aanleren en normaliseren van tradities en praktijken die in de samenleving gangbaar zijn. Wat centraal staat is het leerlingen zich thuis leren voelen in de wereld door de leerlingen bekend te maken met specifieke waarden en normen die in de wereld gelden. Iedere leerkracht herkent wel dat je aan het begin van het schooljaar de regels en routines met de leerlingen opstelt en doorneemt. Leerlingen worden geacht om deel te nemen aan een groep waarin routines worden vastgesteld. Hoe moet ik mij gedragen om een goede klasgenoot te zijn? Maar ook kan socialisatie betrekking hebben op waarden, normen, tradities en praktijken op de wereld die de leerlingen misschien onbekend zijn. Dat kan bijvoorbeeld heel concreet aan de hand van James Mollison’s fotoreportage ‘Where Children Sleep’: een project waarin Mollison 56 kinderen en hun slaapkamers over heel de wereld vastlegde.[2] Door de leerlingen deze foto’s te laten zien worden ze uitgedaagd om zich te verbinden met leeftijdsgenoten die op heel andere plekken op de wereld leven. Ze leren voelen over verschillende situaties waarin kinderen kunnen slapen. Het doel van deze les is niet alleen dat de leerlingen uiteindelijk kunnen vertellen over hoe kinderen in andere landen slapen (kennis), maar dat kinderen hart krijgen voor elkaar en leren voelen voor elkaar zodat er meer begrip en wellicht respect ontstaat voor verschillende tradities in de wereld. Het gaat om samenlevingsnormen, burgerschap en manieren waarop we ons gedragen.
Subjectwording, ofwel persoonsvorming, gaat om de vraag ‘hoe ben ik?’ Subjectwording is het proces van onafhankelijk kunnen zijn, denken en handelen te midden van anderen. Een leerling moet zichzelf kunnen worden, een zelfstandig individu dat vrij is, zelf keuzes kan maken en verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en de wereld om hem/ haar heen. Dit kan in lijn zijn met de tradities en de praktijken waar de leerling aan deelneemt, maar daar ook tegenin gaan (Biesta, 2010). Nadenken over hoe je in de wereld kan zijn, zonder jezelf in het middelpunt van de wereld te plaatsen. Het gaat erom dat je als volwassen (verantwoordelijk) persoon een bestaan leeft waarin je je eigen verlangens bekijkt, bevraagt en onderzoekt, en die verlangens kunt ombuigen naar verlangens die ook wenselijk kunnen zijn voor de andere mensen met wie je in de wereld bent. “Het is een kwaliteit van zijn, een kwaliteit van in de wereld zijn” (Biesta, 2016).
Biesta stelt dat subjectwording vaak een ondergeschoven kindje is in het onderwijs. Hij zegt dat het onderwijs niet alleen een kwalificerende en socialiserende taak heeft, maar ook als doel moet hebben om kinderen als vrij en verantwoordelijk subject (persoon) in de wereld te laten staan. Om los van de bestaande praktijken en tradities persoon te worden. Echter, Biesta is terughoudend in het geven van een concrete invulling aan het begrip of aan handvatten hoe je dit in het onderwijs zou kunnen ‘inzetten’.
Subjectwording gaat er niet om dat je iemand verantwoordelijk maakt, maar dat iemand de eigen verantwoordelijkheid neemt.
Sterker nog, Biesta zegt dat als je subjectwording probeert te realiseren het helemaal niet zal plaatsvinden. Subjectwording kan soms verschijnen, maar zal niet voortdurend aanwezig zijn. Het is niet iets waar je over kunt beschikken of wat je vast kan stellen. Het is niet meetbaar of kneedbaar (Biesta, 2010). Subjectwording gaat er niet om dat je iemand verantwoordelijk maakt, maar dat iemand de eigen verantwoordelijkheid neemt. Een leerling is namelijk “niet alleen materiaal dat door ons gevormd moet worden, maar is een zelfstandig individu die het vermogen heeft om zus of zo te doen, om wel of niet te handelen, om ja of nee te zeggen, om met de stroom mee te gaan of weerstand te bieden” (Biesta, 2010). Hiermee is het Biesta uiteindelijk te doen om de menselijke vrijheid, zoals denkers als Hannah Arendt daarover geschreven hebben. Voor Arendt is het wezenlijk dat iedere mens de vrijheid heeft om zelf iets nieuws te beginnen. En ook dat iedere mens de vrijheid heeft in te gaan op initiatieven die de mensen om haar of hem heen nemen, of niet natuurlijk (Arendt, 2017). Die vrijheid mag niemand ontnomen worden.
En daarmee stuiten we ook direct op de moeilijkheid dat er geen succes gegarandeerd programma bestaat voor de opvoeding van leerling tot verantwoordelijk mens. Het verschijnen van subjectwording vereist een andere onderwijspedagogische aanpak dan een vastgesteld programma (Blijswijk van, 2018). Anderzijds zegt Biesta dat lesgeven deuren opent om in een moment als subject te verschijnen. Een onderwijscontext biedt de mogelijkheid om als subject in de wereld te bestaan. Wat is hierbij de rol van de leerkracht en hoe moet je dat voor je zien?
We nemen je mee in de wereld van subjectwording. Aan de hand van aan de theorie ontleende criteria zullen we concrete praktijkvoorbeelden beschrijven die we ook kritisch zullen doordenken. Met als doel leerkrachten een meer concrete voorstelling te geven van praktijken die uitnodigen tot subjectwording.
Drie criteria met betrekking tot subjectwording
Dansen op een koord. Wanneer je voorbeelden probeert te beschrijven van subjectwording, kan een valkuil zijn dat het voorbeeld té veel neigt naar het socialiserende doeldomein. Het is als dansen op een koord, waarbij je twee kanten op kan vallen. De kant van subjectwording óf de kant van socialisatie. De scheidingslijn is heel dun, om de reden dat er een situatie kan ontstaan, waarbij iemand de mogelijkheid heeft om echt vrij te kunnen zijn, denken en handelen of waarbij er toch naar de bekende weg wordt gevraagd. Als dit laatste gebeurt dreigt het voorbeeld socialiserend te worden. Bij een moment van subjectwording moet er sprake zijn van een moment van zijn dat niet sterk wordt bepaald door bestaande ordes of tradities, en waar niet wordt gevraagd naar de bekende weg (sociaal gewenst antwoord). Dit laatste, vragen naar de bekende weg, gebeurt in het onderwijs veel.
Vrij zijn en vrij handelen. Er is nog een belangrijke component, die nauw samenhangt met het eerste criterium. Alleen gaat dit onderdeel dieper in op de vrijheid die je hebt. Bij vrijheid spreken we over de vrijheid om te kiezen: wat we willen kiezen, om te hebben wat we willen hebben en te kopen wat we willen kopen (Biesta, 2018). Hoe ga je om met de vrijheden die je hebt? Bij een moment van subjectwording wordt iemand uitgedaagd om na te denken over deze vraag. Daarbij is er nog iets anders belangrijk, namelijk de manier waarop deze vraag gesteld wordt. De vraag moet je de mogelijkheid geven om zelf een antwoord te formuleren, waarbij niet wordt verwacht dat er één soort antwoord komt (een sociaal gewenst antwoord).
Bij een moment van subjectwording gaat het erom dat je voor een dilemma komt te staan, waarin je nadenkt over je eigen rol en dat wat jij zou willen, maar waarbij je tegelijker tijd nadenkt of dat wat jij wil ook wenselijk is voor de ander.
Tussen twee balanceren. Bij subjectwording heerst een gespannen sfeer tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Je bent verantwoordelijk als er zich een situatie voordoet, waarin je er zelf toe doet, omdat je ten aanzien van je verantwoordelijkheid onvervangbaar bent (Levinas in Biesta, 2018). Bij een moment van subjectwording gaat het erom dat je voor een dilemma komt te staan, waarin je nadenkt over je eigen rol en dat wat jij zou willen, maar waarbij je tegelijker tijd nadenkt of dat wat jij wil ook wenselijk is voor de ander. In de moderne samenleving, waarin we veel vrijheden hebben, staan deze twee begrippen vaak op gespannen voet met elkaar.
