Kleuterontwikkeling: 'Wat willen we weten en meten?'
21 april 2022
Tja, wat willen we eigenlijk weten en meten in een kleuterklas? En waarom willen we dat? En hoe gaan we dat dan doen? Hanneke Saaltink ziet en beschrijft een proces waarin twee leerlingen in de kleuterklas een ontwikkeling doormaken en vraagt zich af wat er echt toe doet. 'Van een jongetje dat nog geen herkenbare voorstelling tekende, dat nooit iets wilde tekenen als het een opdracht was, is hij een kind geworden dat een kloppende voorstelling kan maken van een bouwverhaal dat hij alleen vanuit de verte heeft gevolgd.'
Hij is dé grote initiator van uitgebreide bouwprojecten in de klas. Soms zie ik hem zitten en voor zich uitkijken. Dan denkt hij na. Zijn vrienden wachten geduldig af. Totdat hij opstaat en zijn plannen ontvouwt. Er worden vragen gesteld, er wordt uitleg gegeven, ieder voorstel van de vriendjes wordt gewikt en gewogen, dan verdelen de mannen de taken en gaan aan de slag.
Eigenlijk doe ik niet veel meer dan af en toe materiaal, tijd en ruimte bieden. Vorig jaar was het de vraag of Jort naar groep 3 zou gaan. In december zou hij 6 worden, dus het kon. De CITO-toetsen taal en rekenen deed hij niet slecht en ook met allerlei voorbereidende taal- en rekenen-activiteiten in de kleine kring had hij weinig moeite.
Maar zodra het kon spurtte hij weg voor het ‘echte werk’; spelen en bouwen met zijn vrienden, die allemaal nog een jaar bleven omdat ze net 1 of 2 maanden later jarig waren. Nu zijn we blij dat we toen hebben besloten hem nog een jaar te laten ‘kleuteren’. Jort verdiept al spelend zijn kennis en vaardigheden, ook t.a.v. taal en rekenen, hij geniet van iedere dag op school en bovendien inspireert hij met zijn enthousiaste plannen de anderen.
Een paar weken geleden lieten een paar kinderen hun Skylanders zien. Kleine poppetjes met indrukwekkende wapens en magische krachten. Zelfs de meisjes vonden ze leuk met al die kleurige attributen. Je bleek er ook op de WII mee te kunnen spelen. Ik kon me er niet zo goed een voorstelling van maken. De jongens legden uit dat je een bepaald poppetje op je WII kon zetten en er dan mee vechten. Ik begreep dat er in het spel verschillende landschappen bestaan, zoals vulkanen, rotsachtige bergen en woestijnen of oceanen waarin iedere Skylander weer zijn eigen speciale krachten kan benutten. Met elkaar besloten we dat we de poppetjes zouden fotograferen en de foto’s afdrukken (natekenen vonden de jongens teveel werk) en dan zouden ze de landschappen nabouwen zodat ik kon zien hoe dat er uitzag op de computer.
Gek eigenlijk, dat ze er zonder het te vragen vanuit gingen dat een Wii op school natuurlijk niet kon. Als ik de betrokkenheid en creativiteit zie, is werken met computergames wel iets om over na te denken. Jort nam de leiding, selecteerde de poppetjes die gefotografeerd moesten worden, ik deed voor hoe ze de foto’s uit konden knippen en rechtop konden laten staan en samen bouwden ze met allerlei bouwmateriaal verschillende landschappen. Een week lang werd er aan gewerkt en mee gespeeld.
Toen was het klaar en werden de fotokopieën verdeeld en mee naar huis genomen. Toch bleek het Skylander-thema nog niet uitgewoed. Dat had de toekijkende Jonathan sneller begrepen dan ik. Midden in de klas was op een kleedje een nieuw bouwproject ontstaan. Met bouwkistjes waren hoge bergen en diepe ravijnen gemaakt, water stroomde in de vorm van blauwe kleedjes van boven naar beneden en daartussen stonden gekleurde poppetjes van het 100-bord in verschillende formaties opgesteld. Andere kinderen liepen er een tijdje keurig omheen maar steeds vaker kwam het tot botsingen.
