Jongeren in de knel: een perspectief op onderwijs
26 juni 2023
'Er lijkt iets aan de hand met het vertrouwen van jongeren', schrijft hogeschooldocent Saar Frieling. 'Niet alleen de gebroken gezinnen en de digitale kieren die elke gemeenschap poreus maken, maar ook de toestand in de wereld maakt het soms moeilijk erop te vertrouwen dat het deelnemen aan een gelijkwaardige gemeenschap überhaupt mogelijk is. Willen jongeren wel onderdeel zijn van een wereld waarin vluchtelingen in zee verdrinken en waarin de dieren massaal uitsterven?' Haar pleidooi: 'Heel graag zou ik, als het om de geestelijke gezondheid van jongeren gaat, de overstap maken van zorg naar onderwijs.'
Op een middelbare school in Amsterdam zag ik een opera. De teksten waren geschreven door de leerlingen en ook voor toneelbeeld, muziek en zang waren zij - onder leiding van kunstdocenten en professionals - verantwoordelijk. Met elkaar hadden ze een angstaanjagend beeld gecreëerd van eenzaamheid en leegte. Gebrek aan water, een drooggevallen rivier, een leeftijdsgenoot die in het slib was aangetroffen. De vragen: Wie was zij? Waarom kennen wij haar niet? Was zij een van ons? Worden wij zelf wel door iemand gekend? Liederen over eenzaamheid, anonimiteit en stress gelardeerd met dansende mobieltjes en ingesproken voicemails van drukbezette en wanhopige ouders.
Niet lang daarvoor zag ik een stukje film over een school in de Bijlmer waar leerlingen onder leiding van een regisseur een voorstelling maakten. Ze kregen opdrachten om te improviseren en teksten te schrijven. Over jaloezie, digitaal pesten, eenzaamheid en woede. Ik was getuige van hun niet weten waar te beginnen en van hun eerste stuntelige probeersels. Langzaam ontvouwden zich prachtige scenes onder de geduldige en strenge handen van de regisseur. De deelnemende jongeren ruilden hun aanvankelijke ongemak langzaam in voor eigenaarschap, vaardigheid, moed en het trotse verlangen om gezien te worden. In beide gevallen zag ik jongeren met moed en levenslust, oog in oog met grote existentiële vragen. En ik vroeg mij af waarom zoveel jongeren in deze tijd zoveel zorg nodig hebben….
Er lijkt mijns inziens iets aan de hand met het vertrouwen van jongeren. Niet alleen de gebroken gezinnen en de digitale kieren die elke gemeenschap poreus maken, maar ook de toestand in de wereld maakt het soms moeilijk erop te vertrouwen dat het deelnemen aan een gelijkwaardige gemeenschap überhaupt mogelijk is. Willen jongeren wel onderdeel zijn van een wereld waarin vluchtelingen in zee verdrinken en waarin de dieren massaal uitsterven? En als zij dat niet willen, wat betekent dat dan voor henzelf? Op dit moment komen heel veel jongeren in de knel. Stress, eetproblemen, slaapproblemen, depressies en verslavingen. Men maakt zich zorgen, en terecht. Maar steeds blijft daarbij de focus liggen op de labiliteit van jongeren en op de wachtlijsten die er daarvoor in de wereld van de (jeugd)zorg ontstaan.
Heel graag zou ik, als het om de geestelijke gezondheid van jongeren gaat, de overstap maken van zorg naar onderwijs. Als ik zou moeten samenvatten wat kinderen en vooral jongeren en studenten op school leren, wat in de kern de bedoeling is van onderwijs, is dat je op school leert om onderdeel te worden van de gemeenschap en daarmee van de wereld. Thuis is een privésituatie, maar op school word je opgenomen in een groter geheel. Je krijgt kennis over allerlei onderwerpen die met de wereld van doen hebben. Je leert daarover met anderen van gedachten te wisselen. Je ontwikkelt vaardigheden om die wereld te ontwaren. De uitnodiging is om na je schooltijd in die wereld te stappen en met je eigen talenten en mogelijkheden bij te dragen aan het geheel.
