Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Ik lees Rousseau: ‘Zodra we beginnen te leven, beginnen we te leren’

4 september 2019

Filosofe Maartje Janssens las dit voorjaar Emile, het klassieke opvoedingsboek van Jean-Jacques Rousseau.  Pedagogiek zouden we volgens Rousseau in eerste instantie kunnen omschrijven als ‘leren leven’ – en dat leren we niet door een les burgerschapsvorming, maar door het leven zelf. We moeten ons erin oefenen, het is een kwestie van ervaring, van doen. Het vertrouwd worden met Rousseaus pedagogiek door het lezen van zijn boek lijkt dan ook enigszins paradoxaal. Rousseau schrijft: 'Door al die boeken veronachtzamen we het boek van de wereld, of, voor zover we er nog in lezen, houdt ieder zich bij zijn eigen uitverkoren bladzijde.' Haar bijdrage verscheen eerder in het magazine Van12tot18.

Dit voorjaar kreeg ik een nieuwe liefde. Zijn naam was Jean-Jacques Rousseau. Ik las met collega’s zijn boek Emile, of over de opvoeding. Oké, ik moet zeggen dat de vlinders vrij abrupt weg fladderden bij het lezen van de passages over de rol van de vrouw. En dat deze liefde voor Rousseau nooit stand had kunnen houden, aangezien hij zijn eigen kinderen te vondeling legde. Maar laten we blijven bij de prille lentekriebels.

Het boek Emile is een verhandeling over de opvoeding. Emile is Rousseau’s fictieve zoon. Het boek begint met een uiteenzetting over het doel van de opvoeding, dat volgens Rousseau het doel van de natuur is. Hij legt dit verder uit aan de hand van het onderscheid tussen de opvoeding tot mens of burger, waarbij het hem om dat eerste gaat.

‘Of mijn leerling voor het zwaard, de kerk of de balie wordt bestemd is me om het even. De natuur roept hem tot het menselijk leven, voordat de ouders zijn bestemming bepalen. Leven, dat is het vak dat ik hem wil leren. (…) Degeen die het best de lusten en lasten van dit leven weet te doorstaan is naar mijn mening degeen die het best is opgevoed; daaruit volgt dat de ware opvoeding eerder uit oefening dan uit goede raad bestaat. Zodra we beginnen te leven, beginnen we te leren.’

Pedagogiek zouden we dus met Rousseau in eerste instantie kunnen omschrijven als ‘leren leven’ – en dat leren we niet door een les burgerschapsvorming, maar door het leven zelf. We moeten ons erin oefenen, het is een kwestie van ervaring, van doen.

Tijdens het lezen van Rousseau hoor ik buiten een groep kinderen die onder enthousiast gebabbel naar de schooltuin in de Ooijpolder wandelt, waar ze elk een eigen moestuintje verzorgen. Vorig jaar sloot ik me een seizoen bij hen aan als lesondersteuner. Nu zet ik me er - enigszins jaloers - toe achter mijn laptop te kruipen, terwijl zij de wereld in trekken. ‘De studeerkamer van Emile en mij is rijker dan die van een koning: onze studeerkamer is de aarde zelf’, schrijft Rousseau.

Kennis over de verschillende soorten groenten en planten, en over de verzorging daarvan, leren de kinderen niet uit een boek in een klaslokaal, maar buiten – van de natuur zelf, onder begeleiding van hun opvoeders: de moestuinmeester of -juf, leerkrachten, ouders, lesondersteuners. Niet alleen doen ze kennis op, ook leren ze ‘de lusten en lasten van dit leven doorstaan’.

Of, in de woorden van Gert Biesta, ze worden uitgedaagd om zich op volwassen wijze te verhouden tot de wereld om hen heen. Die wereld kan mooi zijn, zoals de smaak van je zelf geplante snijbiet. Of de vertedering die het konijntje dat zich verstopt heeft onder je krop sla oproept. Maar die ontmoeting met de wereld is er ook een van weerstand. Van de coloradokever die je ineens op je met liefde verzorgde aardappelplanten ontdekt. Van het onkruid dat je hele moestuin overwoekert. Volwassen worden is beslist geen kwestie van ‘wel de lusten, niet de lasten’.


De uitdaging in de ontmoeting met de wereld is volgens Rousseau het goed gebruiken van je vrijheid. Voor de opvoeder brengt dit de taak met zich mee het kind ‘afhankelijk te doen zijn van de noodzaak’, dat wil zeggen: dat van wat hij in de fysieke (en later ook morele en maatschappelijke) wereld tegenkomt. Het is aan de opvoeder om daarin te sturen, het kind in omstandigheden te brengen waarin hij zijn vrijheid op een goede manier kan leren gebruiken. Wie bekend is met het werk van Biesta zal hier veel in herkennen. Het principe van de noodzaak is wat Biesta de ‘reality check’ noemt: het in dialoog willen komen met de wereld, je iets willen laten gezeggen, de vraag stellen of dat wat je verlangt datgene is dat verlangd zou moeten worden. Het mogelijk maken van die ‘reality checks’ is volgens Biesta de pedagogische opdracht van het onderwijs.

Ik leerde Rousseau’s ideeën daarover kennen en waarderen door het lezen van zijn boek, zelf was hij echter uiterst kritisch op boeken. ‘Door al die boeken veronachtzamen we het boek van de wereld, of, voor zover we er nog in lezen, houdt ieder zich bij zijn eigen uitverkoren bladzijde.’

Kortom: lees zijn boek, maar doe dit in relatie tot het boek van de wereld, en lees alle bladzijden.

Maartje Janssens is filosoof en verbonden aan de stichting NIVOZ. Dit artikel verscheen eerder in het magazine Van12tot18.
 

 

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Jan Tishauser
5 jaar en 2 maanden geleden

Helaas zijn de ideeën van Rousseau uitstekend van toepassing op biologisch primair leren. Voor al het leren dat we op school doen, secundair leren; het leren dat niet vanzelf gaat, zijn ze van nul en generlei waarde.

Login of vul uw e-mailadres in.



Maartje Janssens
5 jaar en 2 maanden geleden

Beste Jan Tishauer,

Dank voor je reactie. Wellicht kunnen Rousseau’s ideeën ons uitnodigen om op een andere manier naar ‘school’ en ‘het leren dat we daar doen’ te kijken? Een manier waar ‘leven’ en ‘leren’ meer samengaan? Het voorbeeld van de scholen die met hun kinderen naar de moestuin gaan laat zien dat die ruimte gecreëerd kan worden. En dat het leren daar meer vanzelf gaat. Kortom, dat Rousseau’s opvatting van pedagogiek een andere is dan die van ‘het leren dat we op school doen’, betekent niet per definitie dat ze niks voor elkaar kunnen betekenen. Het lijkt me een boeiende uitdaging om te kijken welke inzichten uit een klassieke tekst als Emile in de huidige opvoedings- en onderwijscontext nog van betekenis kunnen zijn, wat die ons kunnen leren over de huidige context, en andersom.

Vriendelijke groet,

Maartje Janssens

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief