Robert Putnam (Our Kids) in Maastricht: ‘Let's zoom out and see what happened a century ago’
27 november 2019
Is het toeval dat het laatste boek Our Kids van Robert Putnam een week eerder door Micha de Winter naar voren was geschoven bij de NIVOZ-onderwijsavond over hoopvolle pedagogiek? Maandagavond fiets ik met NIVOZ-collega Rob Martens naar het centrum van Maastricht om deze man – een grote autoriteit als politicoloog en socioloog – te horen. De Franz Palm Lecture Hall, onderdeel van de Universiteit van Maastricht, zit tjokvol. Putnam - 78 jaar inmiddels - is uitgenodigd om de Jaap Dronkers-lezing te verzorgen, als eerbetoon aan de drie jaar eerder overleden Nederlandse collega-wetenschapper.
De zorgen van Putnam – dat ook zijn onderzoeksterrein verklaart - zijn gelijk aan die van Dronkers (1946-2016), zo wordt me in de inleiding duidelijk. De toenemende ongelijkheid en het verlies van gemeenschapszin, ook zichtbaar in ervaringen als polarisatie, segregatie en individualisatie, baart hem grote zorgen. Het onderwijs en de sociale mobiliteit staan er niet los van, weet Putnam. In de Verenigde Staten is de situatie economisch, sociaal, politiek en cultureel zelfs nog nooit zo slecht geweest, zegt Putnam. Things are going bad, real bad, zo parafraseert hij zijn eigen president. Wat is er aan de hand? En vooral, is er een vinger achter te krijgen? Putnam begint de avond met een hoopvolle boodschap. Ja, er is een oplossing, laat hij weten. Zijn nieuwste boek ‘The Upswing’ is eraan gewijd. Hij heeft het manuscript zojuist naar zijn uitgever gestuurd. Over zes maanden zal het werk, zo verwacht hij, ook in de boekwinkels hier liggen.
In deze lezing deelt hij zijn verhaal en het uitgebreide onderzoek wat eraan ten grondslag ligt – inclusief data - voor het eerst. ‘Jullie zijn voor mij dus een goed publiek om te ontdekken of my story makes sense. In de ondertitel van het boek geeft hij al een beetje het antwoord weg. How America came together a century ago and how we can do it again.’ Putnam heeft uitgezoomd, zijn onderzoeksterrein in de tijd vergroot en verlegd. ‘Ik heb data opgehaald vanaf begin 1890 tot aan nu,’ verklapt hij voordat hij zijn eerste grafiek tevoorschijn tovert. En hij stelt zijn publiek en vervolgens gerust. ‘Mijn boek zit boordevol van dit soort grafieken, maar vanavond laat ik er maar zes of zeven zien.’
Daarmee – zo blijkt - weet hij zijn punt te maken. De kromme die op het grote scherm verschijnt is in alle gevallen vrijwel identiek. De lijn - eerst opwaarts en dan weer in een vrije val naar beneden - nestelt zich als onuitwisbaar beeld op mijn netvlies. Het breekpunt ligt ongeveer rond 1960, dan weer iets eerder, dan weer iets later. ‘En voor de duidelijkheid,’ vertelt Putnam, ‘als de lijn stijgt, gaat het met onze samenleving zeg maar de goede kant op.’ En natuurlijk, zijn onderzoek verrichtte hij in de Verenigde Staten, zijn eigen land. De mogelijke parallellen met Europa en/of Nederland laat hij voor rekening van zijn audience. ‘Maar ik vermoed dat er sprake is van een herkenbare tendens.’
Of het nu over de grote van inkomensverschillen gaat, de mate van polarisatie binnen de politiek of de daadwerkelijke participatie van mensen in verenigingen, huwelijken of kerkelijke gemeenschappen – daar waar Putnam in zijn bekendste boek Bowling Alone op focuste - de terugkerende curve toont aan dat er tussen 1900 en 2019 sprake is van twee tijdsperiodes: één waarin Amerika iets won en opbouwde vervolgens een periode waarin America iets heeft verloren. Putnam: ‘Het beeld wat jullie Europeanen van Amerika Today hebben, klopt dus. Maar het is zeker niet altijd zo geweest.’
