‘De spanning die niet op te lossen is, benoemen en bespreken’
18 december 2019
Bij NIVOZ werken we aan een publicatie over de betekenis van pedagogische tact in het onderwijs in een diverse, grootstedelijke context. Om te ontdekken welke vragen er leven onder leraren, schoolleiders en opleiders houden we in ons vooronderzoek verschillende interviews rondom omgaan met diversiteit. In dit artikel een impressie van het gesprek met Monique Leygraaf. Zij is lerarenopleider en senior-onderzoeker ‘Diversiteit en kritisch burgerschap’ aan Hogeschool iPabo in Amsterdam. ‘Mijn pedagogisch doel als het gaat om diversiteit, is dat studenten zich bewust worden van hun eigen positie en aannames, en de culturele bepaaldheid ervan. Dat ze een openheid hebben om ook kinderen uit een heel andere cultuur tot hun recht te laten komen.’
Actief ruimte maken voor andere geluiden
Ik werk met mijn studenten aan het thema diversiteit en kritisch burgerschap vanuit twee invalshoeken: allereerst de diversiteit aan achtergronden en culturen. Daarnaast de diversiteit aan meningen en opvattingen. Die twee hebben enerzijds met elkaar te maken: de diversiteit aan culturen doet de diversiteit aan opvattingen toenemen. Anderzijds bestaat ook binnen één cultuur een diversiteit aan opvattingen. Ik werk met studenten aan deze thema’s door ze in aanraking te brengen met denkers die hen vreemd zijn, die nadenken over diversiteit en pluraliteit. Daarover ga ik met hen in gesprek, of ik laat studenten onderling met elkaar in gesprek gaan. Ik laat hen zich afvragen waar deze denkers het over hebben, en wat deze ideeën betekenen voor het onderwijs en voor hen als leerkracht.
In de lerarenopleiding heb je de luxe om met elkaar na te denken en vervolgens – of terugdenkend – in je concrete onderwijssituatie te kijken: ‘wacht eens, hoe ga ik hier nu handelen?’ Ik begeleid studenten in dat reflectieproces, bijvoorbeeld door hen naar aanleiding van een concrete praktijksituatie het perspectief van de ander in te laten nemen. Ik vind het belangrijk dat denken en handelen bij elkaar blijven; voor het leraarschap zijn protocollen niet toereikend of zelfs gevaarlijk.
Mijn pedagogisch doel als het gaat om diversiteit, is dat studenten zich bewust worden van hun eigen positie en aannames, en de culturele bepaaldheid ervan. Dat ze een openheid hebben om ook kinderen uit een heel andere cultuur tot hun recht te laten komen. Ik vind het een heel belangrijk onderdeel van het leraarschap dat je daar alert op bent, dat je niet te snel en te monotoon vanuit je eigen ideeën blijft denken. Dat je actief ruimte maakt voor andere geluiden, voor maatschappelijk minder geaccepteerde meningen en ideeën. ‘Social justice’ is voor mij persoonlijk een hele belangrijke drijfveer. Die is misschien meer maatschappelijk dan pedagogisch, maar voor mijzelf kan ik dat niet los van elkaar zien.
Onderwijs is dealen met dilemma’s die je niet kunt oplossen
De voorbeelden van ervaringen met culturele diversiteit in de opleiding zijn talrijk. We hebben bijvoorbeeld te maken met studenten met een islamitische achtergrond die in een niet-islamitische stageschool komen, maar waar de populatie wel islamitisch is. Denk aan een katholieke school in Amsterdam-West. Waar het spannend wordt is dan hoe er in de school omgegaan wordt met de islamitische identiteit en cultuur van de stagiair. Dat kan heel wisselend zijn. We hebben soms hele harde ervaringen gehad met meiden die weggestuurd werden vanwege hun hoofddoek. Maar wat ook vaak voorkomt is dat islamitische studenten rond bijvoorbeeld het Suikerfeest naar voren worden geschoven als de expert, zo van ‘wil jij het even uitleggen?’ Sommige studenten vinden dat prima, en ook een leuke bevestiging. Maar andere studenten hebben er tabak van dat ze steeds de ‘modelmoslim’ moeten spelen. We proberen dan op de opleiding onderling met elkaar te benoemen wat daar nou eigenlijk gebeurt. Waarom kun je zoiets als heel storend of juist als heel positief ervaren? We bespreken zo’n praktijkervaring dan bijvoorbeeld aan de hand van iets dat we gelezen hebben over opgedrongen identiteiten.
