Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Het verschil tussen foute en absurde antwoorden

3 december 2018

Als een bepaald onderwerp kennelijk zo ingewikkeld is dat je het keer op keer fout doet en niemand de tijd neemt om het nog een keer uit te leggen, waarom zou je dan je best blijven doen?‘ Het is de ervaring van Wupke van der Torren, die ze zich herinnert als ze kijkt naar haar leerlinge uit groep 5, die het leren ervaart als een onwelkome afwisseling van het buitenspelen.

“Zevenenzeventig min twaalf is vijfentwintig, negenhonderd plus dertien kan zomaar eenentwintig zijn, en de dubbele klanken staan op de gang”. Zo heeft ze het op school geleerd, dat weet ze zeker.

Mijn leerling, eind groep 5, kan geweldig voetballen, tennist als de beste, heeft hordes vriendinnetjes, is empathisch en gezegend met een levendige fantasie. School vindt ze leuk, maar met name door gym en de pauzes. Lezen, rekenen, spelling, dat is meer een onwelkome afwisseling van het buitenspelen. Zo goed en zo kwaad als het gaat werkt ze zich door leesboekjes, rekenopdrachten en spellingtoetsen, maar het echte begrip ontbreekt, waardoor het plezier ver te zoeken is.

Deze leerling klampt zich met alle macht vast aan stukjes en beetjes kennis, stukken hout om je boven water te houden als het echte zwemmen niet lukt. Eerst de tientallen, dan de eenheden, bij een korte klank komt er één op je bord. Ze weet de frases, maar het lukt niet ze toe te passen. Zelf verkeerde ik in groep 8 in een soortgelijke situatie: we leerden een ezelsbruggetje tijdens de lessen werkwoordspelling: ‘Iedereen krijgt t behalve ik en jij als je te laat komt’. Prachtig, klinkt leuk, maar ik begreep echt niet waarom ‘jij werdt’ dan fout was. Met grote rode strepen werd ik keer op keer gewezen op dergelijke fouten; een goede uitleg kan ik mij echter niet herinneren.

‘Jij werdt’ gebruiken in een opstel of twaalf aftrekken van negentig en uitkomen op vierentwintig. Het is evident niet juist, maar is het een fout antwoord of een absurd antwoord? Sinds het lezen van het boek ‘Schoolpijn’ probeer ik het verschil te maken tussen deze twee categorieën. Bij een fout antwoord heeft het kind iets geprobeerd, het antwoord was weliswaar niet juist, maar de vraag is in elk geval begrepen. Een absurd antwoord is een wilde gok, wat ik in groep 8 deed bij werkwoordspelling: er was iets met t’s en d’s, dus ik probeerde maar wat.

Daniel Pennac, een in zijn jeugd abominabel slechte leerling die later docent en schrijver werd, schrijft hier in ‘Schoolpijn’ het volgende over:

“Een absurd antwoord onderscheidt zich van een fout antwoord doordat het op geen enkele gedachte is gebaseerd. Het is vaak een automatisme, en dus niet meer dan een reflex. (...) Hij geeft geen antwoord op de vraag die is gesteld, maar op het feit dát er een vraag wordt gesteld. Wordt er een antwoord van hem verwacht? Dan geeft hij dat. Een goed, een fout, een absurd antwoord, dat maakt verder niet uit. Helemaal in het begin van zijn schoolcarrière dacht hij dat het er sowieso alleen maar om ging antwoord te geven, met opgestoken vinger sprong hij op van zijn stoel, trillend van ongeduld: ‘Ik, ik, juffrouw, ik weet het! Ik weet het!’ (Ik besta! Ik besta!), en antwoordde zomaar wat. Maar we passen ons snel aan. We weten dat leraren een goed antwoord van ons verwachten. Dat blijken we niet in huis te hebben, Niet eens een fout antwoord. Geen idee wat we moeten antwoorden. We hebben de vraag die ons gesteld wordt maar amper begrepen. Kan ik dat aan mijn leraar bekennen? Kan ik ook niks zeggen? Nee, Dus antwoord ik maar wat. (…) Door de absurde antwoorden van mijn leerling als foute antwoorden op te vatten, beschouw ik hem niet langer als een leerling, hij wordt iemand die zich niet aan de opdracht heeft gehouden en die ik naar het schemergebied van de eeuwige nul verban. Maar door dat te doen schakel ik mezelf als leraar uit; daar eindigt mijn pedagogische functie tegenover dat meisje of deze jongen, die in mijn ogen weigert zijn rol als leerling te spelen.”

Dat is precies wat er gebeurde met die rode strepen zonder uitleg in mijn opstellen van vroeger. Mijn absurde antwoorden werden beschouwd als fout, alsof ik het onderwerp snapte en fouten maakte maar het ook goed had kunnen doen. En ik weet nog precies wat mijn reactie hierop was: ‘laat dan maar zitten’. Als een bepaald onderwerp kennelijk zo ingewikkeld is dat je het keer op keer fout doet en niemand de tijd neemt om het nog een keer uit te leggen, waarom zou je dan je best blijven doen?

Pennac werd, in zijn eigen woorden, gered door een viertal docenten die echt aandacht voor hem hadden. Die met hem bleven lezen, bleven rekenen en hem bleven stimuleren om mooie verhalen te schrijven, ondanks zijn moeite met leren, ondanks dat hun hulp soms niet aan leek te komen, een paar decennia later was hij docent en schrijver. Mijn eerder beschreven leerling kreeg begin groep vier te horen dat ze het rekenniveau van eind groep acht niet zou halen. Hoewel ze op dat moment echt veel moeite had met getallen lijkt het mij een nogal boude bewering, die onmogelijk erg goed kan zijn voor het zelfvertrouwen van het kind.

Juist die leerlingen bij wie het leren niet vanzelf gaat hebben het nodig dat wij, de leerkrachten, in hen blijven geloven en dat lastige onderwerp waar nodig op vijf verschillende manieren uitleggen. Ook als ze misschien pas in groep zeven vloeiend leren lezen, eind groep vijf nog moeite hebben met optellen over het tiental of in groep drie nog vooral willen spelen of uit het raam kijken.

Wupke van der Torren studeerde pedagogiek, deed de pabo, en is na een aantal jaar voor de klas individuele begeleiding gaan geven.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief