Diagnosedruk: 'We zijn in moeras gekomen en hebben dwaallichtjes gevolgd'
17 november 2015
Vaak geldt: geen diagnose, geen hulp, of geen diagnose, geen geld. Dit zorgt ervoor dat praktijkprofessionals nogal eens druk ervaren om diagnoses te stellen: vanuit ouders, werkgevers, scholen of instanties. Of weegt de wetenschap zwaar dat alleen een bepaalde diagnose op dat moment de enige kans op hulp geeft? Hans Koppies belicht de problematiek van verschillende kanten. Zijn blog: 'We zijn in moeras gekomen en hebben dwaallichtjes gevolgd.'Waarom praten we over kinderen zo vaak in termen van leerproblemen en gedragsproblemen? Ons taalgebruik is doordrenkt van dit deficit-denken: een kind dat niet oplet heeft ADHD, een kind dat zichzelf niet zo goed kan verkopen heeft autisme, en een kind dat zenuwachtig is voor een toets heeft faalangst. Maar niet elk probleem is een stoornis, en niet elke vorm van lastig gedrag behoeft medicatie. Dat wordt pijnlijk duidelijk in de Echte Jongens film van Katinka de Maar.
Eigenzinnig
De rode draad in de film is de ontwikkeling van de zoon van de filmmaakster. Op de leeftijd van vijf jaar werd hij geobserveerd in de klas omdat juf hem dan te druk vindt. De conclusie luidt dat hij eigenzinnig gedrag vertoont en een lage frustratietolerantie (5 jaar oud!) en meer aandacht vraagt dan deze juf kan geven. Dat is het begin van een groeiende stapel papierwerk die vanaf dat moment voor de jongen uitsnelt naar de volgende leerkracht. Uiteindelijk raadt school onderzoek door een kinderpsycholoog aan en als deze het vermoeden ADHD uit, is het voor de school kristalhelder dat ze hem ‘niet kunnen bieden kunnen wat hij nodig heeft’. Een tocht door het speciaal onderwijs volgt waarbij de diagnose ADHD wordt vervangen door een ander label, ADD, en hij dyslectisch blijkt. De mooiste dag van zijn jonge leven breekt aan als hij – inmiddels 18 – zijn schooltas aan de wilgen mag hangen.
In dezelfde film zit ook meester Bart, die vlak voor zijn pensioen helder maakt waarom hij geen problemen heeft met jongensgedrag in de klas. Bij hem mogen ze eigenzinnig zijn en beweeglijk. En als de grootste druktemaker zijn impulsen niet kan beheersen en een vliegtuigje door de klas gooit, staat hij het volgende moment naast meester Bart. Die hem voorhoudt dat er maar één manier is om dit goed te maken. ‘Kusje’ joelt de klas. ‘Nee’, schudt meester Bart zijn hoofd terwijl hij ondertussen zijn koffiekopje omhoog houdt. ‘Ik merk dat je een loopje nodig hebt en een loopje kun je krijgen, koffie’!
Je blijft als kijker met de vraag zitten wat er gebeurd zou zijn als de zoon van de filmmaakster bij meester Bart in de klas gezeten zou hebben.
In Canada viel op dat vroege leerlingen – geboren voor oktober – relatief vaak de diagnose ADHD kregen. Ze waren drukker en konden moeilijker stilzitten – volstrekt leeftijdsadequaat gedrag, maar het leeftijdsverschil van bijna een jaar zorgde dat de leerlingen negatief opvielen in de klas. De ouders werden al snel aangesproken op het gedrag en hierop volgde onderzoek met als resultaat het stempel ADHD. Dit inzicht leidde tot aanpassing van de diagnostiek en minder ‘valse’ diagnoses.
Schattingen
Volgens schattingen heeft in Nederland een op de tien kinderen in het basisonderwijs, en in het voortgezet onderwijs zelfs een op de vijf jongeren een gediagnosticeerde stoornis. Jaren geleden verzuchtte een GGZ-medewerker al ‘Van de kinderen tussen 0-18 jaar die aangemeld worden diagnosticeren we 70% als vallend binnen het autistisch spectrum. We weten zeker dat we het niet goed doen, zoveel kinderen met autisme kan niet, maar we weten niet wat we verkeerd doen!’ (Nederland anno 2004; in Delfos, 2004).
