Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De bevrijdende kracht van het vragen stellen, in de klas en in je team

30 juni 2021

In een online NIVOZ-drieluik 'De kunst van het vragen stellen' vertelden zes verschillende gasten over hun onderwijs- en vraagpraktijk, om vervolgens ook deelnemers mee te nemen en er iets van te laten proeven. Hester IJsseling - lector Professionaliseren met hart en ziel aan Thomas More Hogeschool Rotterdam - beschouwt na. In haar onderzoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk speelt de kunst van het vragen stellen een belangrijke rol. 'Misschien moeten leraren en leerlingen niet zozeer bevrijd worden, maar komt het erop aan bij hen het verlangen te prikkelen om zelf te ontsnappen.'

Tot denken bewegen

Op school zijn het meestal de leraren die de vragen stellen en de leerlingen die antwoord geven. Het stemt de klas afwachtend en je krijgt vaak alleen terug wat jij wil horen. Docent Sam de Vlieger (docent en bedenker van peertest.nl) draait de rollen om en nodigt zijn leerlingen uit om vragen te bedenken bij de leerstof. Om te beginnen levert dat een veel grotere diversiteit aan vragen op dan hij in z’n eentje zou kunnen bedenken. Bovendien leer je elkaar op nieuwe en onverwachte manieren kennen in alle pluraliteit. De leraar houdt zich wat terug en biedt ruimte aan de leerlingen om tevoorschijn te komen en elkaar te ontmoeten. Zo leren zij ook ruimte te maken voor elkaar.

Cognitieve ontwikkeling is iets anders dan losse kennisfeiten reproduceren. Als je enkel vragen stelt waarop het antwoord al vaststaat, kan de indruk ontstaan dat het leven uit pasklare antwoorden bestaat. Dan stópt juist het denken. Echt denken is vragen stellen, elkaars vooronderstellingen onderbreken, nieuwe verbanden gaan zien en wat je dacht te weten steeds weer in beweging brengen.

Dick van de Wateren (docent en auteur van De denkende klas) probeert zijn leerlingen te verleiden om in het gewone het bijzondere te ontdekken. Hij roept graag: Verwonder je! - al lijkt verwondering eerder iets wat je overkomt, dan iets wat je een ander kunt opdragen of zelf kunt willen. Maar je kunt wel oefenen met ervoor open te staan als iets verwonderlijks zich aandient. Om dat aan anderen te kunnen leren moet je het eerst zelf kunnen. Dat is geen trucje, zegt Dick, het is een levensweg. De eerste stap is: de angst dat je het boek niet uit zult krijgen, loslaten en de vrijheid nemen om de dingen te doen die je zelf interessant vindt. Want het is jouw vuur waaruit een vonk naar je leerlingen kan overspringen.

De horzel en de vroedvrouw

Ook Kristof van Rossem (trainer in de socratische methode en auteur van Het filosofisch gesprek) baart het zorgen dat veel leraren angstvallig de tussendoelen volgen, terwijl alleen de eindtermen van de overheid gehaald moeten worden. Als je dat voor ogen houdt, geeft dat veel vrijheid. Kristof: 'Als mensen vragen, welke autoriteit moeten wij nu volgen, dan zou ik zeggen: volg je eigen weg.'

Dat is niet per se een gemakkelijke weg. Een goed gesprek lijkt met groot gemak te verlopen, maar er zit een grote mate van technisch vernuft achter. Kristof van Rossem en Rudolf Kampers - de twee gasten in de tweede aflevering - geven beide trainingen op het gebied van socratische gespreksvoering. Zij willen leraren en andere professionals prikkelen om de tijd te nemen voor filosofische gesprekken en hen bekwamen in het ambacht van het vragen stellen. Dat begint met leraren zelf het vuur aan de schenen te leggen.