Drie praktijkvoorbeelden met betrekking tot subjectwording
Voorbeeld 1: Op stelten. Joost en Annet, beiden 9 jaar, zijn op de speelplaats aan het spelen. Joost is aan het steltenlopen. Het lukt hem niet alleen en Annet biedt aan om hem te helpen. Annet begeleidt hem door de stelten te ondersteunen. Ze lopen heen en weer van de muur naar het houten hekje. Lotte loopt langs en vraagt Annet of ze mee wil doen met touwtje springen. Annet vindt dit veel leuker. Ze knikt instemmend en rent achter haar vriendin aan. Joost heeft op dat moment geen punt meer om op te steunen en hij valt met zijn stelten tegen het hekje aan.
Later heeft Annet een gesprek met de leerkracht. Annet vertelt haar ervaring over deze gebeurtenis. De leerkracht zegt: ‘Je was Joost aan het helpen. Hij had jou nodig om naar de overkant te komen, maar ik begrijp dat je ook graag met Lotte wilde touwtje springen. Dat is moeilijk kiezen. Denk even voor jezelf na: 'Is het op dat moment voor Joost en voor jezelf handig als je wegloopt?’ De leerkracht laat een stilte vallen en verwacht geen antwoord van Annet. Na een stilte van 20 seconden zegt de leerkracht: ‘Oké lekker spelen’. Annet loopt weg en gaat weer spelen.
Voorbeeld 2: Aan de bal. Groep 6 is in de pauze aan het voetballen. Yousra, Jasmijn en Boukje doen mee, ze worden ingedeeld in hetzelfde team. Na vijf minuten hebben ze geen zin meer en besluiten weg te gaan. Hierdoor moeten er nieuwe teams worden gevormd. Dit gaat snel en na een korte periode is de groep weer aan het voetballen. De meiden komen terug en willen weer meespelen. Rowan zucht, maar de groep beslist op dat moment dat iedereen mee mag doen dus krijgen ze een team toegewezen. Ze spelen verder. Het zint de meiden niet dat ze niet bij elkaar in het team zitten en na wat onenigheid besluiten ze om wat anders te gaan doen. Ze lopen wat over het schoolplein, maar kunnen niets bedenken om te gaan doen. ‘Dan toch maar voetballen?’, vraagt Yousra aan de andere meiden. Jasmijn en Boukje stemmen in. Als ze aankomen bij het voetbalveld krijgen ze van Rowan te horen dat ze niet meer mogen doen. De meiden vinden het niet eerlijk en besluiten naar de leerkracht te gaan.
De leerkracht besluit om naar het veld te lopen. De leerkracht hoort de verhalen van beide partijen aan. Rowan vertelt eerst en daarna mogen de meiden vertellen. De leerkracht vraagt aan alle vier de kinderen om na te denken over de volgende vraag: ‘Voor jezelf voelde het net misschien fijn of als een goede oplossing. In Rowan zijn geval het wegsturen van jullie (het groepje meisjes) en voor jullie (het groepje meisjes) het mee willen doen, weggaan en weer mee willen doen. Zal de ander dit ook als fijn hebben ervaren?’
