'Kijk het mooie er niet vanaf' - een gastles over discriminatie en vooroordelen
15 juli 2020
'Zie ik eruit als een bioscoop ofzo?' Leerlingen weten vaak best raad met starende blikken en delen hun ervaringen in de gastles over discriminatie met Mehmet. Hij heeft nog nooit een gastles gegeven, maar voelt al langere tijd dat hij zijn verhaal moet doen, om te vertellen hoe discriminatie kan voelen maar óók hoe hij begrip heeft voor waar verkeerde interpretaties erin kunnen sluipen.
Het is maar een klein groepje van zes kinderen die vandaag in de klas zitten. Iets minder dan de helft van de normale klassengrootte van 15 kinderen op deze kleine vrijeschool voor vmbo basis en kader, in deze samenstelling nog vanwege de eerdere geldende coronamaatregelen.
Voor de klas staat Mehmet, die voor de leerlingen naar binnen kwamen nog grapte dat hij vaak de BOB is op feestjes: de Bewust Onbeschonken Buitenlander. Hij is van Turks-Koerdische afkomst en de buurman van een leerkracht op school die steevast om een glas water op hun buurtfeestjes vraagt.
Mehmet heeft nog nooit een gastles gegeven, maar voelt al langere tijd dat hij zijn verhaal moet doen, om te vertellen hoe discriminatie kan voelen maar óók hoe hij begrip heeft voor waar verkeerde interpretaties erin kunnen sluipen. Zijn belangrijkste missie is andere kinderen inspireren die misschien ook in een ‘categorie’ zitten waar minder begrip voor is.
Tegen het krijtbord hangt een drie meter brede wereldkaart, het klassieke ‘vintage’ soort dat nu in hippe woonbladen te zien is. Mehmet wijst Turkije en een aantal omringende landen aan: daar wonen Koerden. Hen is ooit beloofd door Turkije (waar het grootste deel van de Koerden wonen) dat ze een eigen land zouden krijgen om samen te wonen, maar dat is niet gebeurd. Daarom zijn sommige Koerden weggegaan, zoals Mehmets ouders. Drie-vier maanden was hij, toen zijn familie in Nederland kwam wonen.
‘Koerden? Die zijn nóg erger’
‘Toen ik in groep 5/6 zat, mocht ik altijd de lunch kopen voor de juffrouw. Dat vond ik leuk, want niemand mocht van het plein af, behalve ik. Voor de supermarkt stond er op een dag een man die zei “Wil je een krant voor me kopen?” Ik snapte het niet, waarom kon die man dat niet zelf doen? Ik had er een onpluis gevoel bij en zei nee. “Waar kom je vandaan?” vervolgde de man. “Turkije”. “Oh ja, die zijn erg”, ging hij verder. Dat was natuurlijk geen leuke reactie, dus ik dacht het beter te kunnen maken door toe te voegen dat ik Koerdisch ben. “Die zijn nóg erger”, voegde hij toe. Dat was mijn eerste bewuste ervaring met discriminatie. Het kwam best wel hard binnen, ik was nog zo jong. Daarvoor wist ik niet anders dan dat iedereen anders is.’
De leerlingen zitten rustig te luisteren, en Mehmet gaat verder met vertellen over zijn schooltijd: ‘Ik groeide op in Deventer en op de middelbare school was ik één van de drie jongens van Turkse afkomst tussen duizend andere leerlingen. Dat was soms een beetje gek voor mijn klasgenoten. De meesten waren weleens in aanraking gekomen met een allochtoon, maar toch kreeg ik de vraag van een klasgenoot: “Ben je wel echt Turks? Turken zijn toch crimineel? Maar jij bent juist super rustig en aardig.” Deze jongen kwam uit een dorpje buiten de stad en hij kende niemand zoals ik. Eigenlijk is het niet eens zo gek dat hij dat dacht; alles wat hij hoort over deze groep is vaak negatief en komt uit het nieuws. Ik ervaarde het daardoor niet als een negatieve, maar wel als een gekke vraag.’ Mehmet richt zich dan kalm tot de klas: ‘Heeft één van jullie weleens de vraag gekregen waar je echt vandaan komt?’
