Ouders en school: De school als vervangende verzorger, grensoverschrijdend? Zeker. Had het anders gekund?
25 oktober 2017
Een paar zomers geleden zaten Gérard Zeegers en zijn schoolteam klemvast: een jaar lang hadden school en zorginstanties zich rondom een kleutermeisje geschaard, van wie de moeder de zorg niet aan kon. Vervuild en hongerig kwam het kind vaak op school. Hoeveel kon de school dragen? En wat als het meisje uit beeld verdween? Ouderbetrokkenheid-expert Marja Klaver las Gérards verhaal en samen bespreken ze of het anders gekund had: ‘Ik vind het van belang dat mensen in het onderwijs leren hoe je duidelijk kunt zijn, terwijl je je hart open houdt.’De setting: Marja Klaver leidt een coachings- en trainingsbureau dat pas tevreden is bij 100 % ouderbetrokkenheid. Ze las een casus van toenmalig schoolleider Gérard Zeegers, die ongeveer tweehonderd procent inzet toonde om met zijn team een kleutermeisje op te vangen. Daarover wilde ze graag met hem in gesprek. Voor hetkind-magazine 'Grenzen' nodigde redacteur Geert Bors beiden uit voor onderstaande dialoog. Voor de volledigheid: hier kun je de casus van Gérard teruglezen, die eerder gepubliceerd werd in Egoscoop.
‘Een jonge leerkracht, die in haar korte carrière aardig wat ervaring had opgedaan in Haagse achterstandswijken, begon enthousiast aan een langdurige vervanging op onze school’, begint de Boxmeerse schoolleider Gérard Zeegers een van zijn levendige anekdotes. Hij vertelt hoe het tussen haar en één van haar leerlingen niet klikte en wat er gebeurde toen zij zijn vader uitnodigde voor een gesprek.
Op haar verzoek schoof ook Gérard aan. De imponerende, zwaar getatoeëerde vader vroeg de juf na enige tijd: ‘Hoe lang sta jij al voor de klas?’ ‘Een jaar’, antwoordde deze. De vader knikte en zei toen: ‘Maar dan snàp ik het. Jij moet het nog leren. Vorig jaar had mijn zoon juf Annemarie. Die kon alles met hem. Vraag haar maar eens hoe zij dat deed. En als hij niet luistert, verkoop ‘m dan gerust een tik. Doe ik thuis ook.’
Toen de vader weg was, reageerde de leerkracht verbolgen. Vooral ook over de opstelling van haar schoolleider: ‘Heb je gehóórd wat hij zei? Totaal ongepast! Jij had áchter mij moeten staan!’, fulmineerde de leerkracht. Maar Gérard had iets heel anders gehoord: ‘Feitelijk zei deze vader: als jij een relatie wilt met mijn kind, dan moet je daar wat voor doen. En er werkt hier iemand die dat kan. Hij gaf de leerkracht eigenlijk heel subtiel een mogelijke oplossing in handen. En ik heb een poging ondernomen om haar dit gratis advies te helpen ontvangen. Maar dat kwam niet meer binnen.’
Twee weken later beëindigde de leerkracht haar dienstverband. Er speelde meer, maar dit gesprek was voor haar de druppel geweest. ‘Ik zag het aankomen’, zegt Gérard, ‘ik hoop dat ze over een jaar of vijf nog eens aan het voorval terugdenkt met enige mildheid en dan verstaat wat de vader haar eigenlijk wilde zeggen.’
Geen sinecure
Psycholoog en andragoog Marja Klaver is Gérards gesprekspartner en luistert. ‘Het is geen sinecure om schoolleider te zijn’, stelt ze: ‘Dat maakt het voor mij een heel mooie groep om mee te werken. Er speelt zo veel in scholen – zoiets als dit, maar alles tot en met het overlijden van een ouder, een kind, een leerkracht. Je moet er helemaal zijn.’ Met haar bureau Klaver CT staat ze schoolteams bij in trajecten om ouderbetrokkenheid op school te vergroten. Sterker nog, het door haar ontwikkelde programma garandeert honderd procent ouderbetrokkenheid.
