Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Burger-zijn vraagt om een actief deelnemen’

19 april 2021

Op de Omnibus in Baarlo wilde stamgroepleider Maud Peeters het gevoel van veiligheid in haar stamgroep benadrukken – een veiligheid die er kan zijn omdat kinderen onderling verbonden zijn. Ze stuitte op het thema ‘burgerschap’ en ontdekte dat het freinetonderwijs daarvoor een laagdrempelige, maar diep doorwerkende vorm voor gevonden had, de Klasse!box: 'Ik heb met de kinderen ervaren wat samenleven is en wat het doet met ons.' Geert Bors, hoofdredacteur van het jenaplanmagazine Mensenkinderen, interviewde Maud.

Een gesprek over burgerschap in jouw jenaplanopleiding leidde je naar de Klasse!box uit het freinetonderwijs. Hoe kwam dat zo?
“Klopt. In de opleiding van HetKan ging het kort over burgerschapsvorming. Dat bleef hangen en ik kwam al zoekend terecht bij Levend leren en bij hun boeken over burgerschap en democratie in de klas. Het leek me interessant om daar meer aan te doen in mijn stamgroep: een verkenning van je eigen ‘burgerschap’, waardoor kinderen zich meer bewust worden van hun rol in hun klas, de omgeving, de wereld en wat dat bij henzelf los zou maken. Dat raakte me en ik begon me af te vragen of dan de Klasse!box* hét instrument zou zijn of dat het ook anders kon.”

En?
“Ik ging lezen, me in meerdere theorieën verdiepen, maar ik kwam niet echt tot een ander instrument. Toen heb ik aan mijn schoolleider voorgelegd of ik een klassebox mocht aanschaffen en zo kwam die in onze school. Ik wilde dat het echt iets van de hele stamgroep werd, dus we zijn het ding samen gaan onderzoeken: wat is het, wat doet het? Wat moeten we ermee?”

Hoe werkte dat samen onderzoeken?
“We hebben letterlijk samen ‘de box unboxed. Per onderwerp dat ter sprake kwam in de klas vroegen we ons af waar het bij zou horen in de klassebox? Is het een compliment? En een felicitatie – waar hoort die? Wanneer gaat een vraag over in een idee? En heeft iedere opmerking de negatieve bijklank van een klacht? Ik maakte er nog geen les van, maar liet de klassebox terloops langskomen, als zich iets voordeed. Ik hield voor mezelf precies bij hoe het zich ontwikkelde. Iets later nam ik stevig de rol als voorzitter en secretaris: wat spreken we af? Hoe nemen we besluiten? Hoe stemmen we? Langzaam werkte ik ernaartoe dat de kinderen het zelf oppakten, zonder dat ik de leiding nam.”

Was je zonder dat afstudeerproject ook bij thema’s rond burgerschap en democratie uitgekomen?
“Het was ook verbonden met mijn persoonlijke geschiedenis. Ik had een tijdje thuisgezeten met burn-outklachten. Ik denk dat ik toen heel nadrukkelijk ervaren heb wat een gevoel van onveiligheid teweeg kan brengen en hoe het kan ingrijpen op je hele ‘mens-zijn’. Dat thema was voor mij heel aanwezig. Vandaar dat ik voor alle kinderen in mijn stamgroep wilde dat er een sociale, psychologische veiligheid voelbaar was, doordat je sterke relaties met elkaar hebt. Als je samen die sfeer hebt neergezet, kan ook een schuchter kind zich uitspreken.”

Met jouw nadruk op het relationele had je ook je meesterstuk kunnen baseren op bijvoorbeeld pestgedrag. Je koos met burgerschap voor iets overstijgends.
“Ja, het komt door mijn geschiedenis, mijn karakter, door waar ik voor sta: ik luister graag naar de ander. Maar ook door de sociale, politieke actualiteit. Ik vind het ook heel erg passen bij Jenaplan. Ik zeg niet dat ‘burgerschap’ de samenvatting van Jenaplan in één woord is, maar het meandert door veel jenaplanessenties en kernwaarden. Kijkend vanuit burgerschap raken veel essenties, kernwaarden, basisprincipes met elkaar verknoopt. Daarbij: als je bouwt aan een cultuur van burgerschap, van luisteren, van het samen doen, dan is er eigenlijk geen plaats meer voor disrespectvol gedrag als pesten.”

Hoe moet ik burgerschap dan precies verstaan? Hoe vat jij het op?
“Burgerschap is voor mij deel uitmaken van een gemeenschap, in dit geval een stamgroep. In de middenbouw is dat vaak al genoeg, maar in de bovenbouw zou ik het ook breder maken door de omgeving erbij te halen. En dat ‘deel uitmaken’ vraagt om een actieve bijdrage. Je zit niet alleen in de kring, maar je doet echt mee. Je luistert, overweegt, denkt na. Ik spoor kinderen aan elkaar actief te willen begrijpen en door te vragen: waarom denk jij dit? Hoe zie jij de oplossing? Wat in dit conflict zit bij jou en wat bij de ander?”

Was je groep al gewend met elkaar van gedachten te wisselen?
“We deden wel vergaderingen, maar als ik merkte dat een vergaderkring niet goed uitkwam, schoof ik hem zo door naar later. Door de klassebox zijn vergaderingen veel essentiëler geworden. Kinderen komen me nu vragen wanneer we stamgroepvergadering hebben en suggereren regelmatig dat het beter wat eerder in de week kan, omdat ‘er wat punten zijn die het best vóór donderdag besproken kunnen worden’. Het leeft, ook in het team.”