Daarom maakte Sill een stopbord: Een vel papier met daarop een cirkel met een streep erdoor. ‘Wil je vragen of iedereen stil is en zeggen dat dit betekent dat ze er niet doorheen mogen lopen?’ Ik liet het vel papier zien maar de betekenis was niet voor iedereen meteen duidelijk. Jonathan, bijna een jaar jonger dan Jort en ogenschijnlijk ver van de grote jongens verwijdert, keek op van zijn werk en vroeg toen vrij achteloos of hij misschien even een tekening zou maken om het uit te leggen. Binnen 5 minuten was de tekening klaar, samen met het stopbord werd hij op een bouwkistje gehangen. Pas als de kinderen naar huis zijn bekijk ik de tekening van Jonathan nog eens goed. De schematische pionnetjes van het 100-bord zijn veranderd in Skylanders die op bergen en in dalen op elkaar schieten (want daar gaat het natuurlijk allemaal om). Ik zie dat hij de kistjes precies heeft weergegeven zoals hij ze gezien heeft vanuit de plek waar hij zat. En ik bedenk wat een ontwikkeling Jonathan dit jaar heeft doorgemaakt.
Jonathan is een jongetje dat laat in het jaar jarig is en waarvan we moeten kijken of hij er al aan toe is om naar groep 3 te gaan
Van een jongetje dat nog geen herkenbare voorstelling tekende, dat met lijm de alleen voor hemzelf zichtbare armen van zijn zwarte pietje maakte, dat nooit iets wilde tekenen als het een opdracht was, is hij een kind geworden dat een kloppende voorstelling kan maken van een bouwverhaal dat hij alleen vanuit de verte heeft gevolgd. Hij begrijpt de schematische voorstelling van een stopbord en zijn betekenis, hij snapt dat sommige kinderen dit nog niet begrijpen en dat hij hen daarom uit moet leggen wat er op het kleedje gebeurt, hij weet hoe hij ruimtelijke vormen weer kan geven op het platte vlak en ook hoe hij mensfiguren kan tekenen die een bepaalde handeling verrichten. Ook Jonathan is een jongetje dat laat in het jaar jarig is en waarvan we moeten kijken of hij er al aan toe is om naar groep 3 te gaan.
Terwijl ik naar de tekening kijk vraag ik me af waar ik dat soort beslissingen eigenlijk op baseer. Op de resultaten van een toets? Op lijstjes waarop ik afvink of kinderen al hoeveelheden onder de 6 in 1 keer kunnen overzien en of ze kunnen rijmen en begin en eindklanken in woorden kunnen onderscheiden? Of is het eerder zo dat iedere keer dat ik nadenk over een kind een momentopname is. Dat het zien van een tekening alle eerdere observaties door elkaar gooit en in een ander licht zet. En dat ik dan voor me zie hoe dat verder zou kunnen gaan in een kleutergroep of zie ik hem eerder aan een tafeltje in een groep 3? Wat heb ik hem nog te bieden? Welke vragen zou ik kunnen stellen? Welke activiteiten zou ik kunnen aanbieden? Welk materiaal zou hem verder helpen? En hoe belangrijk is dan de letterkennis van een kind en heeft dat ruimtelijk inzicht of de werkhouding niet heel veel te maken met wat het in de bouwhoek of aan de tekentafel deed? En willen we niet weten wat een kind goed kan en waar het van houdt, wie zijn vrienden of haar vriendinnen zijn, hoe het daarmee speelt en praat en hoe betrokken het is?
Tja, wat willen we eigenlijk weten en meten in een kleuterklas? En waarom willen we dat? En hoe gaan we dat dan doen?
Hanneke Saaltink staat een aantal dagen van de week als groepsleerkracht voor een kleutergroep. Als er tijd is duikt ze haar eigen atelier in. Over haart ervaringen blogt ze op haar eigen site ‘Als kunst en onderwijs elkaar raken’. Op deze site laat ze zien wat kunst, onderwijs en kinderen met elkaar te maken hebben en hoe ze elkaar beïnvloeden.
Reacties