Hoewel tactvol en invoelend, houdt Marja niet van een halfzachte aanpak. Ze zoekt duidelijkheid, onderzoekt graag hoe iets werkelijk zit. Zo vroeg ze aan het team van een school, waarvan het ‘marktaandeel’ afneemt: wat is jullie aandeel in die krimp? ‘Dat vonden ze een nogal confronterende vraag. Ik meende het serieus: je kunt alleen iets veranderen aan die dingen waar je invloed op hebt.'
'“Als jullie geen aandeel hebben, dan kan ik niets betekenen”, heb ik gezegd. Mijn vak gáát over veranderingsprocessen. Ik ben opgeleid om onderdeel van het probleem te willen zijn, want alleen dan kun je bouwen aan oplossingen. Wat ik veel tegenkom bij leraren, is dat zij zichzelf zien als iemand die het moet weten, als een expert. Zo zijn ze ook opgeleid., maar het maakt het soms moeizaam.’
Spanning op de lijn
Marja en Gérard treffen elkaar rond het thema ouderbetrokkenheid in school. Marja was gegrepen door een casestudy op Gérards school van vier jaar geleden, waarin zijn team – samen met andere hulpverleners als jeugd- en thuiszorg – de opvoeding van een kleutermeisje uit een verwaarlozingssituatie zo ongeveer aan het overnemen was van een verslaafde moeder. Treffend beschreven vanuit grote betrokkenheid bij het kind, vindt Marja, maar ook een goede casus om het te hebben over de grenzen van de relatie tussen ouder, school en kind.
Marja: ‘Ik vraag wel eens: Wie weet uit ervaring dat bij spanning tussen ouders en leraren de prestaties van het kind achteruit gaan? Hoeveel mensen denk jij dat dan hun hand opsteken?’
Gérard: ‘Veel. Dat weet je, als onderwijsmens.’
Marja: ‘Inderdaad: iedereen. Kinderen nemen hun ouders mee in hun hart en hun leraar mee in hun hoofd. Als er onenigheid is tussen die twee partijen, voelt een kind loyaliteit naar beiden. Ieder kind verdient het dat je goed met ouders werkt.’
Gérard: ‘Leg jij de verantwoordelijkheid voor dat goede contact bij de school?’
Marja: ‘Ja. Ik denk dat dat met begrenzingen te maken heeft: je bent als school en ouders partners, maar je moet die relatie en die rollen definiëren. De school is de onderwijsprofessional, de ouder de ervaringsdeskundige over hun kind. De professional neemt de verantwoordelijkheid om de relatie op orde te brengen en houden. Ik zie dat als een van de kerntaken van een leraar.’
Zeven boodschappen
Die sleutelrol voor de leraar kwam Marja Klaver al vroeg tegen in haar werk. Zo’n vijftien jaar geleden werd ze gevraagd door twee directeuren om een probleem met ouders op te komen lossen. ‘Het was een school, die was opgericht door ouders en het voelde nog altijd als hun school. Ik dacht dat het heel ingewikkeld zou worden, maar na een project in tien stappen met trainingsdagen met acteurs, was iedereen weer blij. Omdat leraren en ouders werkelijk een gezamenlijk belang hebben, hoef je alleen maar de leraar in zijn kracht te zetten.’
Gérard: ‘Heb je een voorbeeld?’
Marja: ‘Het ging over heel veel dingen. Een kleuterjuf die met een ouder in de clinch lag, omdat die ouder de vaste afspraak op school niet accepteerde dat zijn kind zindelijk moest zijn. De ouder leverde zijn kind af met een attitude: “Wat zeur je nou? Je kunt het toch wel oplossen?” Of ouders die gewend zijn om de klas in te komen en dingen gaan vinden of vragen gaan stellen, als jij als leerkracht met de les wilt beginnen.’
Gérard: ‘Daar ben je dan toch zelf bij. Onze leerkrachten bespreken dit op een groepsavond met de ouders. Zij leggen uit dat zij regisseur van het onderwijsproces zijn. Onze ouders weten dat wij korte lijntjes belangrijk vinden; zij willen het graag weten als een kind bijvoorbeeld niet helemaal fit is. Ze leggen de ouders ook uit dat zij er zijn voor alle kinderen, en dat zij die allemaal willen ontvangen, en zij doen vervolgens een beroep op de ouders om aan te voelen wanneer het tijd is te gaan. In het geval van ‘grotere’ vragen of zorgen, maak je een afspraak voor een gesprek, na school.’
Marja: ‘Mooi. Maar nu heb je wel zeven boodschappen verzonden, terwijl de ouder er misschien twee opvangt. Natuurlijk komt het erop aan als leraar regisseur van je onderwijs te blijven. Vandaar ook dat we ze laten oefenen met acteurs. Dan kun je proberen, spiegelen, jezelf worden.’
Zo zit het hier
Gérard vertelt dat zijn team en hij enkele jaren geleden ‘worstelden’ met een ongelukkige klas: een groep, die qua samenstelling en dynamiek niet goed functioneerde. In vrije situaties ontstonden er vaak ruzies. Toen hij de ouders uitnodigde voor een bijeenkomst, zag hij opeens wat er nog meer speelde.
Hij besloot direct om daar iets mee te doen: ‘Ik begon mijn verhaal aan de ouders dat hun kinderen stuk voor stuk deugden, maar dat ze bij elkaar geen vanzelfsprekende combinatie vormden. Toen een van de ouders iets zei, zag ik hoe een ander ouderstel zich demonstratief afwendde. Zó zit het hier, dacht ik.’ Hij richtte zich tot de ouders als groep: ‘U heeft vanavond gehoord hoe de leerkrachten er werk van maken om van de klas een veilige groep te maken, maar realiseert u zich dat het ook om uw bijdrage gaat. Uw kind is loyaal aan u. Stel dat u zich aan de eettafel negatief uitlaat over een andere ouder of over een ander kind, dan hoort uw kind dat. En het is waar, want u zegt het. U hoeft niet bij elkaar op verjaardagsvisite te gaan, maar ik vraag u om prudent en zorgvuldig te zijn in wat u zegt over de ander.’
Marja: ‘Dat is mooi. Vanuit de agogiek [veranderkunde, red.], zou je die ouders daarna moeten uitnodigen om verder te praten.’
Gérard: ‘Dat heb ik ook gedaan.’
Marja: ‘Je vertelt hun dat zij de sleutel in handen hebben voor beter contact met de school en een betere groep voor hun kinderen. En hoe explicieter je het maakt, hoe meer invloed je hebt. Dat gaat ook over grenzen. Je zegt hardop: “Dit wil ik voor de school en voor de kinderen.”’
Gérard: ‘Zeker. En in een enkel geval trek ik die grens ook stevig. Een vader met een kort lontje was het zat dat de klas van zijn kind vaak een paar minuten te laat uitging. Ik zei hem dat hij dat na school met de leerkracht kon bespreken. Maar hij wilde niet wachten. Hij stond op het punt boos de klas in te gaan. Dat kon ik niet accepteren: “Besef wel dat zodra jij die klink vastpakt, je ons huis binnen komt. En ik wil dat je je houdt aan de regels van dit huis.”’
Marja: ‘Dat is heel helder. Andersom zul jij je ook aanpassen aan de regels van zijn huis. Ik vind dit het belangrijkste om te leren voor mensen in het onderwijs: zeggen hoe het zit, met behoud van relatie. Het gaat erom precies en duidelijk te durven zijn, terwijl je je hart open houdt.’
Professioneel en barmhartig
Aan het slot belandt het gesprek bij de casus waardoor Marja Gérard van afstand leerde kennen: het kleutermeisje van de moeder die kampte met verslavingen. Een meisje dat vaak vervuild en met honger naar fruit en naar een warme schoot op school kwam. Gérard organiseerde de zorg rondom het kind – van wijkagent tot thuiszorg – in de school: ‘een horde optimisten bij elkaar’, zoals hij het veelkoppige team betitelde. ‘Ik wilde niet vervallen in een oordeel over de moeder of de situatie. Ik was me ervan bewust dat ik diverse keren een morele en protocollaire grens ben overgegaan. Maar we deden dat in de overtuiging dat we dienden te doen wat nodig was. Dat is ons helaas niet gelukt. Uiteindelijk is het meisje uit huis geplaatst en voor ons uit beeld verdwenen.’
Marja: ‘Ik zie jullie dappere, warmbloedige pogingen, maar vraag me ook af of dit wel de meest effectieve manier was voor dit kind.’
Gérard: ‘Nu jij het zo van afstand beziet, houd je mij een spiegel voor. Op onze school zijn welbevinden en betrokkenheid de belangrijkste procesvariabelen. In elke situatie. Wat ons dreef was de wens om bij te dragen aan fatsoenlijke, veilige omstandigheden voor dit kind. We waren hoopvol. Al bij de intake gingen alle alarmbellen af. Ik had er toen voor kunnen kiezen om te zeggen dat de zorgvraag te groot was voor onze school, maar dat heb ik niet gedaan. Als team voelden we de ambitie, de energie en de plicht om dit zo te doen.’
Marja: ‘Was die moeder in staat zich te ontwikkelen?’
Gérard: ‘Onvoldoende. Maar dat kon ik pas na afloop beamen.’
Marja: ‘Voor een rol als hulpverlener mis je als school de expertise. Daarin wordt het grensoverschrijdend, want in die onhelderheid kunnen kinderen verkruimelen. In Rotterdam-Zuid, met z’n grootstedelijke problematiek rond ouderbetrokkenheid, heeft een mbo het anders aangepakt: daar wordt in de omgeving van kinderen met risico-ouders gezocht naar een persoon die gedurende de schoolperiode wil optrekken met het kind, op weg naar het diploma.’
Gérard: ‘Een soort extern mentoraat.’
Marja: ‘Je zei net dat je niet wilde vervallen in een oordeel. Ik hoop niet dat ik je tekortdoe, maar wat mij betreft was het hoog tijd wél te oordelen in deze situatie.’
Gérard: ‘Wij wilden open, onbevangen en professioneel klaarstaan, zoals voor elk kind. Wat voor mij belangrijk is, is dat school ruimte biedt en geen al te rigide grenzen trekt. Het gaat ook om barmhartigheid.’
Marja: ‘Ja, ik ben zeker ook niet van het kille: hoofd en hart, professionaliteit en barmhartigheid moeten hand in hand gaan.’
Gérard: ‘Zeker. Die situaties heb ik ook gehad. Ik heb ouders aan mijn tafel gehad, tegen wie ik moest zeggen: “Ik zie dat jullie je best doen, maar ik stel ook vast dat dat niet genoeg is. Jullie kind krijgt niet waar het recht op heeft en wat het nodig heeft. En ik heb de morele en juridische taak dat te melden.”’
Marja: ‘Sterk, want met die morele plicht geef je je professionele en menselijke positie weer. Veel scholen raken in de war als ze een AMK-melding moeten doen [Advies en Meldpunt Kindermishandeling; inmiddels ‘Veilig Thuis’, red.]’
Gérard: ‘Dat hoor ik ook wel eens. Wij niet. Er is uiteraard nog nooit een ouder geweest die me voor een melding heeft bedankt, maar door eerlijk, openhartig en tactvol te zijn, ontstaan er ook geen drama’s. Ik leg hen bijvoorbeeld uit dat een melding geen aangifte is. We trachten altijd te handelen met behoud van contact en in dienst van het kind.’
- Marja Klaver is psycholoog, andragoog en directeur van coachings- en trainingsbureau Klaver CT (klaver-ct.nl), dat zich sterk maakt voor honderd procent ouderbetrokkenheid. Haar boek heet School en ouder, schouder aan schouder.
- Gérard Zeegers was op het moment van dit gesprek directeur van de Openbare Basisschool De Bonckert. Hij is auteur van het boek Veranderd Toezichtkader - werken aan wederzijds vertrouwen tussen school en inspectie (2017). Momenteel is Gérard schoolbestuurder en leidt onderwijsadviesbureau BijZonderwijs (www.bijzonderwijs.org)
- De besproken casus is eerder gepubliceerd in het Egoscoop themanummer ‘Ouders’ (juli 2013) en in het ‘hetkind jaarboek 2014’.
Reacties