De vraag die een kind verpakt in zijn gedrag
6 maart 2020
‘Welke vraag stelt een kind met zijn gedrag?’ Het is een vraag die Dominique Caniëls, docent Lichamelijke Opvoeding op vmbo-school OBC Huissen, altijd in zijn achterhoofd houdt. In ‘zijn’ mentorklas zitten kinderen met zeer uiteenlopende achtergronden en thuissituaties. Daarom legt Dominique ieder jaar huisbezoeken af bij alle leerlingen in zijn mentorklas en moedigt hij andere mentoren aan om hetzelfde te doen. Hij deelt hier een verhaal over de diversiteit in zijn klas, verbeeld in dierenpersonages.
Met een aantal collega’s volgde hij dit schooljaar een NIVOZ-traject Pedagogische Tact. ‘Ik vind het echt een topprestatie hoe kinderen die zo verschillen in afkomst, woonsituatie, opvoeding, cultuur en persoonlijkheid toch met elkaar kunnen functioneren in een groep. Ik begrijp dan ook prima, dat dit niet altijd lukt. Ik heb in het traject Pedagogische Tact theorieën en handvatten gekregen die mij verder helpen om zo veel mogelijk de leraar te zijn, die ik wil zijn. En mijn gevoel werd bevestigd dat het heel belangrijk is om achter het gedrag van een kind te blijven kijken.’
In een eindopdracht maakten Dominique en zijn collega’s met een verhaal, presentatie of gedicht aan elkaar duidelijk wat zij in hun werk meenamen uit het traject. Dominique schreef een verhaal met verschillende dieren in de hoofdrol, als metafoor voor de leerlingen in zijn mentorklas.
‘Mama, waar is m'n tandenborstel?’ Het was weer eens zover, Bertus Bever kon zijn tandenborstel niet vinden en mama lag met een flinke kater op het bed van afgekloven rietstengels en koude, samengedrukte modder in de oever van een oude rivier. Het kwam de laatste tijd steeds vaker voor, dat Bertus het in zijn eentje moest doen. Moeder vond dat ook de normaalste zaak van de wereld. ‘Je zit nu op de grote school en daar moet je het zelf gaan doen’, had ze gezegd. Het kwam moeder ook niet slecht uit, want het liefst bemoeide ze zich zo weinig mogelijk met de school van Bertus. In de eerste plaats omdat ze veel liever in haar klamme bedje van modder lag te soezen en in de tweede plaats omdat ze de school ook best spannend vond. Ze had er zelf namelijk maar kort op gezeten en was bang dat ze voor schut zou staan als ze allemaal vragen zouden gaan stellen, die ze wellicht wel had kunnen beantwoorden als ze zelf goed onderwijs had gehad.
‘Ok, mam, ik sla het poetsen wel weer een keertje over, net als gisteren.’ Best grappig trouwens, als een bever dit overslaat, want die heeft nogal veel tand, maar goed.
Bertus zit in een leuke klas. Een heel gevarieerde klas, dat wel. Zo is er een groepje echte rashonden uit de stad. Ze zien er iedere dag flitsend uit met goud-glimmende halsbanden en chique bontkraagjes van het merk Gucci. Ze domineren het schoolplein en bijten van zich af als er anderen in de buurt komen. Dat doet Bertus dus ook niet, hij blijft verstandig uit de buurt, bang als hij is dat ze wat gaan zeggen over zijn vage shirtjes en gele tanden. Ook zit Bertus in de klas bij een poema van de Antillen. Deze poema heet Richard, hij is pas een paar maanden in Nederland. Richard heeft veel moeite met de taal en loopt vaak alleen rond op het plein. Verder zitten er nog wat straatratten uit Arnhem en een paar knuffelkonijnen uit Bemmel in de klas.
Alweer te laat
‘Ben je nu alweer te laat Bertus’, zegt rekenmeester Frank. ‘Is het nou zo moeilijk om je wekker te zetten? Je blijft vandaag maar ‘s wat langer op school om alles in te halen.’ Bertus reageert hier nauwelijks op en komt op de afgesproken tijd na in de klas van meester Frank. Hij vindt het niet erg om extra lang op school te moeten blijven. Alles beter dan thuis meteen aan het werk te worden gezet door zijn moeder. Bertus moet hard werken thuis. Na de dood van zijn vader, omgekomen tijdens een overtocht van burcht naar burcht, moet hij thuis veel doen in de huishouding. Omdat oma Frederique ook bij hen in huis is komen wonen, heeft moeder daar nauwelijks tijd voor. Oma heeft veel verzorging nodig. Wat Bertus wel erg vindt, is dat meester Frank geen idee heeft. Logisch ook, Bertus vertelt hier op school niets over. Hij is veel te bang dat hij wordt uitgelachen of dat niemand meer met hem spelen wil. Anderzijds heeft meester Frank er nooit echt naar gevraagd. Meester Frank is ook de mentor van Bertus. Toen hij drie weken geleden nog vroeg waar zijn moeder was op de ouderavond, had Bertus gelogen dat ze moest werken. Bertus kende zijn mentor nog maar kort en was zeker niet van plan om meteen alles maar te zeggen tegen hem. Het was pijnlijk genoeg dat de dag na de ouderavond iedereen uit de klas een lieve boodschap terugkreeg van zijn of haar ouders. Deze boodschap hadden de ouders op de ouderavond op de vooraf gemaakte tekening van hun kind gezet. Bertus had ook zo’n tekening gemaakt, maar kreeg deze dus zonder lieve boodschap weer terug van zijn mentor. Dat voelde eenzaam en verdrietig, maar Bertus liet niets merken.
‘We gaan je busje slopen’
Vandaag gaat de klas van Bertus op schoolreisje. Ze gaan naar een museum in Amsterdam. In de bus ernaartoe merkt Bertus snel genoeg dat niet iedereen er even veel zin in heeft. ‘Hey buschauffeur, we gaan je busje slopen, hey buschauffeur...’, zingt een groepje jachtluipaarden. Bertus doet na eerst getwijfeld te hebben vrolijk mee met het gezang. Dit tot grote ergernis van alle docenten in de bus. Wat Bertus wel merkt, en dat vindt hij veel belangrijker, is dat zijn deelname bij de zingende jachtluipaarden, ratten, hyena’s en buideldieren wel wordt gewaardeerd. Herman de hyena komt zelfs naast hem zitten. Hij kent Herman nauwelijks, want hij zit in een andere klas. ‘Stom hè, zo’n museumbezoek, echt zó niet boeiend’, zegt Herman. ‘Nou inderdaad, ik lig liever in m’n bed’, liegt Bertus.
In het museum loopt het verder uit de hand. De zingende enclave uit de bus is niet van plan om serieus mee te doen met de ‘zo niet boeiende’ rondleiding in het museum en gedraagt zich niet goed, ook Bertus niet. Kan hem het wat schelen dat de meesters en de juffen het niet fijn vinden, hij hoort eindelijk ergens bij, dat is op dit moment het allerbelangrijkste voor Bertus. Niet meer alleen op het schoolplein rondkruipen, iets terug durven zeggen tegen de blaffende hondenbrigade, zich niet meer schamen voor zijn gele tanden. Wat een heerlijk gevoel en wat een topschoolreisje is dit, bedenkt Bertus zich.
Bertus gaat zich steeds fijner voelen op school. Hij heeft inmiddels een grote vriendengroep en heeft hier inmiddels ook Richard geïntroduceerd. De poema van de Antillen liep tot dan toe ook vaak alleen op het plein, maar nu dus niet meer, dankzij Bertus.
Juf Mirjam
‘My name is...’ ‘I live in...’ ‘My hobbies are...’
De Engelse les van juf teckel Mirjam is begonnen. Juf Mirjam is aardig. Ze vraagt altijd hoe het met je gaat en neemt uitgebreid de tijd als je iets te vertellen hebt. Vandaag is het even anders. Als Bertus niet oplet tijdens de les, wordt de juf boos. Heel erg boos. Ze blaft als een malle naar Bertus en hij schrikt ervan.
‘Hou je mond, Bertus, je praat voortdurend door de uitleg heen’, schreeuwt de juf. ‘Maar Richard vroeg…’, begint Bertus. ‘Het maakt me niet uit wat Richard vroeg, je moet naar mij luisteren, anders haal je weer een onvoldoende. Je zoveelste’, blaft juf Mirjam hem toe. Dat doet ‘m pijn. ‘De juf moest eens weten hoe goed ik mijn best doe voor Engels. Iedere dag oefen ik, maar het lukt me gewoon niet. En nota bene Richard wilde me nu helpen’, denkt hij. Meestal is de juf rustig. Bertus kan niet goed tegen blaffende leerkrachten. Hij krijgt hier pijn van in zijn buik. Papa bulderde ook altijd dat hij van alles moest doen, en deed hij het niet dan… ‘En nu buldert mijn lievelingsjuf ook nog eens tegen me, kan ik dan echt helemaal niets goed doen?’
De volgende dag als Bertus in de pauze op het schoolplein rondkruipt, komt hij juf Mirjam tegen. Ze vraagt hem even met haar mee te lopen. Als ze bij haar op het kantoortje zitten, begint de juf te vertellen.
‘Weet je Bertus, volgens mij ging het gisteren in de les niet zo goed met ons. Jij luisterde slecht en ik schreeuwde tegen je.’ ‘Dat klopt’, zegt Bertus, ‘en ik weet niet waarom.’ ‘Dat zal ik je vertellen. Het gaat niet zo goed met mijn moeder, ze is erg ziek en ik moet veel voor haar zorgen. Dat lukt allemaal best wel, maar ik ben vooral heel erg moe, waardoor ik soms zo reageer. Snap je dat?’ Bertus geeft geen antwoord, maar stelt meteen de vraag: ‘Hoe ziek is ze dan, gaat ze misschien dood?’ Natuurlijk snapt Bertus het.
Oprechte interesse
Als meester Frank hem het volgende lesuur uitgebreid naar zijn weekend vraagt, verschijnt er een kleine glimlach op zijn gezicht. Hij verteld uitgebreid over het familieweekend en de zeepkistenrace die hij met zijn neven en nichten heeft gedaan. ‘Wie heeft er gewonnen?’ vraagt meester Frank. Na enig aarzelen zegt Bertus dat zijn kleine neefje Raphaël heeft gewonnen. Het is helemaal niet belangrijk dat ik eigenlijk die race gewonnen heb, denkt Bertus. Het valt hem op dat meester Frank het echt wil weten, dat vindt hij veel belangrijker.
Dominique Caniëls is docent Lichamelijke Opvoeding en mentor van een brugklas op OBC Huissen, een vmbo-school in de Overbetuwe.
Reacties