Voorbeeld 3: Het is mooi zo! De leerkracht van groep 7 praat met de leerlingen over de stelling van het Jeugdjournaal. De stelling luidt: we moeten meer afval scheiden. De kinderen hebben net een fragment gezien over zwerfafval en de gevolgen daarvan voor dieren. De leerkracht vraagt een aantal kinderen om te reageren. Paul reageert: ‘Ik vind dat we genoeg afval scheiden. Ik ga niet nog meer afval scheiden, want dat vind ik zo’n gedoe. Ik heb ook geen last van dit hele afval probleem.’ De leerkracht vraagt Rafael hierop te reageren, hij zegt: ‘Wij merken er niet meteen wat van als we geen afval scheiden of afval op straat laten slingeren. Maar de dieren in de oceaan hebben geen keuze, zij moeten leven met al ons afval in hun huis (de oceaan). Voor mij is het een kleine moeite om het afval in verschillende bakken te gooien.’ Paul zegt geïrriteerd: ‘Ik ga dat gewoon niet doen’. De leerkracht zegt: ‘Wat nou als het meeste afval in de oceaan niet van de mensen thuis komt, maar van grote bedrijven? Denk aan grote kledingfabrieken die veel afval hebben. Ga je dan minder kleding en schoenen kopen?’ De leerkracht zegt tegen de groep, ongeacht of ze voor of tegen zijn: ‘Vraag je af wat jouw manier van afval afvoeren voor gevolgen heeft voor de dieren in de oceaan, maar ook voor jezelf. En is dat wat jij doet of wil, ook wat de dieren in de oceaan prettig vinden?’
Kritische doordenking van de praktijkvoorbeelden
In deze voorbeelden komen de drie criteria terug. Heb jij ze herkend?
Criterium 1 (Dansen op een koord) is lastig, want een praktijkvoorbeeld neigt snel naar een socialiserende casus. Op een basisschool waar veel regels zijn en sociaal geaccepteerde verwachtingen leven, is het lastig iets te omschrijven dat niet socialiserend overkomt. Zeg eens eerlijk; eigenlijk hebben we bijna overal afspraken voor op school!? Voorbeeld 3 over het afval scheiden willen we er even uitlichten. Afval scheiden of het afvoeren van afval kan gezien worden als een socialiserend proces. We verwachten van elkaar dat we dit doen en er heerst een sociale controle op. In het gesprek durft de leerkracht de leerlingen uit te dagen door een tegenwerping te maken op een sociaal gewenst antwoord. De leerkracht toont aan dat hij/zij in staat is leerlingen verder te laten kijken dan hun eigen omgeving. De leerkracht betrekt namelijk de kledingindustrie erbij, die een veel grotere invloed heeft op de afvoer van afval dan particuliere huishoudens hebben. Hierdoor zet de leerkracht de leerlingen op een andere manier aan het denken.
Criterium 2 (Vrij zijn en vrij handelen) komt niet altijd letterlijk voor in de voorbeelden. Desondanks lees je in alle drie de voorbeelden dat de leerlingen een bepaalde vrijheid hebben en dat ze, door het gesprek met de leerkracht, na moeten denken over de keuzes die ze hadden, de keuzes die ze gemaakt hebben en de gevolgen daarvan. Op deze manier daagt de leerkracht de leerlingen uit om na te denken over de vrijheden die ze hebben en hoe ze daarmee om zijn gegaan. In voorbeeld 2 (Aan de bal) wordt duidelijk dat een groep meisjes zich bewust is van de vrijheden die ze hebben, namelijk het heen en weer bewegen tussen het voetbalveld en het schoolplein. Totdat een klasgenoot een eind maakt aan deze vrijheid. In het gesprek met de leerkracht worden de meisjes geconfronteerd met de vrijheden die ze hadden, maar worden ze ook uitgedaagd na te denken hoe ze hier invulling aan hebben gegeven. Welke gevolgen heeft de invulling van hun vrijheden gehad?
Criterium 3 (Tussen twee balanceren) is wellicht duidelijker uit de voorbeelden te halen. In alle drie de voorbeelden ontstaat een situatie, waarin de leerlingen zich bevinden tussen het spanningsveld van vrijheid en verantwoordelijkheid. Het wordt concreter als de leerkracht de leerlingen confronteert met de vraag over wenselijkheid en ze uitdaagt hierover na te denken. In voorbeeld 1 zie je dat de leerkracht het dilemma van Annet bespreekbaar maakt. Kiezen om te doen waar ze zelf zin in heeft? Of haar vriendje helpen, totdat hij veilig aan de overkant is. Door dit dilemma bespreekbaar te maken, daagt de leerkracht Annet uit om na te denken over de wenselijkheid voor zichzelf en voor de ander.
Kunnen we met zekerheid zeggen dat er in deze situaties sprake is van subjectwording? Nee. Want het ligt niet in de ‘macht’ van de leerkracht om een proces van subjectwording te laten gebeuren. Als leerkracht kun je leerlingen wel uitdagen tot subjectwording, maar de leerling zelf heeft de vrijheid om te beslissen of hij of zij de handschoen oppakt of niet. Wel hopen we dat je nu als leerkracht een beeld hebt bij een, mogelijk, moment van subjectwording. Daarnaast hopen we dat je een indruk hebt van wat voor vragen je kunt stellen om leerlingen na te laten denken over vragen en dillema’s waar subjectwording mee samenhangt. Vragen die niet naar de bekende weg wijzen, maar die de leerlingen echt de ruimte geven om zelf na te denken en misschien wel met antwoorden te komen die je niet verwacht had of die je zelfs niet aanstaan. Daag jezelf uit en probeer deze vragen eens te stellen. Laat leerlingen eens een moment meemaken waarin ze verkennen wat het betekent om als subject in en met de wereld te bestaan. Op die manier geef je aan lesgeven de juiste vorm voor het benaderen van het kind als een subject (Biesta, 2018).Wellicht kan jij een leerling stimuleren tot een moment van subjectwording!
--
NIVOZ-onderwijsavond met Nina Hosseini
Op donderdag 26 januari verzorgt Leijgraaf samen met Nina Hosseini de volgende NIVOZ-onderwijsavond in de reeks De betekenis van verschil. Over inclusief onderwijs en het handelen van de leraar. Meer informatie en tickets voor de avond vind je hier.
--
Roli Ayutsede is leerkracht primair onderwijs en master student Pedagogische Wetenschappen: Onderwijs en Innovatie aan Vrije Universiteit Amsterdam.
Monique Leygraaf is senior onderzoeker Diversiteit & Kritisch Burgerschap aan Hogeschool IPABO.
Bibliografie
- Arendt, H. (2017). De menselijke Conditie. (C. Houwaard, Vert.) Amsterdam: Boom.
- Biesta, G. (2010). Persoonsvorming in het onderwijs: Socialisatie of subjectificatie. Opgehaald van SLO: http://curriculumvandetoekomst.slo.nl
- Biesta, G. (2016, juni 13). Biesta over Meirieu en diens aandacht voor het klassieke pedagogische thema van de volwassenheid: 'De plicht om weerstand te bieden'. Opgehaald van Stichting NIVOZ: https://nivoz.nl/nl/nro/biesta-over-meirieu-en-diens-aandacht-voor-het-klassieke-pedagogische-thema-van-de-volwassenheid-de-plicht-om-weerstand-te-bieden
- Biesta, G. (2018). De terugkeer van het lesgeven. Uitgeverij Phronese.
- Blijswijk van, R. (2018, januari 1). Gert Biesta: 'De noodzaak van een onderwijstheorie in plaats van een leertheorie'. Opgehaald van Stichting NIVOZ: https://nivoz.nl/nl/gert-biesta-de-noodzaak-van-een-onderwijstheorie-in-plaats-van-een-leertheorie
- van Waveren, J. (2020). Burgerschapsonderwijs en de leerkracht binnen het speelveld van pedagogiek en politiek. Jeroen van Waveren.
Reacties
Hanneke Jones
Prachtig artikel! Het doet me denken aan de Engelse uitdrukking: 'You can take a horse to water but you can't make it drink'. Bij ons hier in Engeland gaat het (leraren-)onderwijs steeds meer toe naar vooral kwalificatie, and wordt bijna anti-subjectwording. :( Bedankt!
Monique Leygraaf
Dank je wel voor deze enthousiaste reactie, Hanneke! Gelukkig heb ik jou en je collega-lerarenopleiders leren kennen als mensen die met enkel kwalificatie niet akkoord gaan. Stay strong!