Dat vraagt iets veel fundamentelers dan enkel kennis en vaardigheid. Bijdragen kan alleen als je jezelf en de ander vertrouwt. Als je jezelf niet vertrouwt zal je geen plek durven innemen en je niet durven uitspreken, zelfs al zou je het willen. En als je de ander niet vertrouwt dan wil je het misschien niet eens. Daarnaast wordt de wereld in het onderwijs nog altijd grofweg verdeeld in vakken en opgaven. Weinig samenhang en weinig verbinding, maar wel een voortdurende druk, zo zie ik het. Voor jongeren is dat gekmakend. Ze ervaren de nood in de wereld, ze ervaren dat ze op de een of andere manier verantwoordelijkheid moeten of willen nemen voor die wereld, en op hun tafel ligt een schrift met woordjes. En er is niemand die hen goed kan uitleggen wat de verbinding is tussen het een en het ander.
Helder als hij is noemt hij zichzelf een ‘opgewekte pessimist’.
Dit veroorzaakt, bijvoorbeeld in het hoofd van mijn 14-jarige zoon, een wonderlijk compromis. Helder als hij is noemt hij zichzelf een ‘opgewekte pessimist’. Hij weet dat de volwassenen willen dat je naar school gaat. Hij weet dat ze hem proberen wijs te maken dat dat nuttig is en belangrijk voor zijn toekomst, maar zelf ziet hij vooral dat hij voorgeschoteld krijgt wat kinderen en jongeren al decennia voorgeschoteld krijgen terwijl hij op de films van David Attenborough ziet wat dat oplevert: walrussen vallen van de kliffen omdat het ijs is gesmolten.
Zijn redding is zijn positie op het ASS-spectrum, die maakt dat hij zichzelf in de regel als minder gek beschouwt dan zijn omgeving. Dus kan hij opgewekt naar school zonder dat hij vertrouwen heeft in school als institutie. Zo houdt hij het vol tussen leerlingen door wie hij zich niet begrepen voelt: 'Hoe mensen die dénken dat ze normaal zijn andere mensen noemen waarvan zij denken dat ze niet normaal zijn, dat interesseert me niet.' Inhoudelijk is er voldoende interessante stof om voor naar school te gaan.
Maar heel veel andere kinderen krijgen door deze situatie kortsluiting in hun hoofd, of ook wel aanpassingsproblemen of onwenselijk gedrag. En als ze om biografische of psychosomatische redenen kwetsbaar zijn, krijgen ze stress. Niet zelden leidt dat tot problematiek die bij de zorg belandt, terwijl het begon bij de normale verwarring van kinderen tegenover de volwassenenwereld in een tijdperk waarin deze existentiële verwarring een collectieve opgave is. Ze raken de weg kwijt. En als dat gebeurt worden ze door volwassenen naar coaches, leerplichtambtenaren, therapeuten en klinieken gebracht. Die vervolgens allemaal overlopen met torenhoge wachtlijsten.
Wat nodig is, is de erkenning dat veel van onze (probleem)jongeren geconfronteerd zijn met existentiële en maatschappelijke vraagstukken
Ik vind het tijd dat het onderwijs een stap maakt om deze problemen onderdeel te maken van de wereld waar leerlingen en studenten zich toe moeten verhouden. Wat daarvoor nodig is, is de erkenning dat veel van onze (probleem)jongeren geconfronteerd zijn met existentiële en maatschappelijke vraagstukken. Ook armoede, geweld en chaos thuis hebben een maatschappelijke component. Als we die zaken steeds terugbrengen tot een individueel probleem waar de leerling of student in het eigen leven mee om moet leren gaan, en als we hen daardoor dus ook laten blijven geloven dat er met hen iets mis is, dat ze de uitzondering op de regel zijn, dat ze zwak zijn of ziek in hun hoofd, dan krijgen we een zieke generatie.
Ligt de werkelijke schizofrenie niet in het ijzige voortbestaan van klaslokalen met stoeltjes waarin leraren grammatica lessen geven terwijl de helft van de dieren bezig is met uitsterven? En hiermee wil ik noch de leraren beschimpen, noch het systeem
Ligt de werkelijke schizofrenie niet in het ijzige voortbestaan van klaslokalen met stoeltjes waarin leraren grammatica lessen geven terwijl de helft van de dieren bezig is met uitsterven? En hiermee wil ik noch de leraren beschimpen, noch het systeem. Want dit is de situatie die we hebben gecreëerd en geen enkel individu is zomaar in staat daar beweging in te brengen. Er zijn ontelbaar veel fantastische docenten die hun leerlingen bemoedigen, ondersteunen en leren onderdeel te zijn van een gemeenschap. Maar zonder dat iemand het anders had moeten of kunnen doen is er nu toch een voor alle betrokkenen onhoudbare situatie ontstaan. Er wordt iets uitbesteed aan de zorg dat in het hart van het onderwijs zelf thuishoort, en zolang dat gebeurt staat er druk op alle kanalen. De slimme, wakkere, gevoelige jongeren van deze generatie weten van ellende niet meer waar ze het zoeken moeten.
De stap van een 18-jarige om meestemmend en dus meedragend onderdeel te worden van de gemeenschap brengt in deze tijd, bewust of onbewust, een existentiële crisis met zich mee. Want nee, natuurlijk wil je niet medeverantwoordelijk zijn in een wereld waarin dieren massaal uitsterven en vluchtelingen verdrinken, maar ja, natuurlijk wil je wel opgenomen worden in het grotere geheel en onderdeel zijn van de groep. De erkenning dat dit een echt dilemma is waar jongeren echt mee zitten opgescheept, zou al een heleboel lucht geven.
Het lijkt aan de tijd om ruimte te maken voor hen die niet binnen de normen vallen, voor de gevoeligen.
Natuurlijk is niet iedereen een Greta Thunberg. Sterker nog, er heerst onder veel leerlingen en studenten een grote mate van berusting. Ook dat is begrijpelijk. Wat minder begrijpelijk is, is dat het onderwijs tot nog toe vooral gericht lijkt op deze ‘gemiddelde’ leerling die past binnen de normen, terwijl aan de randen van die normen steeds grotere groepen leerlingen komen te vallen. Het lijkt aan de tijd om ruimte te maken voor hen die niet binnen de normen vallen, voor de gevoeligen. Als verdriet en onmacht deel mogen uitmaken van het geheel, dan is er de mogelijkheid van warmte en gemeenschap. Van die gemeenschap, waar onmacht een onderdeel van is, kunnen jongeren in de knel ineens wél deel uitmaken. En dan zal kunnen blijken, dat zij die aan verdriet en onmacht lijden dat vaak doen omdat ze van de wereld en de mensen houden, en het niet kunnen verdragen dat mensen elkaar en de wereld steeds opnieuw geweld aandoen. Met het opnemen van de gevoeligen in het onderwijs ontstaat er ruimte om de liefde voor de wereld en de pijn over de sterfte van de biosfeer te delen als onderdeel van onze existentiële ervaring.
Om deze stap te kunnen nemen hebben we wel nieuwe vormen nodig, en die zijn voor velen spannend. Want het vraagt van leraren en lerarenteams om niet bang te zijn voor verdriet en de tragiek van deze tijd. En dat is geen gemakkelijke opgave. Maar we zijn het aan de jongeren wel verplicht.
Zonder vormkracht, humor, ambiguïteit en saamhorigheid brengt de confrontatie met de tragiek van deze tijd óf depressie, óf woede en hysterie met zich mee.
Wat het vraagt is naar mijn mening vormkracht en kunstenaarschap. Zonder vormkracht, humor, ambiguïteit en saamhorigheid brengt de confrontatie met de tragiek van deze tijd óf depressie, óf woede en hysterie met zich mee. Er is dan geen ruimte waar alle emotie en alle gewicht in past, en bij gebrek aan ruimte loopt de druk op. Dan raakt men in paniek, men zoekt schuldigen om het teveel aan gewicht en emotie aan te wijten, of men laat los, waarna men in leegte en somber achterblijft. Fenomenen waar we in de huidige samenleving aan alle kanten mee te maken hebben.
Shakespeares Hamlet, al eeuwenlang een van de beroemdste tragedies ter wereld, toont ons een verdwaald karakter dat zegt ‘consciousness makes cowards of us all’. Hoe komt het dat onze beroemdste kunstwerken gaan over vertwijfeling en het niet weten te nemen van verantwoordelijkheid, maar dat die emoties nauwelijks ruimte krijgt in scholen en het publieke debat, terwijl alle statistieken en wachtlijsten in de zorg erop wijzen dat we collectief vertwijfeld zijn?
Eenzaamheid, vertwijfeling en angst zijn in de kunst net zo normaal als levenslust, veelkleurigheid en liefde. Kunst is daarin net als het leven. Maar in het leven zoals we dat doorgaans in ons onderwijs vormgeven, worden tragiek en vertwijfeling consequent onder de tafel geveegd. Waardoor de illusie ontstaat dat als je goed je best doet, als je hard werkt en goede cijfers haalt, alle ellende overwonnen kan worden. Met bijbehorende schaamte en paniek en somberheid als dat niet lukt. De wereld kunnen verdragen zoals ze is, inclusief tragiek, dat is wat kunst mogelijk maakt. Doordat er vorm aan is gegeven kunnen we ook het ondraaglijke bekijken, erbij blijven en er zelfs van houden.
En er is nog een ander aspect aan deze tijd dat kunst en kunstenaarschap een noodzakelijk aandachtsgebied maakt voor het onderwijs. In alle media en op alle scholen wordt gesproken over een overdaad aan informatie en prikkels. En overal lijken kinderen en jongeren (en ook volwassenen) te bezwijken onder die overdaad. Men is overvraagd, overprikkeld, overspannen. Wat het beoefenen van kunst en het verwerven van vaardigheid in makerschap met zich meebrengt, is een beweging van binnen naar buiten. Daarmee kan de wereld die van buiten op je afkomt tegemoet worden getreden. Zonder die beweging is er alleen een schrap zetten tegenover een teveel. Je kunt je van dat te veel op allerlei manieren afsluiten; verslavingen, games, sociale bubbels, sociale media. Je kunt de beweging van binnen naar buiten ook vormgeven als aanval: activisme, polarisatie, demonstraties. Maar je als wakker en gevoelig mens kunnen verhouden tot de wereld en tot de ander zonder jezelf of de ander te willen laten verdwijnen, vraagt om makerschap. Makerschap waarmee je niet vanuit machteloosheid maar vanuit vermogen handelt om de wereld zo goed en zo kwaad als je kunt actief mee vorm te geven in plaats van dat de wereld vormgeeft aan jou.
Waar het om gaat is dat het werk gedaan wordt vanuit een zich verhouden tot de wereld en alles wat daarin tot uitdrukking komt. Dit actieve verhouden is een beweging van binnen naar buiten. Wie zo werkt, is een maker.
Deze twee dingen, het je verhouden tot existentiële vraagstukken en makerschap, zijn een houding en een vaardigheid die jongeren (en volwassenen!) vaak niet vanzelf kunnen. Die moeten ze leren. Kunst en kunstenaarschap vormen daarvoor een ideaal instrumentarium, is mijn ervaring. Dit betekent niet dat alle leraren moeten worden omgeschoold tot schilders, dansers of theatermakers. Volgens Joseph Beuys, de bedenker van het ‘Erweiterde Kunstbegriff’, kunnen alle mensen kunstenaars zijn in hun eigen leven en beroep. Ook het schillen van een aardappel kan volgens Beuys een kunstzinnige daad zijn. Waar het om gaat is dat het werk gedaan wordt vanuit een zich verhouden tot de wereld en alles wat daarin tot uitdrukking komt. Dit actieve verhouden is een beweging van binnen naar buiten. Wie zo werkt, is een maker.
Steeds meer worden onze jongeren geconfronteerd met de wereld en de aarde als grote levende gehelen waarin dynamieken aan het werk zijn die zij niet begrijpen. Zij worden door de media, de politiek en de tijd gedwongen zich tot dat geheel te verhouden zonder dat zij weten hoe. Zolang zij denken dat zij, als zij beter hun best deden, wel zouden kunnen begrijpen hoe, hebben zij stress. Wat deze stress van leraren vraagt is dat zij zichzelf verhouden tot die vertwijfeling vanuit hun eigen mens-zijn. Als leraren zich tot het grotere geheel verhouden en makers zijn, dan is er voor leerlingen en studenten ruimte om hun eigen niet-begrijpen te aanvaarden en te leren gebruiken voor hun eigen toekomstige makerschap.
Lang geleden, toen ik nog studeerde, kwam ik tijdens het schrijven van een paper voor een Amerikaanse universiteit, terecht in existentiële vertwijfeling. In een vlaag van wanhoop stapte ik de spreekkamer binnen van mijn docent. Ik zei: 'Mister Goodnight, you have to help me, I am angry and desperate.' De docent keek op van zijn werk en zei rustig: 'Aren’t we all?'
Saar Frieling werkt aan Hogeschool Leiden o.a. als Onderzoeker van Whole Child en Whole Teacher Development.
Reacties