Heb je een voorbeeld van hoe dat actief deelnemen en die democratische waarden werken in jouw stamgroep?
“Ja, mijn meesterstuk staat er vol van. Een mooi moment was toen Tijn, als voorzitter, een groen briefje voorlas. Dat zijn de vragen of ideeën. De vragensteller vroeg zich af of het geen goed plan was om voor een jarige zélf iets te knutselen. ‘Ik vind het leuk om te knutselen, maar ook om iets zelfgemaakts te krijgen’, lichtte de indiener toe. De stamgroep vond het ook een fijn plan, maar ja: om nou voor iedere jarige allemaal iets te maken… Iemand opperde dat als er een jarige in je tafelgroep was, dat je dan iets als tafelgroep maakte. ‘Ja, en dan vraag je van tevoren aan de jarige waar die van houdt’, was een aanvullend idee. ‘Of…’, zo ging een derde weer een andere denkrichting in: ‘de jongens maken iets voor de jongens en de meisjes voor de meisjes!’ Het kwam in stemming en het tafelgroepidee kwam erdoor. Zelfs kwamen er oplossingen voor als je periodiek wisselt van tafelgroep. En nu, anderhalf jaar later, is degene die het voorstelde de groep al uit, maar onze verjaarsknutseltraditie is er nog steeds. Ik merkte dat onze ib’er en schoolleider het ook een leuk idee vonden voor de andere stamgroepen. Maar dan spreekt in mij toch de klassendemocratie die ontstaan is rond de box: ik kán het niet gaan voorschrijven voor andere groepen. Het is vanuit de kinderen zélf gekomen en moet ook in andere groepen gedragen worden vanuit hun wil, hun initiatief.”

Is er wel eens niks te delen?
“Vanaf dat de kinderen het zelf doen, hebben we geen moment gehad dat er geen onderwerpen waren die besproken moesten worden. Nieuwe jongsten komen nog wel eens met een probleem bij mij, maar dan stuur ik hen door naar de klassebox: daar past jouw vraag en daar komen we erop terug. Regelmatig wijzen middelsten en oudsten hun jongere groepsgenoten daar ook op, en helpen zelfs mee met het schrijven.”

Je hebt het over de jongsten. Doet iedereen mee?
“Ja. Je hebt natuurlijk kat-uit-de-boom-kijkerige kinderen – niet eens per se jongste kinderen. Ook die denken op een gegeven moment: ‘nu moet ik wel reageren, want anders telt mijn stem niet mee’. Of ‘ik vind dit onderwerp zo belangrijk dat ik iets wil zeggen.’ Ik kan kinderen aanwijzen die echt sterker in hun schoenen zijn komen te staan. Dat ligt ook aan de veiligheid die je als stamgroepleider schept. Pedagogische tact komt er om de hoek kijken. In mijn groep schrijft bijvoorbeeld ook iedereen zijn naam bij een blaadje, zelfs als je een klacht of opmerking hebt die negatief zou kunnen zijn: in onze sfeer kan en durft iedereen dat. En participeren is niet alleen iets van de stamgroepvergadering, maar van de hele dag. Er zijn veel minder ‘gedoedingetjes’ van een kind dat ergens mee thuis komt en een ouder die mij dan mailt. Dat is dan meestal al ondervangen in de klas. Sterker nog, er zijn kinderen die met hun gezin thuis ook een klassebox gemaakt hebben en zo vergaderen. Bij ouders leeft het ook: die zeggen dan: ‘Ik kan dit wel voor je gaan oplossen, maar dat kun je zelf ook in de stamgroepvergadering.’”

Hoe ver moet je als stamgroepleider zijn om de klassebox zo te kunnen gebruiken?
“Mijn burn-out heeft me wel wat veranderd. Ik houd ook van pionieren, van proberen en kijken of iets werkt. Op een gegeven moment moet je durven loslaten. Ik kon dat op basis van het vertrouwen dat ik in mijn groep had. En ik ben natuurlijk best veel aan het begeleiden geweest, zeker de eerste paar maanden, voordat de kinderen hun rol als voorzitter, penningmeester, maar ook als actieve deelnemer zelf opnamen. Ik ‘modelde’, ik deed het voor. Dat is een investering die je ervoor over moet hebben. En dan: laat het los, laat het gaan. Af en toe duw ik het gesprek een beetje een richting op, als ik denk dat de groep er niet helemaal uitkomt. Dan stel ik een prikkelende vraag, waardoor het denken wat verbreed wordt. Je ziet letterlijk de hersens kraken.”

Maud heeft haar groep zien groeien: “Ze kijken niet meer alleen naar zichzelf, maar ook naar de stamgroep als gemeenschap.” Ze leest dat af aan de aandacht, het meedenken met anderen en aan de oplossingen die er opkomen, als je samen nadenkt. Doordat kinderen zich inleven in groepsgenoten, is er ook meer waardering en respect gekomen voor andere meningen. “Ze zijn nieuwsgieriger naar elkaar, naar de ander in het algemeen – ook in de grotere samenleving.” En eigenlijk groeit de hele school: tot in de onderbouw wordt er gewerkt met de klassebox.

Op www.njpv.nl, onder ‘media’ zijn meerdere meesterstukken te vinden waarin burgerschapsvorming geadresseerd wordt. Die van Maud staat er ook tussen, vol theoretische achtergrond, haar specifieke aanpak en voorbeelden.

* Klasse!box is de officiële naam van het freinetgereedschap. Voor de leesbaarheid hanteren we in dit artikel de spelling ‘klassebox’.

Dit artikel verscheen in het aprilnummer van Jenaplanmagazine Mensenkinderen en is met permissie overgenomen. 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief