Al heel snel had hij een naam binnen school, zo van ‘dat jongetje’ of ‘de grommer’. Iets wat ik heel vervelend vond.
26 augustus 2015
'De kring, waarmee we toentertijd nog elke morgen startten, was een ware hel. Danny kon niet stilzitten, wist altijd het antwoord al voor een ander iets kon zeggen en de benen en armen van zijn ‘buurtjes’ leken ervoor gemaakt om aan te plukken of in te knijpen.' Het is al jaren geleden, maar Karin Donkers herinnert zich hem nog goed: Danny, het jongetje dat op school bekend stond om de grommende geluiden die hij maakte. Zijn onrust en temperament speelden ook elke morgen in de kring een grote rol, en dus moest Karin een oplossing bedenken. Die oplossing leek klein, maar had grote gevolgen. ''Kun jij niet wat bedenken?’, vroeg ik hem.'Een foto van twintig jaar geleden bracht me even terug in de tijd. Hoe kwam het dat ik dit jongetje nog bij naam kende en dat hij me meteen terugbracht op de plek bij de deur van het speellokaal? De herinnering aan dat moment verscheen meteen en de beelden die er bij hoorden stonden klip en klaar op mijn netvlies.
Een kleuterklas met 34 leerlingen. Een binnen- en buitenkring in mijn lokaal en het aan- en uitkleden voor de gym, wat al gauw zo’n 30 minuten in beslag nam. En dan Danny, een kind van een Nederlandse moeder en Braziliaanse vader. Enig kind thuis en nooit op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf geweest. ‘Zo uit moeders schoot,’ noemden we deze kleuters ook wel. Heel beschermd opgevoed met een moeder die 24 uur dag tot zijn beschikking stond en een vader die het aanzien van een ‘echte’ man genoot. ‘Papa is de baas thuis,’ zei Danny dikwijls. Streng en afstandelijk maar in het weekend volledig ter beschikking van zijn gezin.
Hij was een jongetje dat de eerste week al meteen opviel door de grommende geluiden die hij maakte als hij in een conflict met een ander kind raakte, een antwoord niet wist of niet mocht spelen met het speelgoed waar hij graag mee wilde spelen. Dat je niet aankeek als je een gesprekje met hem wilde voeren over zijn gedrag en dat zich het liefst zich verstopte als hij iets gedaan had wat niet mocht. Hij ging dan achter de kast zitten, maar zorgde wel dat hij af en toe wat van zich liet horen. Het leek wel of hij bang was dat we hem vergaten.
Ik probeerde hem altijd uit te leggen waarom iets niet mocht, of te vertellen dat er ook andere kinderen in de alweer gekozen bouwhoek mochten. Maar steeds had ik het gevoel niet ‘binnen’ te komen.
Dat jongetje
Al heel snel had hij een naam binnen school, zo van ‘dat jongetje’ of ‘de grommer’. Iets wat ik heel vervelend vond en wat hem ook geen recht deed. Het was een jongetje dat een heel groot gevoel voor humor had, bijna volwassen grapjes kon vertellen, een zeer uitgebreide woordenschat had en een brede belangstelling.
Dat altijd als eerste antwoord wilde geven, snel klaar was met zijn werk was en heel dominant kon zijn naar zijn klasgenootjes en naar zijn moeder.
Als die dominantie niet opbracht wat hij verwachtte, kon hij verbaal, maar ook lichamelijk, heel agressief worden. En de angst voor deze uitbarstingen maakte dat zijn moeder nooit het conflict met hem aanging, hem nauwelijks corrigeerde en eigenlijk de hele dag bezig was om situaties die uit de hand dreigden te lopen, te schikken met in haar hoofd de angst voor een uitbarsting.
Natuurlijk ging dat in een groep van 34 kleuters niet lukken en al gauw begreep ik dat ik het anders aan moest pakken. Geen ellenlange gesprekken meer over zijn gedrag, maar heel duidelijke grenzen stellen. Duidelijkheid over wat er van hem werd verwacht en ook waarom. Lukte het hem niet, om die grenzen niet over te gaan, dan legde ik het probleem bij hem zelf neer en liet ik hem een oplossing of alternatief zoeken.
We hadden wel veel andere gesprekken, bijvoorbeeld tijdens zijn activiteiten in de klas, die hij best spannend vond, of als hij buiten speelde en dan dikwijls even tegen mijn been aan kwam staan. Een kort gesprekje of een aai over zijn bol maakten dan dat hij weer verder kon spelen.
Een ware hel
De kring, waarmee we toentertijd nog elke morgen startten, was een ware hel. Danny kon niet stilzitten, wist altijd het antwoord al voor een ander iets kon zeggen en de benen en armen van zijn ‘buurtjes’ leken ervoor gemaakt om aan te plukken of in te knijpen. Na hem al meerdere keren apart te hebben gezet, met een meter ruimte tussen de andere stoeltjes, of helemaal uit de kring, realiseerde ik me dat dit niet alleen voor hem heel vervelend was, maar ook voor zijn klasgenootjes.
Ik besloot dat ik hier samen met hem een oplossing voor moest vinden en toen hij die middag aan het spelen was in de zandbak, ging ik naast hem zitten en vroeg of ik hem mocht helpen. Samen schepten we een kuil tot aan de stoeptegels, maar het gesprek dat we voerden was van veel groter belang. Ik vroeg hem naar de gebeurtenissen in de kring en hoe hij het vond al die onderbrekingen. Hij wendde zich af en deed alsof hij me niet hoorde. Ik vertelde hem vervolgens hoe ik het vond, hoe het voor mij was om zijn naam elke keer te moeten noemen en mijn voorlezen, zingen of spelletje te moeten onderbreken. Dat ik dat vervelend vond en dat het me soms ook boos maakte. Dat ik er verdrietig van werd.
Ik zag dat hij me met een scheef hoofd voorzichtig observeerde. ‘Kunnen we daar niet wat aan doen? Kun jij niet wat bedenken?’, vroeg ik hem.
Even was het stil en toen zei hij: ‘Ik vind het allemaal te lang duren. Ik vind het niet leuk en doe liever wat anders.’ Hij nam zijn schep en begon nog driftiger te scheppen. De grommende geluidjes werden steeds luider.
Hoewel ik me eerst een beetje ‘aangevallen’ voelde, begreep ik het wel. ‘Maar wat gaan we daaraan doen? Jij en ik?’ Het bleef stil en ik begreep dat ik hem toch echt mogelijkheden moest aanbieden. ‘Als je nou eens wat anders gaat doen, als het je te lang duurt of niet stil kan zitten.’ Hij keek me aan en zei: ‘Mag dat?’ ‘Ja, maar dan gaan we dit samen oplossen en wil ik niet meer steeds je naam hoeven noemen. Je gaat of heel rustig uit de kring een puzzeltje of een boekje pakken om die aan tafel te gaan zitten maken of lezen…. En als dat niet gaat, spreken we een teken af dat ik vind dat het nu tijd is om even uit de kring te gaan.’
Tijd nodig
Natuurlijk werkte het niet meteen de volgende dag en ook niet elke dag. Maar het gaf rust, voor hem, voor mij en niet te vergeten ook voor de rest van de klas. Eerst was het natuurlijk even wennen en een enkele opmerking van ‘Dat wil ik ook’. Dat maakte dat we er wel even aandacht aan moesten besteden in de groep. We spraken af dat ik zijn naam niet meer zou noemen als Danny voor teveel onrust zou zorgen, maar dat een kleine knik met mijn hoofd voldoende zou zijn.
En langzaam maar zeker ging het ‘werken’ en verruilde hij zelf zijn plekje in de kring voor een plaats aan tafel met een boekje, spelletje of puzzel. Maar nog steeds heel betrokken en een en al oor. Het gaf hem afleiding en rust. De keren dat hij zijn plek in de kring verruilde voor een plaats aan tafel werden na verloop van tijd steeds minder. De spanning van ‘het moeten’ was er blijkbaar af. Een kleine aanpassing met ‘grote’ gevolgen. Zo makkelijk is het soms!
Karin Donkers is Adviseur/trainer met hart voor onderwijs. Tot 1-8-2015 was zij schoolleider van een school voor OntwikkelingsGericht Onderwijs.
Reacties