‘Is dat nou een typisch Nederlands ding, die lage motivatie van leerlingen?’
21 juni 2016
In 2014 bracht de OESO (OECD) voor het eerst in bijna twee decennia een rapport uit over het Nederlandse onderwijs. 'Nederlandse scholier ongemotiveerd’, zo kopte de Volkskrant daags erna. Om het rapport echt te begrijpen moeten we volgens Yvonne van Sark - verbonden aan YoungWorks en auteur van het boek 'Motivatie binnenstebuiten' - echter wat dieper graven en de wereld buiten school in de analyse betrekken. Haar bijdrage.
Een rapport als de scherpe blik van een erudiete oom of tante die in het buitenland verblijft en die na járen weer eens een bezoekje komt brengen. Complimenten uitdelend, maar ook regelmatig verbaasd de wenkbrauwen ophalend. ‘Is dat nou een typisch Nederlands issue, die lage motivatie van leerlingen?’, vragen docenten mij vaak tijdens workshops. ‘Hoe is dat elders?’ Het rapport laat inderdaad zien dat motivatie en discipline bij Nederlandse leerlingen bijzonder laag zijn. Volgens dagblad Trouw waren de auteurs hierover zelf ook verbaasd in het licht van de goede onderwijsscores die leerlingen halen. Wat constateert het rapport zoal?
- Nederland heeft vrijwel het laagste aandeel leerlingen die wiskunde interessant of aantrekkelijk vinden.
- Bijna 50% van onze 15-jarigen leest niet voor zijn of haar plezier en slechts 20% leest meer dan 30 minuten per dag.
- Nederlandse leerlingen zijn minder bereid om zich in complexe problemen vast te bijten. Ze zijn minder lang geïnteresseerd en blijven, meer dan in andere landen, weg van complexe problemen.
- Ook de hoogst presterende groep leerlingen scoort lager op vasthoudendheid en openheid naar probleemoplossing.
- Nederland scoort extreem laag op disciplinary climate; denk aan lawaai en wanorde in klassen, docenten die lang moeten wachten voordat leerlingen stil zijn, een trage opstart van de les.
- Nederlandse ouders zijn minder met presteren bezig. Slechts 12% van de Nederlandse schoolleiders ervaart druk van ouders door hoge verwachtingen. Bij de andere OESO-lidstaten is dat met 21% bijna het dubbele.
Welbekende issues. Het is een ‘challenge’, schrijft de OESO. De samenstellers van het rapport dragen ook elementen aan die kunnen bijdragen aan een oplossing: meer aandacht op scholen voor leren leren, ofwel meta-cognitie; ouders meer engageren; een relevant en flexibel curriculum; meer aandacht voor niveauverschillen en differentiëren. We zetten nu teveel in op de middenmoot en er is geen echte incentive voor leerlingen die meer doen dan het minimumniveau halen. Tot zover niets nieuws, zou je kunnen zeggen. Eerdere Nederlandse rapporten lieten hetzelfde zien; daar is dit OESO-rapport deels ook op gebaseerd.
Tussen de regels
Om het rapport echt te begrijpen moeten we volgens mij wat dieper graven en de wereld buiten school in de analyse betrekken. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de grote internetpenetratie in ons land. In statistieken over toegang tot internet scoren we steevast hoog en daar profiteren onze Nederlandse kinderen volop van mee. Thuis, in de klas, in de tram of bus, op de fiets… Of ik denk aan het jeugdloon dat maakt dat jongeren gewilde deeltijdkrachten zijn.
Neem nogmaals dat familielid in gedachten. Die zou geregeld verbaasd zijn als-ie achter in het klaslokaal zat, maar zich ook op andere momenten geregeld achter zijn oren krabben. Met leerlingen die honderden appjes per week binnenkrijgen en die bij Netflix geen dag achterlopen bij de nieuwste releases. Of die zou zich in de namiddag verwonderd afvragen wat de folderbezorger, horecamedewerker en vakkenvuller op dit tijdstip van de dag hier doen. Om zich ’s avonds aan de keukentafel te verwonderen over de mondigheid van Nederlandse jongeren en de autoritatieve opvoedstijl die in onderhandelingshuishoudens favoriet is.
Aleid Truijens schreef in de Volkskrant: “Nederlandse ouders zijn doorgaans jofele types. Ze sloven zich enorm uit om het hun schatjes naar de zin te maken. Ze zijn vriendelijk, empathisch, stellen weinig regels en verbieden zelden iets. Kinderen krijgen inspraak bij de keuze van het avondeten, de vakantiebestemming, de school.”
En in reactie op die oom of tante zouden we zeggen: ‘Ja, maar Nederlandse kinderen scoren wel steevast hoge cijfers op de geluksindex.’
Reacties