Floortje Scheepers ontmoet de onderwijspraktijk: over samen ruimte pakken, creëren en gunnen
3 februari 2022
Op dinsdagavond 25 januari verzorgde jeugdpsychiater Floortje Scheepers de derde NIVOZ-onderwijsavond: Over de mens, makkelijker kunnen we het niet maken. Na de pauze ging ze in gesprek over de betekenis van haar verhaal voor de onderwijspraktijk, met Erwin Bolt, schoolleider van obs De Globe in Amsterdam en Koen Ottenhof, biologiedocent aan het Joke Smit College in Amsterdam. Gespreksleider en NIVOZ-medewerker Leone de Voogd doet verslag.
In de uitwisseling van ervaringen blijkt al snel dat ieder op eigen wijze probeert een weg te vinden en ruimte te creëren in een complex systeem dat moeilijk te veranderen is. Hoe kunnen we elkaar en onszelf als volledig mens (laten) zien?
Erwin Bolt is als schoolleider betrokken bij het Whole Child Development programma, een zoektocht om het onderwijs vorm te geven vanuit een hele kind-benadering. Hij is geraakt door Floortje’s lezing en de vraag hoe we naar kinderen kijken. ‘Welk mensbeeld heb ik en wil ik dat we in onze school met elkaar hebben?’
Die zoektocht vindt plaats op een school waar het belang van de context evident is. ‘We staan in Osdorp-midden, een wijk waar vorig jaar de avondklokrellen achter de school plaatsvonden. Waar ik mee worstel, is dat ik de buurt waar de kinderen opgroeien niet altijd even goed begrijp, laat staan dat ik weet hoe ik kinderen moet helpen om in goede zin onderdeel van de buurt te worden. Het aanleren van de traditionele stop-hou-op methode werkt niet. Ze hebben iets anders nodig om zich staande te houden.’
Is er dan ruimte om de les los te laten en het gesprek te voeren over wat er op dat moment toe doet?, vraagt Floortje zich af. In ieder geval voelen veel docenten daar weinig ruimte toe, stelt Koen, omdat ze de druk voelen bij te blijven met het programma. Zelf kiest hij ervoor elk jaar met leerlingen een handboek te maken over hoe seksualiteit voor iedereen fijn kan zijn, al maakt dit thema geen deel uit van de examenstof. ‘Ik doe het toch, maar dan betaal je een prijs. De weken erna moet ik bijbenen.’
Erwin herkent dat de ruimte klein voelt. ‘En ik zeg terecht “vóelt”.’ Het is voor zijn team al topsport om met de kinderen de einddoelen te behalen. Mensen vragen bijna toestemming om iets niet te hoeven doen: ‘Wat mag er af?’. Erwin ziet het als zijn rol als schoolleider hen dat fiat te geven om ruimte te creëren voor het gesprek en andere belangrijke randvoorwaardelijke zaken. Hij doet dat uit overtuiging, maar het helpt ook als de ruimte je gegund en gegeven wordt. In zijn geval heeft hij een stimulerend bestuur achter zich. Ook haalt hij vertrouwen uit ontwikkeltrajecten als het Whole Child Development programma, die hem helpen anders te kijken en keuzes te maken.
Niet stoppen met nadenken
In het gesprek wordt de weerbarstige praktijk goed zichtbaar, waar Floortje zich ook terdege van bewust is. ‘Dit zijn maar suggesties van een psychiater die niet voor de klas staat…’ Want hoe doe je dat, 25 volledige kinderen écht zien, en ruimte en tijd maken voor holistisch werken, terwijl je maar 45 minuten en ook nog een lesplan hebt, vraagt Koen zich ook af: ‘Misschien moet je bij voorbaat al besluiten dat het geploeter is.’
Koen houdt ook een sterk pleidooi voor ‘niet stoppen met nadenken’. Naast zijn werk als docent, onderzoekt hij hoe je leerlingen in biologieonderwijs meer kunt laten nadenken in plaats van de focus op eindtermen te leggen. Wat hem betreft moet het hele onderwijs zo ingericht worden dat stoppen met nadenken wordt tegengegaan, voor leerlingen, maar ook voor docenten. ‘Als je zegt, “jij bent een adhd’er”, dan stop je met nadenken. Probeer te bedenken hoe je een kind verder kunt helpen, ook al zit het in een moeilijke situatie.’
