Oefen voor later door in het nu te zijn - verslag van de onderwijsavond met Daan Roovers
21 juni 2021
"In een jaar van digitale lessen, colleges en ‘meetings’ heeft de applicatiedienst Zoom zijn naam meer dan behoorlijk eer aangedaan. In en tijdens het zoomen, zoomen we uit, geraken we los van de wereld en mist er werkelijke verbinding. De verkleuring van het licht in iemands ogen, het neurotisch tikken op de tafel of het vinden van de ademruimte om te interrumperen; alle menselijke details vallen weg. Deze digitale situatie vergroot de onderliggende verhoudingen uit."
Daan Roovers blikt terug op het afgelopen coronajaar, maar kijkt ook vooruit, als een astronaut die terugkeert naar de aarde met de oprechte bedoeling hem te willen beschermen. Fabian Vlastuin volgde deze laatste NIVOZ-onderwijsavond van het schooljaar 20-21 met veel interesse en schreef dit persoonlijke verslag.
Op een tropisch warme woensdagavond, 16 juni 2021, sluit filosofe Daan Roovers de eerste digitale reeks NIVOZ-onderwijsavonden af. Door ons mee te nemen in het perspectief van de astronaut poogt Roovers de deelnemers vanuit een filosofische verte een pedagogisch-praktische nabijheid te laten ervaren. Astronauten komen immers terug van hun ruimtereis met een diepe liefde voor de aarde en een verlangen die te beschermen. Ruimte in ons hoofd maken, de hoofdtaak van de filosofie, aldus Roovers, brengt ons in contact met de opgave die voor ons ligt. Door zich te richten op het filosofisch-methodische mantra "Eerst denken, dan handelen", zoals een echte filosoof betaamt, hoopt Roovers dat onze dagelijks ervaringen in het onderwijs anders zullen oplichten.
Ironisch genoeg is dat juist het probleem dat zich middels digitaal onderwijs voordoet. Het standaardiseren van dit astronautisch perspectief weekt individuen door de abstractie los van het praktische. De verbinding met elkaar, het ontmoeten, verarmt. In een jaar van digitale lessen, colleges en ‘meetings’ heeft de applicatiedienst Zoom zijn naam meer dan behoorlijk eer aangedaan. In en tijdens het zoomen, zoomen we uit, geraken we los van de wereld en mist er werkelijke verbinding. De verkleuring van het licht in iemands ogen, het neurotisch tikken op de tafel of het vinden van de ademruimte om te interrumperen; alle menselijke details vallen weg. Deze digitale situatie vergroot de onderliggende verhoudingen uit. Het kind dat altijd zo druk is in de klas staat nog meer in de schijnwerpers, terwijl het verlegen, introverte kind letterlijk buiten beeld blijft. Waar normaal gesproken de leraar het beeld van zijn klas bepaalt door van positie te wisselen, ijsberend door de klas, heeft Zoom de digitale touwtjes in handen. De leraar geeft les aan een klas van losgeweekte leerlingen, slechts ontlijfde hoofdjes op haar scherm.
Dit is de praktische wereld. In de theoretische, filosofische wereld van Roovers, waarin we deze avond verkeren, zoomen we uit als een astronaut om ruimte in ons hoofd te maken. Ruimte voor de pedagogische opdracht, waarvan liefde voor de wereld en het kind een leeuwendeel uitmaakt.
Er zijn genoeg prikkels op het beeldscherm, maar er volgen nauwelijks handelingen uit, omdat mensen niet in dezelfde ruimte verkeren.
De digitale techniek vergroot de bestaande pedagogische opgaves in de klas uit. Vragen zoals ‘Hoe verdeel ik mijn aandacht over mijn kinderen in de klas?’. Er ontstaat een verarming van de zintuiglijke waarneming, doordat weinig online prikkels een handeling van ons verlangen. Er zijn genoeg prikkels op het beeldscherm, maar er volgen nauwelijks handelingen uit, omdat mensen niet in dezelfde ruimte verkeren. Roovers noemt de klassieke scheiding van verte en nabije zintuigen als hulpmiddel om dit probleem te begrijpen. Online wordt volledig beroep gedaan op het gehoor en het zicht, en nauwelijks op de tastzin en de reuk. Uit de verte reiken de prikkels, maar in de nabijheid gebeurt weinig. Talloze prikkels, nieuwsberichten, appjes, chatberichten, ze stromen binnen, komen op ons netvlies en sommige verblijven in ons geheugen, maar het ontbreekt aan een daadwerkelijke handelingsafvoer. Het vallen van een kopje koffie wordt het probleem van slechts een scherm; een doekje aanreiken is immers niet mogelijk.