Daarnaast heb ik een aantal vrij heftige ervaringen rond aanslagen die door fundamentalistische extremistische moslims gepleegd zijn, en de wijze waarop mensen zich daarop aangesproken voelen of ook rechtstreeks op aangesproken worden. Er staat me één moment bij waarop een student tot haar eigen schrik alle spanning met de groep deelde, die bij haar thuis en bij haar vader die zelf in de jaren zestig naar Nederland was gekomen speelde. ‘We moeten hier weg want we zijn niet meer veilig en ze gaan ons pakken’, zei ze. Voor mij zit dan de zorg bij de student die continu met die last rondloopt. Ik ben gelukkig wanneer een student zich veilig genoeg voelt om dit te kunnen uiten. Dat vind ik heel erg wezenlijk, en dan kun je ook met elkaar de spanning die niet op te lossen is, wel benoemen en bespreken.
Ten slotte nog een voorbeeld van een student die op een school stage liep waar de kinderen helemaal dol op haar waren. Toen de kinderen hoorden dat ze samenwoonde en niet getrouwd was, was er een meisje in paniek. Van huis en haar religie uit had zij geleerd dat als je ongehuwd samenwoont, je naar de hel gaat. De juf zou naar de hel gaan. Daar zat het kind heel erg mee, en dat was ook voor die student een heel ingewikkeld issue om mee om te gaan. Daar zijn geen kant en klare antwoorden op van wat je daar nu mee doet. Dan kom ik weer terug bij waar we het eerder over hadden: dat je dan met elkaar probeert te achterhalen wat de ideeën erachter zouden zijn. Wat zouden de ideeën van het meisje kunnen zijn? Waar komt het vandaan? Ik denk dat onderwijs vooral dealen met dilemma’s is die je niet kunt oplossen. Eigenlijk is het onderkennen van de dilemma’s voor mij dan het belangrijkste, als dilemma. Wat er in zo’n situatie ook speelt en waar we het nadrukkelijk over hebben, is dat het kind iets van huis uit meekrijgt, en een situatie ontmoet met iemand op school die voor haar heel belangrijk is, die daarmee op gespannen voet staat. Als leraar probeer je te voorkomen dat het kind zicht in een spagaat voelt tussen wat ze van huis uit meekrijgt en wat ze nu op school tegenkomt. Het zien van dat dilemma is denk ik belangrijker dan ‘zeg maar dit of dat tegen het kind’. Uiteindelijk hoop je dat een student wat wijzer, meer doordacht wordt in die situaties waarin hij of zij terecht komt.
Culturele diversiteit wordt pas een probleem als er macht bij komt
Ik ben zelf altijd een beetje voorzichtig om dingen te labelen in termen van culturele diversiteit, omdat ik denk dat culturele diversiteit in zichzelf niet zo’n probleem is. Het wordt een probleem wanneer er macht bij gaat komen. Want dan meent de ene groep iets over de andere groep te zeggen te hebben, of over de ene of de andere persoon, omdat hij van een bepaalde groep is. Of omdat de ene groep denkt dat hij hoogwaardiger is dan de andere groep. En dan komen er problemen.
Als je de nadruk legt op culturele diversiteit zonder dat je de machtscomponent erbij betrekt dan kan het zijn dat je enerzijds zegt: ‘het is een vreemde eend in de bijt, dat moeten we niet hebben hier, dat gooien we eruit’, en anderzijds kan het – en dat wordt dan dat naïeve theedrinken genoemd – iets worden van ‘we gaan de diversiteit vieren en we gaan ons er individueel aan verrijken want het is zo mooi om te zien dat het ook allemaal anders kan’. Terwijl ik denk: ieder mens maakt ook deel uit van een of meerdere groepen in de samenleving die we cultuur noemen. En sommige van die groepen hebben gewoon meer macht dan de andere. En daar komt heel veel ongelijkheid vandaan.
Kortom, conflicterende opvattingen herleid ik niet per definitie tot culturele diversiteit. Ik vind inspiratie bij de filosoof Kwame Anthony Appiah. Hij zegt: ‘er zijn zo ontzettend veel menselijke mogelijkheden om je leven in te vullen – je kunt gewoon niet van de ander verwachten dat hij het net zo doet als jij.’ Soms kan iemand die uit een andere cultuur dan ik komt dichter bij mij en de manier waarop ik leef staan, dan iemand die uit mijn eigen Hollandse klompjescultuur komt.
Kritisch burgerschap
Ik wil studenten meegeven dat ze overal vraagtekens bij moeten stellen. Dat ze dingen niet voor vanzelfsprekend moeten aannemen. Dat situaties historisch gegroeid en sociaal geconstrueerd zijn. Dat kennis die wij in onze methodes hebben sociaal geconstrueerd is. Daarom heb ik het woord ‘kritisch’ toegevoegd aan mijn aanvankelijke onderzoekslijn ‘diversiteit en burgerschap’. Het kritische zit hem er voor mij specifiek in dat je dingen niet automatisch aanneemt maar dat je dingen bevraagt, en elkaar ook aanspreekt op dingen.
Reacties