Martinus Jan Langeveld, een pedagoog in de volle omvang: 'Opvoeden is een emancipatoir, op elkaar betrokken, pro-actief ontwikkelingsproces'
4 januari 2018
In de 'Pedagogische Canon’ vindt u een serie portretten van onderwijswetenschappers en -denkers, uit heden en verleden. Hun werk is van betekenis voor een beter verstaan van goede onderwijspraktijk. Via kernbegrippen, definities en eerder gepubliceerd werk trachten we de essentie te vatten. In deze aflevering Martinus Jan Langeveld, die als na-oorlogse pedagoog 'wetenschap' en 'praktisch handelen' altijd sterk op elkaar betrok en de fenomenologie als kerntheoretisch uitgangspunt nam. 'Vertrouwen van de opvoeder in het kind en vertrouwen van de kind in zijn opvoeder is een voorwaarde. Daarop gebaseerd ontstaat een emancipatoir, op elkaar betrokken pro-actief ontwikkelingsproces.'
Martinus J. Langeveld (1905-1989) werd in 1946 aan de toenmalige Rijksuniversiteit Utrecht benoemd als hoogleraar ‘pedagogiek in de volle omvang.’ Dit hield in opvoedkunde, ontwikkelingspsychologie, didactiek en lerarenopleiding. Het is het begin van wat hij voor ogen zag: een pedagogisch instituut als bolwerk van de sociale wetenschappen, met de fenomenologie als kerntheoretisch uitgangspunt.
De opvoeder wordt aangesproken als volwassene: in alle dynamiek van de volwassene openbaart zich plan, lijn, doelstelling, gebondenheid aan hetgeen men zichzelf heeft opgelegd. Opvoeding en onderwijs zijn bedoeld om het kind doelgericht naar volwassenheid te begeleiden, ‘bekwaam te helpen maken zelfstandig zijn levenstaak te volbrengen (p.28).’ De opvoeding moet ernaar streven het kind bekwaam te maken als sociaal- zedelijk- persoonlijk wezen te handelen (p.74).’
Langeveld heeft in zijn werk als pedagoog 'wetenschap' en 'praktisch handelen' altijd sterk op elkaar betrokken. In de wetenschap benadrukte hij de stroming van de fenomenologie, in de praktijk het proberen te begrijpen van kind, zoals dat in het leven staat. Fenomenologie is de zuiver beschrijvende, niet empirische wetenschap van de fenomenen. Het begrip fenomeen betekent verschijnsel, het gegevene. Het gegevene kan op veel manieren waargenomen en geïnterpreteerd worden. Bijvoorbeeld water is in de natuurwetenschappen een formule, H2O. Maar in de geesteswetenschappen is water ook een dorstlesser, een stof om te wassen, een stof om in te koken, een levensbedreiging (bij verdrinking), koelte scheppend bij warm weer, (wij)water bij de doop. In de literatuurwetenschappen zijn nog veel meer voorbeelden te vinden over het verschijnsel water in vele verschillende betekenissen.
Het verschijnsel opvoeding wordt door Langeveld dan ook opgevat als een door opvoeder en kind betekenisvolle, multi-interpretabele, actieve situatie. Langeveld kwam tot zijn theoretische gedachtegoed door zijn grondige studie in binnen- en buitenland op het gebied van taal, filosofie, (ontwikkelings)psychologie en vooral pedagogiek. Nog vóór het afronden van zijn doctoraalstudie wordt hij gevraagd leraar Nederlands te worden. Hij promoveert op een studie over taal en denken en sticht twee jaar later een diagnostische praktijk voor kinderen met leer- en opvoedingsproblemen.
Vanuit de praktijk als leraar en diagnosticus ontwikkelt hij het inzicht dat de volwassene moet proberen de gedachten en het gedrag van kinderen diepgaand te verstaan, in de fenomenologie ‘Verstehen’ genoemd. Volgens Langeveld wordt het kind in theorie en praktijk van opvoeding en onderwijs teveel 'geobjectiveerd' door de volwassene. Er wordt veel te weinig geprobeerd te begrijpen hoe het kind in het leven staat, welke interpretaties het geeft aan wat het waarneemt. Welke motieven drijft het kind? Welke gevoelens ontleent het situaties? In dat verband ontwikkelt Langeveld de ‘Columbus-platen’. Het kind wordt gevraagd te verwoorden wat het waarneemt, wat het denkt, wat het voelt. De ondertitel van zijn biografie is daarom ook treffend geformuleerd: pedagoog aan de hand van het kind, en niet het kind: aan de hand van de pedagoog.
Vertrouwen van de opvoeder in het kind en vertrouwen van de kind in zijn opvoeder is een voorwaarde. Daarop gebaseerd ontstaat een emancipatoir, op elkaar betrokken pro -actief ontwikkelingsproces.
Geraadpleegde bronnen
- M.J. Langeveld (1967). Beknopte theoretische pedagogiek. Groningen: Wolters.
- Bos (2011). M.J. Langeveld. Pedagoog aan de hand van het kind. Amsterdam: Boom.
NB. NIVOZ heeft niet de illusie met deze canonbijdrage volledig en compleet te zijn. Het is geschreven om de aandacht en interesse te prikkelen bij leraren, schoolleiders en andere geïnteresseerden. Voor sommige zal het gaan om een eerste kennismaking; voor anderen aanleiding zijn om zich verder te verdiepen. We verwijzen daarvoor naar andere bronnen, zoals onder meer naar het boek Grote pedagogen in klein bestek (SWP), de website van Expoo en het erfgoed van de Nederlandse Gedragswetenschappen (ADNG).
Reacties