Door het reductionisme van labels ontneem je jezelf de mogelijkheid om te blijven zoeken én om het hele kind te zien, stelt Koen. ‘Wat ik meeneem uit Floortje’s lezing is dat je toch moet proberen dat reductionistische tegen te gaan, ook al zegt je pragmatisme dat je dat juist wel moet doen, omdat dat het werkbaar maakt.’
Het feilbare oordeel
Het reductionisme dat in ons onderwijssysteem zit, gooi je niet zomaar omver. Erwin komt net uit de adviesgesprekken met zijn collega’s van groep 8 en ervaart dat iedereen met “de caviabak” in het hoofd zit, zoals hij het VO met alle aparte niveaus nu ervaart: ‘Waar in de caviabak ga ik dit kind neerzetten?’. Al snel komt het gesprek hiermee op de rol van toetsen. Floortje ziet graag dat de tijdsdruk hiervan afgaat, maar ook de vraag uit het publiek of we misschien helemaal niet meer moeten toetsen vindt ze interessant: ‘We moeten op z’n minst onze gedachten stretchen met die vraag.’
Koen is minder enthousiast. Hij hecht aan gestandaardiseerde toetsen om kansenongelijkheid tegen te gaan. Hij stelt dat het oordeel van docenten eerder beïnvloed wordt door ouders die zich beter kunnen uitdrukken, terwijl een toets maakt dat je even loskomt van de situatie. Dit roept veel reacties op, waarbij alvast een voorschot wordt genomen op de volgende onderwijsavond met Karen Heij. Zij liet in haar proefschrift immers zien dat er heel wat af te dingen is op de Cito-toets en deze eerder voor meer dan minder ongelijkheid zorgt.
Een toets is geen robot, maar deze discussie raakt ook aan de kwestie mens versus robot: wiens oordeel vertrouwen we? De mens is feilbaar, maar laten we dat accepteren, stelt Floortje, en docenten leren om vooroordelen tegen te gaan. ‘Het is zo waardevol wat die docenten de hele dag zien met dat kind. Probeer dat als kennis te zien zonder een oordeel te vellen.’
Koen is het helemaal eens met de waarde van het gedetailleerde beeld van de docent, maar is huiverig toetsen helemaal los te laten. ‘Misschien omdat ik er wat minder vertrouwen in heb dat het echt lukt om alle docenten op zo’n punt te krijgen dat ze én hun eigen (voor)oordelen opmerken én stevig genoeg zijn om vol te houden tegenover ouders. Dat is een hele operatie’.
Mens durven zijn
Dat vraagt ook iets van de opleiding, die volgens Koen sowieso een andere focus zou moeten hebben. De vakinhoud en hoe je je programma behandelt, staan nu centraal, terwijl het ook zou moeten gaan over zelfontwikkeling, hoe je de klassencultuur ziet, met wat voor idee je wilt dat een kind naar huis gaat. ‘Ik zie om me heen dat er angst is om een voorbeeldfiguur te zijn van hoe je kunt leven. Andere docenten zeggen dat je vooral enthousiast moet zijn over je vak, maar het mens-zijn begint daaruit te raken. Terwijl ik daar juist de noodzaak van voel. Je invloed bestaat uit allerlei micro-interacties in de klas. Dat je net op het juiste moment die ene leerling die buiten de boot valt even kunt laten zien, door te zeggen “mooi hè, wat hij gedaan heeft”. Ik geloof dat dat uiteindelijk een domino-effect kan hebben. Het volledig-mens-schap van de docent is zó belangrijk, daar reageren leerlingen ook op.’
‘Als je als mens voor de klas staat, ben je kwetsbaarder dan als je je rol aanneemt’, herkent Floortje ook uit haar eigen werk als psychiater. ‘Mijn reflex is ook naar die aangeleerde rol te grijpen, die rugzak te pakken en alles eruit te halen, nog voor je echt een ontmoeting hebt gehad. Ik probeer mezelf te dwingen om ruimte en rust te creëren en even te gaan zitten luisteren. Dat is een uitdaging, maar als het lukt, maak ik veel beter contact en kom ik veel sneller tot passende oplossingen.’
Een gevarieerde familie
Floortje pleit ook voor meer samenwerking en het versterken van cohesie in het onderwijs. ‘Hoe kun je vraagstukken met elkaar oplossen. Hoe zie je de toegevoegde waarde van al die kinderen met ieder hun eigen perspectief op het geheel?’
Bij het publiek leeft de vraag hoe je in de praktijk omgaat met die enorme variatie tussen kinderen en de ‘uitersten’ daarvan. Volgens Floortje moeten we allereerst die uitersten niet zien als afwijkend maar als ‘minder voorkomend normaal’. ‘We moeten zien dat die eigenschappen in bepaalde contexten ongelooflijk nuttig zijn. Dus de opdracht aan de samenleving en het onderwijs is om te zoeken wat die contexten dan zijn. Ik snap dat dat ontzettend ingewikkeld is in klas.’
Dat beaamt Erwin: ‘Het onderwijs afstemmen op de kinderen die voor je neus zitten is sowieso al een enorm moeilijke opdracht.’ Floortje suggereert dat je misschien de klas aan het werk kunt zetten en in kleine groepjes kunt experimenteren: ‘Hoe gaan iemand uit het ene uiterste, het andere uiterste en het midden samen een probleem oplossen? Wat hebben ze dan aan elkaar, hoe leren ze van elkaar? En dat weer aan de klas laten zien.’
Erwin ziet in de praktijk al hoe het anders samenstellen van groepen ander gedrag opwekt. Sinds twee jaar werkt zijn school met heterogene stamgroepen en homogene instructiegroepen in plaats van reguliere stamgroepen. ‘Er ontstaat een andere dynamiek. Oudere en jongere kinderen bij elkaar zorgt voor een natuurlijke behoefte om hulp te vragen en te geven zonder dat je daar als docent om vraagt.’ Inmiddels speelt Erwin met het idee van ‘familiegroepen’: ‘Waarom geen stamgroep als gezin van groep 1 t/m groep 8? Ik vind het mooi om de familiegedachte toe te passen op het huis school’.
Floortje is enthousiast: ‘Die gedachte en daar de dialoog over voeren helpt je anders denken. Je leidt leerlingen niet op voor een briefje met cijfers, maar omdat ze zichzelf moeten kunnen redden in die extreem diverse samenleving. Ergens moeten we dat meegeven: zo ziet de wereld eruit, heel ingewikkeld en complex, succes!’
Lezing Floortje Scheepers
Het verslag van de lezing van Floortje Scheepers, geschreven door Annonay Andersson, kun je hier lezen.
Leone de Voogd is (ontwikkelings-)psychologe en politicologe en werkt als wetenschappelijk medewerker bij Nivoz.
Reacties
Jeannette Kraij
Wat mooi dat deze discussie wordt gevoerd. Het is zo hard nodig en het mag nog veel meer gebeuren! Toetsen bevorderen de kansenongelijkheid! Toetsen zijn eenzijdig en bij toetsen gaan we ervan uit dat elk kind op een bepaalde leeftijd bepaalde stof moet en kan beheersen. Hoe zit het met leerrijpheid? Alles is al in een kind aanwezig. Het is aan ons om dat tot groei en bloei te laten komen. Kijk waar het kind behoefte aan heeft, volg zijn of haar intrinsieke motivatie en VERTROUW erop dat elk kind goed is zoals het is! We hebben echt veel te veel oordeel! Kijk eens naar democratisch onderwijs! Daar zijn kinderen zelf verantwoordelijk voor hun eigen leerproces! Dat heb ik zelf mogen ervaren en dat heeft mijn kinderen en mijzelf ;) zoveel moois gebracht. Een mens is gemaakt om te leren, een mens is van nature nieuwsgierig. Laat de controle en al het toetsen los en heb vooral VERTROUWEN. En ben je bewust van het voorbeeld dat je bent!