Kristof geeft een deelnemer de opdracht een andere deelnemer alléén vragen te stellen. Een derde grijpt in wanneer er iets anders komt dan een vraag. De vragensteller moet proberen de ander te bewegen tot nadenken over wat hij zegt. In de formulering van vragen gebruikmakend van de eigen woorden van de ander. Tenminste één vraag dient 'verstorend' te zijn. Het lijkt erop dat Kristof zich met name identificeert met Socrates, de horzel.

Bij Rudolf Kampers (trainer in de socratische methode en lerarenopleider) lijkt eerder de vroedvrouw naar voren te komen - die andere karakterisering van Socrates’ vraagtechniek. Hij nodigt zijn gesprekspartners uit om de vraag die zij zich stellen te verbinden met een eigen ervaring, om vandaaruit op te halen wat er in de ervaring aan inzichten verborgen ligt: praktische wijsheid waar mensen vaak geen woorden voor kunnen vinden. Door de vraagtechniek zoekt de gespreksleider samen met de bevraagde bewoordingen voor de geleefde ervaring.

Rudolf lijkt vooral zorg en aandacht te hebben voor het intuïtieve, stille weten van de bevraagde; Kristof lijkt zich eerder te richten op de (on)zuiverheid van de argumentatie en deinst er niet voor terug de bevraagde wat in verlegenheid te brengen. Horzel en vroedvrouw zijn twee gelijkwaardige aspecten van de socratische vraagtechniek. Het is de taak van filosofen om beweging in het denken te brengen, om taal te verbinden aan ongearticuleerde intuïties en holle frasen aan de kaak te stellen. Dat mag best ongemakkelijk zijn. Als het allemaal heel comfortabel blijft, dan gebeurt er niks, dan word je niks wijzer, zegt Kristof.

Wat de socratische kunst van het vragen stellen kenmerkt, is dat de gespreksleider zich volledig richt op wat de ander te zeggen heeft, los van wat hij er zelf van vindt. Hij schort zijn oordeel op en houdt radicaal de ruimte open voor de ander om ‘uit de verf te komen’.

Wat de socratische kunst van het vragen stellen kenmerkt, is dat de gespreksleider zich volledig richt op wat de ander te zeggen heeft. Hij schort zijn oordeel op en houdt radicaal de ruimte open voor de ander om ‘uit de verf te komen’.''

Een oefenplaats voor de vrijheid

Wat Kristof voor ogen staat is de school als oefenplaats voor de vrijheid. Hij ziet de leraar idealiter als bevrijder van de kinderen. 'Mensen gaan gebukt onder opvattingen die hen onvrij maken. Door het denken in beweging te brengen worden mensen minder bang, ook minder bang voor het vreemde.' Voor alle vraagkunstenaars hangt de kunst van het vragen stellen nauw samen met bevrijding.

Ook onderwijsadviseur Alexandra Bronsveld is geïnteresseerd in het bevrijden van kinderen. Zij haalt haar inspiratie bij Grant Wiggins, die werkt met ‘essentiële vragen’ (Essential Questions: Opening doors to student understanding). Wat Alexandra voor ogen staat, is het onderwijs in te richten als projectonderwijs, op basis van de vragen van leerlingen.

In plaats van de eerste spontane vragen voor lief te nemen en direct op zoek te gaan naar antwoorden, wordt met leerlingen gekeken naar de vragen die zij stellen: waarom wil je juist deze vraag stellen? en wil je ‘m zó stellen of moet de vraag nog wat bijgeschaafd worden? Alexandra: 'Als je met kinderen je onderwijs vormgeeft aan de hand van vragen die hen persoonlijk aan het hart gaan – zoals vraagstukken rond sociale rechtvaardigheid, de klimaatcrisis, de pandemie - dan laat je ze van jongs af aan oefenen met hun vrijheid, doordat je ze uitnodigt en prikkelt om zelf te denken en zichzelf in het spel te brengen.'

Een essentiële vraag heeft een open einde, zet aan tot nadenken, is intellectueel prikkelend, kan niet beantwoord worden door alleen kennis te reproduceren, vereist toelichting van het antwoord, legt verbanden met andere vakgebieden, roept nieuwe vragen op en kan steeds opnieuw worden gesteld. Het is een vraag waardoor je even stilvalt en denkt: o wacht, nu je het zegt, zo had ik het nog niet bekeken, daar moet ik over nadenken. Leraren zouden met hun leerlingen ook aandacht moeten schenken aan vragen waarvoor weliswaar geen eenduidige oplossing is, maar die wel belangrijk zijn om te blijven stellen. Ook ermee leren omgaan dat er niet op elke vraag een antwoord is, is vormend.

Onderwijsadviseur Naomi Mertens bekommert zich om de onvrijheid van leraren. Als leraren hun leerlingen de ruimte gunnen om dingen uit te proberen en fouten te maken, waarom gunnen ze zichzelf dan zo weinig speelruimte?

Als je in je school iets wil veranderen, dan is het goed om samen na te denken over de oplossing, omdat je dan meer van de oplossing gaat houden, omdat die dan meer van jezelf is, omdat je die dan beter begrijpt. Samen gaat het beter dan alleen, want onderweg gebeurt er veel meer dan dat je een oplossing bedenkt voor een probleem. Je onderzoekt, je probeert, je prutst, dingen gaan anders dan je verwachtte, er komt gedoe, je pakt samen de draad weer op, en onderweg leer je over jezelf en over elkaar en over je werk, wat je samen wil, waar je blij van wordt, wat je beklemt enz. En dan is de vraag, hoe houd je daar een ruimte voor open die enerzijds de grootst mogelijke vrijheid biedt, maar die de groep ook steeds weer met elkaar verbindt, in al z’n pluraliteit en onvoorspelbaarheid, en het proces op koers houdt?

Zoals Alexandra met leerlingen prutst en schaaft aan een vraag, zo wordt ook hier het probleem waarvoor een oplossing wordt gezocht, van vraagtekens voorzien. Nog voordat je met elkaar op zoek kunt gaan naar een oplossing, moet je op zoek naar de vraag achter de vraag. Zolang de betrokkenen het probleem niet als hún probleem ervaren, zal de gezamenlijke zoektocht zoeken weinig koersvast zijn.

Nog voordat je met elkaar op zoek kunt gaan naar een oplossing, moet je op zoek naar de vraag achter de vraag.''

Misschien moeten leraren en leerlingen niet zozeer bevrijd worden, maar komt het erop aan bij hen het verlangen te prikkelen om zelf te ontsnappen. Daartoe komt het er ten eerste op aan naar boven te halen wat nu werkelijk hun eigen vragen zijn, en die vragen nog eens dieper uit te vragen, als vroedvrouwen en als horzels.

Socrates de horzel vraagt: Wat versta je daar dan onder, onder kansengelijkheid? Spelend leren? Autonomie? Burgerschap? Critical skills? Welke diepe, existentiële vragen liggen verborgen achter de buzz words? En Socrates de vroedvrouw vraagt: Als je nu eens heel goed kijkt en luistert naar jouw eigen ervaring met je klas, hoe ziet dat vraagstuk van jou er dan concreet uit? Wat gebeurt er nu werkelijk en wat geeft dat jou te denken? Wat vraagt dat nu wezenlijk van jou?

Door met elkaar onderzoekend bezig te gaan met en in je dagelijkse praktijk, raak je dieper verbonden met je collega’s en je leerlingen, je haalt de wijsheid van de groep naar boven en het verandert ook je handelen, dat meer doordacht en doorvoeld wordt. Het lukt ook steeds beter om af te stemmen op het onverwachte. Je zou dat ook kunnen noemen: professionaliseren met hart en ziel.

Hester IJsseling is lector Professionaliseren met hart en ziel aan Thomas More Hogeschool Rotterdam. In haar onderzoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk speelt de kunst van het vragen stellen een belangrijke rol.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief