'Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik hem kan helpen, wie van jullie heeft een goed idee?'
16 augustus 2015
Patricia van Middendorp luisterde naar een lezing van kindertherapeute Charlotte Visch. Een paar dagen later doet zich een situatie voor, waarin zij wordt uitgenodigd om eens een andere aanpak te proberen. Haar verhaal: 'Tobias mag van zijn klasgenoten wiebelen en tikken, als dirigent voor de klas'.Geboeid luister ik een avond naar Charlotte Visch. Vooral haar luchtige manier van vertellen intrigeert me. Kleine, dagelijkse probleempjes weet ze snel op een positieve manier om te buigen.
Een kind dat buiten de groep valt? Benoem hem tot een belangrijke reiziger die in elk tafelgroepje kennis komt halen, maar ook cadeautjes brengt! De meest positieve benaderingen passeren de revue, maar ik haak af.
Mijn gedachten dwalen af naar Tobias. Tobias en zijn gewiebel, gedraai en zijn bewegingen. Zou ik hier iets mee kunnen?
Twee dagen later merk ik dat ik een beetje geïrriteerd raak. Tobias, zit toch eens stil! Maar dan denk ik terug aan de bijeenkomst met Charlotte Visch en aan een artikel uit de Egoscoop. Ik leg de klas stil. 'Jongens en meisjes, wil iedereen even alles neerleggen? We hebben een probleem.'
De kinderen doen direct wat ik zeg en kijken me verwachtingsvol aan. 'We hebben een probleem en zijn samen een klas. Dat probleem moeten we dus ook samen oplossen.' Ik zeg dat Tobias een probleem heeft, hij kan niet stil zitten, ook al wil hij dat nog zo graag. Wat moet dat toch ontzettend vervelend voor hem zijn. Je doet zo je best en dan krijg je nog op je kop van de juf ook! 'Tobias, zit toch eens stil!” doe ik met een vreemd stemmetje na. “ Kunnen jullie je voorstellen dat dit voor Tobias heel frustrerend moet zijn?” vraag ik.
De kinderen knikken hevig, Tobias straalt. Zijn reactie geeft me moed om door te gaan. 'Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik hem kan helpen, wie van jullie heeft een goed idee?' De kinderen hebben ideeën te over! Van het vastplakken en vastbinden van Tobias aan zijn stoel, tot aan negeren en boos worden. Ik hoor elke suggestie met aandacht aan en reageer zeer serieus, hoe vreemd het ook klinkt.
Tobias mag van elk idee aangeven of dit een goede oplossing voor hem is. Maar elke suggestie wordt resoluut naar de prullenbak verwezen. Tot het moment dat iemand oppert dat Tobias tijdens een instructie, of tijdens bijvoorbeeld voorlezen, mag staan en mag wiebelen, maar dan moet hij tijdens het werken weer rustig gaan zitten. “Dan worden wij ook niet afgeleid juf.”
Tobias ziet wel wat in dit plan. Ik zeg tegen de kinderen dat ik het fantastisch vind dat ze hebben geholpen met het vinden van een oplossing voor een probleem dat voor ons allemaal belangrijk is. Dit gaan we uitproberen! “Juf, dan mag ik nu toch even lekker gaan staan, we zijn toch nog niet aan het werk!”
Een half uur later werken de kinderen hard aan hun rekentaak. Ik loop naar Tobias toe. “Wat vond je ervan dat ik de kinderen in de klas mee heb laten denken? Vond je het niet eng of vervelend?” “Nee juf, ik vond het vet cool, want je was heel grappig en het werkt ook nog!”
Zijn stralende lach maakt mijn dag compleet.
Patricia van Middendorp, leerkracht op de Geert Groteschool in Zwolle.
Reacties
Coen
Mooi