En omdat Putnam een beetje heeft uitgezoomd – zoals hij het zelf zegt – is hij tot nieuwe ontdekkingen gekomen. Hij kijkt naar de politieke veranderingen, de verschillende presidenten die zo hun invloed hadden, zonder dat het een significante verandering in de opwaartse of neerwaartse lijn veroorzaakt. Hij ziet de opkomst van de vrouwenbeweging en de rechten die minderheden kregen als invloedrijk, maar toch niet zodanig dat daarmee de algemene ongelijkheidscurve almaar bleef stijgen. De beste verklaring vond hij in wat hij noemt het wij-gevoel, de mate van solidariteit, samenwerking en gemeenschapszin. Putnam spreekt van een I – We – I- samenleving. ‘Waarbij we dus rond 1905 van richting zijn veranderd en rond 1965 weer, maar dan de andere kant op.’
Spectaculair is de verwijzing van Putnam naar Google Ngram - een zoekmachine waarmee je kunt ontdekken in hoeverre een woord in jouw taal in gebruik is. Dat wil zeggen, de site geeft per jaar aan hoeveel keer dat betreffende woord is geschreven, gedrukt, waar dan ook. Zijn vermoedens kreeg hij erdoor bevestigd. Putnam: ‘Doe het maar eens, tik maar in: ik. En daarna wij. Op basis van die gegevens zie je de verschuivingen door de tijd heen. Het woord ik is sowieso meer in gebruik dan het woord wij, maar ik is de afgelopen vijftig jaar ook weer enorm toegenomen.’
Voor het analyseren van zijn onderzoeksgegevens richtte Putnam zich vooral op de periode aan het begin van de twintigste eeuw. ‘Het was een vergelijkbare tijd, things got out of control. En toch vond Amerika weer de goede richting. Wat is daar sociologisch en/of pedagogisch gebeurd, welke kenmerken of gebeurtenissen hebben er plaatsgevonden? En zijn er wellicht lessen uit te trekken? Putnam benadrukt dat in zijn boek wel 20 kenmerken zijn terug te lezen. En wat precies de sleutel is, is niet te zeggen. Het is als een zwerm spreeuwen dat door de lucht van koers veranderd. Onvoorspelbaar.
En toch wil hij er één uitlichten, niet helemaal toevallig gelinkt aan het wegnemen van een bepaalde economische ongelijkheid. De invloed van armoede beschreef Putnam al in Our Kids. Nu vertelt hij over het ontstaan van de eerste Public High School, zo rond 1905, lokaal in een kleine gemeenschap, ergens op het platteland, waar de mensen elkaar kenden. ‘Vier jaar gratis onderwijs. Voor iedereen. De rijken betaalden voor de armen. Het idee kwam van a couple of youngsters, progressieve denkers die een snaar raakten. They fixed a local problem. En het werd een groot succes, die verandering had een enorme impact, op allerlei vlakken.’
Wat je zag – zo geeft Putnam aan - was dat vanaf dat moment de sociale cohesie, de groei, het welbevinden en de welvaart in die gemeenschap steeg, de criminaliteit en depressies verminderden. Allerlei factoren van een gezonde samenleving kwamen lokaal in een versnelling. En wel zodanig dat het voorbeeld al snel werd gevolgd, op meer plaatsen. De politiek volgde en de Amerikanen kropen weer naar elkaar toe, zo valt uit ook andere grafieken en ontwikkelingen te concluderen. Mannen zochten elkaar op en begonnen Rotary-clubs, het huwelijk kwam in zwang en het kerklidmaatschap nam toe, ofwel people got connected.’
In het ene voorbeeld zit voor mij de hoop van Putnam verpakt. Het vertrouwen in de jonge mensen, in de bestaande kleine initiatieven die veel meer op samenwerking en verbondenheid leunen, en in het loskomen van politieke systemen. Het begrip agency valt, daar waar Micha de Winter op zijn Onderwijsavond anderhalve week ook aan refereerde. Autonoom zijn, in verbinding. Het gevoel hebben dat je ertoe doet, dat de ander ertoe doet en dat je samen verschil maakt. Ik denk aan Deep democracy – de bereidheid om ook de minderheid, of de stem van de ander te blijven horen in de besluitvorming en in het maakprocessen. En de levende werkelijkheid – waarin we onszelf en elkaar dagelijks ontmoeten en uitvinden.
Met Ype Akkerman – die mij op deze waardevolle lezing heeft gewezen – praten we bij de borrel na. Over zijn pedagogisch engagement, zijn participatie in het Rotterdamse Feyenoord en het onderzoekswerk van Putnam waarin ook hij een belangrijke, legitimerende bron heeft. En over oplossingen, die in een breed gedragen pedagogisch werkveld liggen.
Daarna fiets ik weer de nacht in.
Rob van der Poel is verbonden aan NIVOZ, voornamelijk als redacteur en rondom communicatie en publicaties. Hij combineert ervaringsleren met kennis van pedagogische theorie en concepten.
Ook de Volkskrant schreef over het bezoek van Putnam: Trump is een dieptepunt én een keerpunt, voorziet Robert Putnam.
Op Sociale vraagstukken staat een verhaal van Jurre van den Berg: Robert Putnam: ‘Het was alsof JFK het tegen mij persoonlijk had’
Robert D. Putnam is...
Research Professor of Public Policy at Harvard University. In 2006, Putnam received the Skytte Prize, the world's highest accolade for a political scientist, and in 2012, he received from President Obama the National Humanities Medal, the nation’s highest honor for contributions to the humanities. The London Sunday Times has called him ‘the most influential academic in the world today.’
He has written fifteen books, translated into twenty languages, including the best-selling Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community, and more recently, Our Kids: The American Dream in Crisis, a groundbreaking examination of the growing opportunity gap. Putnam is now working on a major empirical project about Social Change in America, 1900-2020. Studying long-run trends in economic equality, social solidarity, family formation, political comity, public policy, and cultural change.
Jaap Dronkers was...
voor velen een leermeester, met veel oog voor empirisch onderzoek dat theoretisch gefundeerd is. Hij was ook een dwarse, onafhankelijke denker, die heeft bijgedragen aan popularisering van de sociologie (via pers, debat en hier en daar een relletje). Dat leidde soms tot tegenwind, die hij vervolgens behendig gebruikt om de sociologische vlieger nog wat hoger te doen gaan.
Jaap Dronkers (1946-2016) studeerde sociologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn afstuderen vindt hij werk als wetenschappelijk medewerker voor de onderwijsvernieuwing van de subfaculteit sociaal-culturele wetenschappen bij de VU. In 1976 stapt hij over naar SISWO o.a. met als opdracht om de samenwerking tussen onderwijssociologen te bevorderen. In 1986 wordt hij universitair hoofddocent aan de Katholieke Universiteit Brabant (Tilburg). Na enkele jaren keert hij terug naar Amsterdam, maar nu naar de Universiteit van Amsterdam als hoogleraar onderwijskunde. In Amsterdam werd Dronkers naast wetenschapper ook bestuurder bij SCO Kohnstamm en bij de faculteit. In 2001 wordt hij aangesteld aan het Europees Universitair Instituut in Florence, met name vanwege zijn internationaal vergelijkend werk op het gebied van sociale stratificatie. Na terugkeer in Nederland in 2009 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht waar hij zich richt op onderzoek naar onderwijsprestaties en sociale ongelijkheid.
Het verbindende thema in zijn omvangrijke werk is hoe mensen hun plek verwerven in de samenleving en de centrale rol die onderwijs daarbij speelt. Hij bestudeerde klassieke vraagstukken als de relatie tussen sociale klasse en onderwijsprestaties en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Maar hij keek ook naar minder alledaagse kwesties, zoals de effecten van echtscheiding op schoolresultaten van betrokken kinderen of de manier waarop de adel zijn sociale positie vestigt en verdedigt.
Een belangrijke bijdrage van Dronkers aan de sociologie is dat hij deze in meerdere opzichten uit haar isolement heeft gehaald: het soms zelfgekozen isolement van de bestudering van onderwerpen die maar voor een klein publiek herkenbaar zijn, het isolement van een wetenschapsbeoefening die zich binnen de muren van de universiteit afspeelt en het isolement van een sociologie die alleen binnen de eigen discipline op zoek gaat naar inspiratie en verklaringsgronden.
Reacties