Met mildheid kijken
Alle zes leerlingen in deze klas zijn wit, maar Mehmet is echt nieuwsgierig en voorzichtig steekt een meisje haar hand op: Ja, op de camping in Duitsland heeft ze die vraag weleens gehad, maar ze wist niet zo goed waarom. Daarna blijft het stil. ‘Er zijn echt geen stomme vragen of opmerkingen’, benadruk Mehmet. Hij had negatief kunnen reageren op zijn klasgenoot destijds, maar hij zag dat de jongen echt benieuwd was naar Mehmets antwoord, waardoor hij ook mild naar deze ervaring kijkt. ‘Ik ben naast Turks-Koerdisch ook moslim en ieder jaar krijg ik tijdens de ramadan de vraag of ik echt niks mag eten. “Ook niks drinken?” “Ook niks drinken”, antwoord ik dan. ‘Het zijn vaak dezelfde mensen die deze vragen iedere keer stellen, maar ik vind het niet erg en beantwoord ze ieder jaar opnieuw.’
‘Waarom noem je jezelf anders?’ zegt een meisje. ‘Iedereen is anders.’ ‘Ik zou het saai vinden als iedereen hetzelfde is’, voegt een ander meisje toe. Mehmet knikt en een derde meisje zegt: ‘Sommige mensen maken alsnog onderscheid tussen mensen, terwijl die mensen daar niks aan kunnen doen. Hoe je eruitziet is vooral genetisch. Wat de boer niet kent, dat vreet die niet.’ Sommige kinderen moeten lachen om die laatste uitspraak die er in eerste instantie een beetje haperend uitkomt, maar het meisje zegt het met grote ernst en straalt ook uit dat ze zich erg kan opwinden over ongelijkheid.
Beoordelen op uiterlijk
‘Misschien’, zegt Mehmet, doe ik het ook bij jullie, je beoordelen op hoe je eruitziet. Zelfs ik heb een eerste indruk van iemand, dat is ook niet erg. Het gaat er natuurlijk om dat we daarna verder durven kijken en denken, nieuwsgierig zijn naar wie iemand echt is.’ Het derde meisje vult aan: ‘Dat komt ook door haarkleur en kleding, dingen waar je wel iets aan kan doen. Maar dingen die compleet genetisch zijn en waar niemand iets aan kan doen, daarvan is het heel erg belachelijk om daar iets van te vinden. Als ik mijn haar blauw verf, dan doe ik dat omdat ik het een mooie kleur vind en mezelf wil expressen.’
Groepsgedrag, dat is wat er dan gebeurt weten de leerlingen: Als een deel van een groepje iets doet, gaat de rest van de groep het ook doen.
‘Ik bén een homo, en ik kíes ervoor om te geloven’
‘Er is ook nog iets anders wat bij mij speelt’, gaat Mehmet verder. ‘Ik ben ook homoseksueel. Daar denken mensen niet altijd positief over. De grap is: ik ben dus ook moslim. Ik bén een homo, en ik kíes ervoor om te geloven. Maar in de hoofden van veel mensen klopt dit niet. Moslims weten hoe het is om in een hokje gestopt te worden en toch zijn er moslims die homo’s ook in een hokje stoppen. Andersom heb je ook homo's die dat met moslims doen. Als je logisch nadenkt, zou je denken: ze weten hoe het is om pijn gedaan te worden en toch doen ze het zelf ook. En ze hebben ook niet door dat dat een soort van hetzelfde is. Vaak is dat onbegrip.’
De klas is stil en kijkt benieuwd naar Mehmet, de boodschap over zijn geaardheid hebben ze neutraal ontvangen. ‘Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd naar het beeld van jullie over mij. Hebben jullie nu een ander beeld van mij dan toen je net binnenkwam?’
Een jongen voorin de klas neemt het voortouw: ‘Ik oordeel altijd pas achteraf’. Het meisje naast hem zegt: ‘Ik dacht toen jij binnenkwam, hij lijkt me aardig. Ik vind je nog steeds aardig.’ ‘In mijn onderbewustzijn had ik denk wel een beeld, maar het drong niet echt tot me door’, voegt een derde leerling toe.
Gewoon laten gaan
‘Wie van jullie heeft meegemaakt dat mensen je beoordelen voordat ze je kennen?’ Het is een vraag van de mentor, die tot die tijd het gesprek gadegeslagen heeft. De jongen voorin de klas hoeft er niet lang over na te denken: ‘Omdat ik een jongen ben met lang haar, oordelen mensen vaak meteen over me.’ ‘Dat doet doet je vast pijn?’ vervolgt de mentor. ‘Ik laat het nu gewoon gaan. Maar ik kan er wel heel slecht tegen als mijn vrienden meteen zeggen ‘het is een jongen hoor’, als we nieuwe mensen ontmoeten.’ Hij is even stil. Die vooraankondiging van wie hij is, daar trekt hij een duidelijke grens en de klas heeft er geen uitleg bij nodig.
‘Omdat ik redelijk klein ben’, begint een meisje achterin, ‘behandelen ze me als een heel klein kind. Laten we jou behandelen als twee keer jonger dan je eruitziet.’ Het vuur in haar ogen verraadt dat het haar menens is, ze pikt het niet. Een jongen achterin de klas die tot nu toe niks gezegd heeft, tilt langzaam zijn hand op. Hij is moeilijk verstaanbaar en heeft iets kwetsbaars over zich. Zachtjes zegt hij: ‘Ik liep een keer op straat en toen kwamen er jongens aan die wilden dat ik “boks” deed…’ Hij heeft zijn zin nog niet afgemaakt of hij krijgt bijval van de hele klas: ‘Ja, coole jongens willen dat altijd, gewoon negeren, ik doe dat ook!’ Het is duidelijk dat ze zijn initiatief willen stimuleren en hun steun aan hem willen betuigen.
“Normaal” doen
‘”Doe normaal, dan doe je al gek genoeg”, het is Nederlandse uitspraak die ik heel erg raar vind’, gaat Mehmet verder. ‘Wees jezelf dan doe je al gek genoeg.’ Mehmet maakt er verder niet veel woorden aan vuil, maar het is duidelijk dat het normatieve karakter van de uitspraak hem zo tegenstaat. Twee leerlingen weten precies wat hij bedoelt: ze kennen allebei iemand in de buurt die genegeerd wordt omdat die er anders uitziet, helemaal onder de tatoeages zit of omdat die altijd een pitbull hij zich heeft, maar ‘dat zijn juist lieverdjes, die doen helemaal niks!’
‘Je voelt wel wanneer mensen kijken op een bewonderende manier of op een andere manier. Toen ik in Ede uit de trein stapte in pak, voelde ik mensen naar me kijken. En dat was niet omdat ik een pak aanhad, maar omdat ik er anders uitzie dan de meeste mensen daar.’ De jongen voorin herkent het: ‘Ik zeg dan altijd “Zie ik eruit als een bioscoop ofzo?’ Mehmet moet lachen, hij vindt het een mooie oplossing om het een positieve draai te geven. ‘Een vriend van me zegt dan altijd: "Kijk het mooie er niet vanaf".’
Voorbeeldfiguur
‘Ik ben vaak de eerste persoon in mijn omgeving die hbo heeft gedaan. Moet ik dan een voorbeeld zijn, ook omdat ik een homo ben?’ Het is de laatste vraag die Mehmet stelt, maar eigenlijk is het een vraag aan hemzelf. Een vraag die hij misschien ook al wel beantwoord heeft met de komst naar deze klas.
Reacties