Bijgevolg ontstaat vervreemding. Na afloop van Roovers’ lezing noemde Luc Stevens dit de ervaren verlegenheid van ons zelf, i.e. wat we zouden willen en kunnen, en de verlegenheid ten opzichte van de ander, wat we hen zouden kunnen bieden. Aan deze verlegenheid en vervreemding zou ik onbehagen willen toevoegen. Dat is het gevoel dat bij mij dikwijls blijft hangen als ik de laptop dichtklap: heeft deze ontmoeting nou wel echt plaatsgevonden? Het digitale ontmoeten is daarmee juist erg ont-moetend, omdat in het ontmoeten juist vaak wél wat moet. Er zijn voorwaarden voor het ontmoeten van de ander. Je kijkt de ander aan, reageert, stelt een vraag en interacteert; zomaar weggaan uit de sociale situatie is niet mogelijk. Opstaan, weglopen, de deur opendoen, de deur dicht doen; dat vereist veel handelingen. Op de rode ‘leave this meeting’ knop drukken, dat gaat gemakkelijk. Na een zoommeeting ben ik vaak niemand tegengekomen en het contact lijkt daardoor vaak inwisselbaar en onvoorwaardelijk. Er is veel waargenomen en weinig gehandeld.
Opvoeden en onderwijzen; het zijn positieve en richtinggevende praktijken.
Tot zover het cynisme, dat de pedagoog zich eigenlijk niet kan veroorloven, stelt Roovers. Opvoeden en onderwijzen; het zijn positieve en richtinggevende praktijken. Roovers toont dit door de oerpedagoog Rousseau en (politiek) denker Arendt te bespreken en eigentijdse lering uit hen te trekken.
Jean-Jacques Rousseau, die nog leefde in de tijd waarin het kind zo snel mogelijk volwassen diende te worden, introduceerde naar verluid de term kindertijd. De kindertijd moest volgens Rousseau worden bemind, het is een mooie tijd voor de mens. Tegenstrijdig genoeg gunde Rousseau het zijn eigen kinderen niet en stond hij naar verluid vijfmaal zijn pasgeboren kind af, maar is hij later tot het inzicht gekomen dat de kindertijd, met aanwezigheid van een ouder, noodzakelijk is. De leraar/ouder is in deze kindertijd de begeleider die achter het kind aanhobbelt, weinig corrigeert en veel laat gebeuren. In zijn gedachte-experiment dat Émile heet, leven de leraar (Jean-Jacques) en leerling (Émile) in het bos, ver weg van de verderfelijke stad. Émile kiest zijn pad en Jean-Jacques luistert en observeert. Van deze afstand kon Émile zichzelf vormen en de praktische kennis en vaardigheden verwerven die nodig zijn om te overleven in de (natuurlijke) wereld. De menselijke nabijheid werd door Rousseau duidelijk niet op prijs gesteld.
Dat Rousseau al wist dat kinderen (en mensen) en machines té goed samengaan wordt duidelijk uit zijn aanbeveling: ‘Laat het kind nooit alleen in één ruimte met een machine’
Dat Rousseau al wist dat kinderen (en mensen) en machines té goed samengaan wordt duidelijk uit zijn aanbeveling: ‘Laat het kind nooit alleen in één ruimte met een machine’, de aantrekkingskracht van het apparaat is immens en trekt alle aandacht. Als vertegenwoordiger van het menselijke (de cultuur) brengt de techniek de mens terug tot een wezen dat zijn nieuwsgierigheid heeft verloren aan de machine. De aandacht is in en bij de machine. Terwijl het kind van nature juist nieuwsgierig is en wil leren, betoogde Rousseau. Het kind moet daarom bij zijn (en de) natuur worden gehouden. Rousseau zou waarschijnlijk geen fan zijn geweest van de iPadscholen.
Dit staat in schril contrast met Hannah Arendt, die het kind juist wilde onderdompelen in het meest menselijke: het politieke. In het politieke is de ultieme vorm van vrijheid mogelijk, volgens Arendt. Het omgaan met deze vrijheid begint in het onderwijs. Het onderwijs bereidt, naast dat het conservatief van aard is, kinderen voor op de huidige tijd in de toekomst; eigenlijk een illusie. Het onderwijs is daarmee een tussenruimte, waar dingen en mensen ‘geboren’ worden en een nieuwe wereld kan ontstaan; in deze ruimte is vrijheid. Deze ruimte staat in verhouding tot de wereld waarin de mens leeft en deze wereld behoeft liefde. Dit is de diepe liefde en het verlangen om de aarde te beschermen. Daarom moet het kind ingeleid worden in de Amor Mundi, de liefde voor de wereld. De opvoeding is namelijk de plaats waarin de liefde voor het kind samenkomt met de liefde voor de wereld; de pedagoog heeft oog voor het kind en oog voor de wereld, zodat het kind en de wereld oog-in-oog komen te staan.
Deze liefde voor de wereld zou Rousseau waarschijnlijk ook grif bekrachtigen. De toegang tot de wereld en wat deze wereld werkelijk is, daar verschillen deze denkers ogenschijnlijk over. Roovers brengt hier de bemiddeling in het spel. De leraar is immers de toegang tot deze wereld en heeft, anders dan het beeldscherm, een bewuste (normatieve) bemiddeling in huis. De leraar kan hierdoor een liefdevolle betrokkenheid tot de wereld bewerkstelligen. De leraar is vertaler vanuit en voor de liefde voor de wereld. Deze liefdevolle opgave is een vrije en gezamenlijke aangelegenheid.
Binnen het Bildungsideaal van Von Humboldt staat daarom de Freiheitsfähigkeit centraal. In het vergroten van de wereld van het kind is het noodzakelijk om het te confronteren met de vrijheid van deze grotere wereld. De vrijheid van het kind zelf en vrijheid van de ander. De vrijheid om wat te vinden, te geloven, te denken: vrijheid om wat te zijn. Het is het publieke domein waarin Arendt zegt het politieke onder te brengen, zodat er een tussenruimte ontstaat. Er ontstaat een dialoog.
In navolging van hoogleraar Onderwijskunde Monique Volman, die dit eerder tijdens een congres noemde, vat Roovers de hoofdtaak van leraar als volgt samen: maak de wereld van de kinderen groter, breng ze in contact met nieuwe perspectieven, en bovenal: leer hen vaardigheden aan om met deze eerste twee wat te doen. Het exemplarische voorbeeld hiervan is de geroemde Franse schrijver Albert Camus, die de uitgestoken, liefdevolle hand van zijn leraar aannam. Camus was een arm kind uit een vaderloos gezin van analfabeten met een kleine wereld, en had dertig jaar later, in 1957 als Nobelprijswinnaar, een grote wereld veroverd. Het verschil dat een leraar kan maken is onbegrensd, of beter gezegd grensoverschrijdend, groot.
Voor het leren omgaan met de volwassen vrijheid, vanuit Amor Mundi, in nabijheid van elkaar – het kind, de ander, de leraar, zijn ouders – is toewijding nodig. Het laten onderwerpen aan iets en het je verhouden tot iets, vraagt volgens Roovers een van de mooiste vermogens van de mens: het kunnen concentreren.
Hierbij komt de notie van aandacht terug. Rousseau’s machine was al in de 18e eeuw in staat om deze concentratie naar zich toe te trekken, iets wat herkenbaar is met het gebruik van de smartphone. Het je kunnen concentreren op iets, je eraan overgeven en je toewijden tot iets geeft zelfvertrouwen. Het kind kán iets, is in staat tot iets en wórdt daarmee iets. Hiervoor is echter veel geduld nodig, iets wat lastig aan te leren is, aldus Roovers. Met dit geduld, wat nodig is om aandacht te hebben voor iets, ontstaat ruimte. Ruimte voor jezelf, de ander en de wereld: geduld is nodig om te verbinden en te ontmoeten.
En het resultaat is groot: het kind leert een plek in te nemen in en op de wereld. Het kind weet zich te oriënteren (bildung, algemene kennis en vaardigheden), en indien nodig ook nog kaart te lezen (ausbildung, specifieke vakkennis en vaardigheden). Het kind wordt gelukkig door gelukt te zijn. Het geluk volgt in navolging van Aristoteles dan ook uit het gelukt zijn, het goede leven is het geslaagde leven: eu praxia.
Het aanwakkeren van de toewijding tot en concentratie voor iets vraagt, volgens Roovers, Amor Mundi. Het zorgt voor een nabijheid waaruit zicht op de verte kan ontstaan: van een entomoloog (insectonderzoeker), naar astronaut, van microscoop naar telescoop: het kind weet zijn plek te vinden.
De leraar als vertaler staat in zijn kracht door vanuit het bewustzijn voor zijn eervolle taak te handelen: de wereld aan het kind te verkondigen.
Wat vraagt dit van de leraar?
De leraar als vertaler staat in zijn kracht door vanuit het bewustzijn voor zijn eervolle taak te handelen: de wereld aan het kind te verkondigen. Om het kind te laten engageren voor en aan de wereld: om een Zelf te zijn in deze wereld en om deze wereld. De leraar moet bewust zijn van deze taak: wat vertel ik eigenlijk? Aan wie en waarom? Dit vraagt om aandacht, toewijding en geduld. Een voorbeeld kan gevonden worden bij het Jeugdjournaal, volgens Roovers, dat perfect de actualiteit in nabijheid en verte, vanuit het perspectief van de wereld, de ander en het kind, in één beeld samenbrengt. Het Jeugdjournaal vertelt en vertaalt een angstaanjagende terroristische aanslag door in en uit te zoomen, te nuanceren en relativeren, zodat het kind en de wereld samen worden gebracht.
Na deze ruimtereis, die Roovers’ lezing poogde te zijn, zijn we weer geland op de aarde. We mogen het astronautische perspectief, die een verbinding met het alledaagse, praktische ontkoppelt, weer loslaten. In de onderwijspraktijk gaat het namelijk wel om de continue verbinding, niet om de zwevende abstractie. Mijn aandacht en interesse is zeker gewekt, het navolgende engagement moet nog komen. De leraar met en voor Amor Mundi, de liefde voor de wereld, maar ook met liefde voor het kind en het onderwijs, opereert vanuit en voor aandacht, zodat de verte dichtbij lijkt en de nabijheid in de verte een rol speelt. Een inspirerende gedachte. En daarvoor moeten we, in navolging van de titel van de avond, oefenen voor later door in het nu te zijn.
Reacties