Deskundigen zijn het er over eens dat zo’n 10-20% van de kinderen met een diagnose ADHD ook daadwerkelijk deze stoornis heeft. En recent werd bekend dat bijna 14% van de leerlingen in het voorgezet onderwijs eindexamen doet met een dyslexieverklaring, terwijl volgens deskundigen het landelijk dyslexiepercentage tussen de 3-5% ligt …
Langzamerhand is duidelijk geworden dat we in een moeras terecht zijn gekomen en dwaallichtjes gevolgd hebben. De ‘probleemindustrie’ wordt door hoogleraar Pedagogiek Micha de Winter aangewezen als een van de oorzaken.
Een ouder die moeilijkheden ondervindt in de opvoeding probeert eerst zelf een oplossing te bedenken, en lukt dit niet, dan wordt direct hulpverlening ingeschakeld. Die stap is gauw gemaakt in een land dat de grootste dichtheid aan psychologen ter wereld heeft: een voor elke 450 Nederlanders.
Diagnose-inflatie
En daarmee komen we bij de belangrijkste oorzaak van deze diagnose-inflatie: het gretige gebruik van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Sinds de introductie van de DSM IV in 1994 zijn diagnoses en medicijngebruik onder kinderen explosief toegenomen. De teller voor het aantal kinderen in Nederland dat medicatie slikt tegen ADHD staat op 140.000 (in 2007 waren dat er 65.000). Saillant detail: de DSM IV levert twee keer zoveel diagnoses ADHD als de ICD – de International Classification of Diseases – een ander, door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gehanteerd handboek. En dat is niet wetenschappelijk.
De explosieve toename van het aantal diagnoses ADD en ASS (Autisme Spectrum Stoornis) is door de voorman van de DSM IV en inmiddels spijtoptant, de Amerikaanse emeritus hoogleraar psychiatrie Allen Frances, betiteld als unintended false ‘epidemics’. Ook in eigen land legde hoogleraar klinische psychologie Jan Derksen een voorzichtige vinger op de zere plek: doorgeschoten labeldiagnostiek. Het wachten is op dezelfde erkenning door vakbroeders in de kinderpsychiatrie. ‘ Meer dan waar ook ter wereld zijn in Nederland de in de DSM beschreven categorieën omgetoverd tot echte diagnoses, terwijl ook de makers van de DSM zelf stellen dat psychodiagnostiek iets anders is dan symptomen tellen’, aldus Derksen.
Diagnosedruk
Orthopedagogen voelen de noodzaak een congres te organiseren met het even bijzondere als veelzeggende thema ‘diagnosedruk’. Vaak geldt: ‘geen diagnose, geen hulp’, of ‘geen diagnose, geen geld’. Dit zorgt ervoor dat orthopedagogen nogal eens druk ervaren om diagnoses te stellen: vanuit ouders, werkgevers, scholen of instanties. Of weegt de wetenschap zwaar dat alleen een bepaalde diagnose op dat moment de enige kans op hulp geeft. Zie hier de discutabele rol van zorgverzekeraars die voor perverse prikkels hebben gezorgd in de zorg voor jeugd.
De wildgroei aan diagnoses heeft inmiddels een uitgebreid aanbod doen ontstaan: met het etiket ASS kan een kind op school naar de autiklas, voetballen in een autiteam, koken in een autigroep en met de autipas voorrang krijgen in pretparken. Maar ook hier doen zich onverwachte problemen voor. Onlangs maakte Disneyland Parijs bekend het gebruik van snelle rijen voor kinderen met een handicap af te schaffen; dit omdat er te veel misbruik van werd gemaakt door valide bezoekers. Inmiddels is de autipas ook niet meer te gebruiken in De Efteling en Walibi World …
Er valt in de zorg voor jeugd nog veel werk te verzetten. De gemeenten werden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor jeugdhulp en in het onderwijs maakte de rugzak per 1 augustus 2014 plaats voor Passend Onderwijs. Maar de meest ingrijpende verandering zal moeten plaatsvinden in de kijk op kinderen en jongeren. Of zoals een Deense jeugdzorgconsultant onlangs zijn Nederlandse gehoor voorhield: ”The wrong me” – Children are not having difficulties, they are in difficulties’.
Hans Koppies
Meer blogs van Hans zijn te vinden op Pedagoogle. Over kinderen: opvoeding, onderwijs, hulpverlening
Reacties