Acato gaat dicht - 'Tegen een kind dat thuiszit, zeg je geen nee'
6 april 2019
In maart 2018 ging NIVOZ-redacteur Annonay Andersson op bezoek bij Acato, een school en dagbesteding voor jongeren met autisme in Rotterdam. De school is echter geen erkende onderwijs- of zorginstelling en gezamenlijke pogingen van de gemeente en Acato om die erkenning op korte termijn voor elkaar te krijgen, mislukten. Begin april 2019 zegde de gemeente Rotterdam de school de wacht aan; na de meivakantie kunnen dertig leerlingen niet meer bij Acato terecht. Ze kunnen nog wel in hetzelfde gebouw naar school, maar krijgen te maken met een nieuw team.
'De PvdA gaf onlangs aan art. 23, over de regeringsverantwoordelijkheid voor het onderwijs, te willen aanpassen in verband met de situatie bij het Amsterdamse Cornelius Haga Lyceum. Misschien kan dan meteen naast religieuze diversiteit ook neurodiversiteit worden meegenomen, waardoor ook alternatieve vormen van onderwijs een wettelijke basis krijgen. Voor thuiszitters met bijvoorbeeld autisme is individueel maatwerk de enige oplossing,' reageerde journaliste Harriët Duurvoort in de Volkskrant. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen herplaatsen wij ons portret van Acato.
Tegen een kind dat thuiszit, zeg je geen nee
'Kinderen worden schoolrijp gemáákt, terwijl dat natuurlijk helemaal niet kan. Kinderen moet je gewoon laten groeien zoals ze zelf groeien.’ Aan het woord is Sas Boot, oprichter van Acato, een school en dagbesteding voor jongeren met autisme in Rotterdam. Aanleiding voor dit statement was de vraag waarom deze kinderen soms uitvallen in het huidige schoolsysteem. ‘De kinderen met ASS houden ons als maatschappij een spiegel voor.’ NIVOZ-redacteur Annonay Andersson mocht de school een bezoek brengen en vertelt wat ze daar zag.
Dit is Dotje. Dotje haalt mij op in Rotterdam als ik de weg kwijt ben. Vooruit, ze wordt vergezeld door haar baas Sas Boot, maar het is toch eerst Dotje die ik de hoek om zie komen. Dotje heet niet alleen mij welkom, maar ook de jongeren die iedere dag naar Acato gaan, de plek die haar baas heeft gecreëerd voor deze kinderen met autisme die zijn uitgevallen in het onderwijs.
Acato staat voor Academie Cato, verwijzend naar de eerste leerling die de academie had: Cato, de dochter van Sas. Cato heeft een vorm van autisme, en viel op 17-jarige leeftijd uit in het vso. Haar moeder vond het natuurlijk zonde dat het meisje op zo’n leeftijd thuis kwam te zitten en vond min of meer per toeval een beeldend kunstenaar die graag kunstzinnig aan de slag wilde met Cato. Vanuit het PGB dat Cato had, konden die creatieve uren bekostigd worden. De kunstenaar werd al snel aangevuld met een creatief therapeut en andere mensen meldden zich die met Cato wilden werken. Sas zag de potentie van deze situatie in en vermoedde dat er meer jongeren (met autisme) zouden zijn in de leeftijd van 18-23 jaar die in het onderwijs waren uitgevallen en behoefte hadden aan een andere aanpak (waarin ze de dingen zouden kunnen doen die ze leuk vonden en waar ze goed in waren en dat in hun eigen tempo). En dus zette een Sas de poorten van het anti-kraakpand open waar ze destijds zaten.
Creatief in Kralingen-Croostwijk
Terug naar mijn wegwijzers Sas en Dotje. Sas is een gedreven vrouw met een heldere blik die stevig voor me uitloopt, overal vergezeld dus van haar viervoeter. Ze laat mij de plek zien waar de leerlingen van Acato zitten: twee verdiepingen in een klein kantoorgebouw in de woonwijk Kralingen-Crooswijk in Rotterdam. Boven is de creatieve afdeling, een soort atelierruimte vol met schilderijen en andere kunst van de leerlingen. Ook is er een keuken waar gekookt kan worden. Op dat moment zitten er vier jongeren aan een tafel rustig te tekenen. Twee van hen zijn leerlingen hier, één is stagiaire en er is een onderwijsassistent. Sas vertelt kort dat ik een verhaal kom schrijven. ‘Word ik dan geïnterviewd?’ grapt een jongen, gebogen over zijn tekening.
Beneden zijn er twee tafels, waar aan iedere tafel een leerling rustig achter een laptop zit. Om de hoek is een bank met nog een leerling en in een hoek staat een groot bureau waar de vierde zit, achter een laptop en met een koptelefoon op. Ook hier hangen of staan kunstwerken van de leerlingen en liggen er stapeltjes boeken of spullen her en der. Buiten is een kleine tuin waar soms ook met de leerlingen gewerkt wordt. Binnen is de sfeer kalm en gemoedelijk, maar de rust wordt onderbroken door Sas en Inge Spaander (de leerkracht die hier de kernvakken geeft) die luid met elkaar uitwisselen hoe de dag tot nu toe is gegaan en wat ze nu gaan doen. Er wordt veel gelachen door de twee en je ziet dat ze aan een half woord genoeg hebben om elkaar te begrijpen. De twee dichtstbijzijnde leerlingen werken onbewogen door.
(Pedagogisch) ontregelen
De plek is niet wat je zou verwachten als je denkt aan het eeuwige adagium dat kinderen met autisme alleen gedijen in een ‘prikkelvrije’ omgeving. De dames in charge beamen dat ze aan dat advies ook lak hebben. Inge Spaander ken ik al langer, als gedreven, originele onderwijskracht die niet bang is voor nieuwe initiatieven en zich makkelijk kan voegen. Ik noem haar spottend de ‘ontregelaar’ van deze plek, een titel waar ze zich goed in kan vinden: ‘Elke poging tot wat [het onderwijs] ontwricht, grijp ik aan’. Maar haar kracht is eigenlijk veel fundamenteler: Inge kan zowel pedagogisch als didactisch bieden wat deze kinderen nodig hebben, mits ze zelf ook de benodigde ruimte hiervoor krijgt. ‘Ik moet hier eerst kijken, volgen en van daaruit reageren. Dat is hoe ik hier werk en hoe ik wíl reageren.’
Tegen een kind dat thuiszit, zeg je geen nee
Met Sas ga ik even in haar kantoortje zitten, om nader te horen hoe deze plek zich heeft ontwikkeld. Haar deur laat ze open, Dotje kruipt op een stoel in de hoek. We kunnen de leerlingen via een paar ramen zien zitten en de ogen van Sas gaan gedurende ons gesprek tussen mijn blik, het raam en de deur. Over die beginperiode, vier jaar geleden, zegt Sas: ‘het was niet makkelijk leerlingen te vinden. Ik stuurde overal folders naartoe: scholen, jeugdhulpverlening, de gemeente.’ Langzaam stroomden een aantal jongeren binnen. Maar ze kregen ook aanmeldingen van tieners jonger dan 18 jaar en die zijn nog leerplichtig. ‘Leerlingen vallen vaak al uit in de brugklas’, is haar ervaring. Ze moest dus kiezen of ze vast zou houden aan haar oorspronkelijke leeftijdsgrens. Maar tegen een kind dat thuiszit, zeg je geen nee. En dus moesten ze ook onderwijs gaan organiseren. Alle mensen die hier werken (sommige vrijwillig, anderen betaald) zijn eigenlijk via-via binnengekomen. Inge kent Sas via een buurvrouw, ook werken er vakdocenten en onderwijsassistenten (waarvan sommigen ook autisme hebben), vijf vrijwilligers, een kookleraar, een leraar digitaal tekenen en diverse leraren beeldende kunst. Acato is officieel een dagbehandeling en alle kinderen die er zitten, hebben een persoonsgebonden budget.
Naar een kunstwerk kan je blijven kijken
Op dit moment komen er dertien jongeren, maar vaak niet allemaal tegelijk. ‘Vanuit het PGB kun je tot acht dagdelen begeleiding verzorgen, meer niet’, leer ik van Sas. Sommige leerlingen zijn aanvankelijk vooral bezig met de creatieve vakken, maar kunnen uiteindelijk ook deelcertificaten halen (in de kernvakken). Het aanbod loopt uiteen van (digitaal) tekenen en naaien tot fotografie en kook- en voedingsles. Ook worden de jongeren geholpen met praktische zaken zoals leren solliciteren. Vanwaar die focus op het creatieve, vraag ik. ‘Omdat deze leerlingen vaak minder talig zijn’, begint Sas, om vervolgens toe te voegen: ‘nee, voor álle mensen is creativiteit belangrijk! Je hebt toch meer aan iets wat je aan de muur kan hangen dan aan een zeven?! Naar het kunstwerk kan je blijven kijken, en die zeven, tsja.’
Vertrouwen opbouwen
‘Hij is zo ontzettend leuk…’ Sas geniet zichtbaar van de leerlingen en laat af en toe de draad van haar verhaal vallen om een leerling, ouder of medewerker te woord te staan of iets over hen te zeggen. ‘Als Inge binnenloopt, gaat het gesprek ook vanzelf weer richting de leerlingen. Inge: ‘Mijn dag begon vandaag te gek, omdat een jongen opeens uit zichzelf huiswerk had gemaakt.’ Dat kan triviaal klinken, maar als je weet dat sommige kinderen voordat ze hierheen komen maanden hebben thuisgezeten, is dat een hele prestatie. Ze moeten dan helemaal opnieuw beginnen in het opbouwen van een ritme en het opbouwen van vertrouwen, in zichzelf en in leraren. Als ze worden aangemeld (vaak door het wijkteam) mogen ze komen kijken met hun ouders. ‘De ouders zijn meestal meteen dolblij’, vertelt Sas, voor de jongeren is het vaak spannend. ‘Maar als ze willen, mogen ze dezelfde dag nog op school blijven.’ Als er nog geen PGB is, wordt dat dan zo snel mogelijk aangevraagd.
Wat doet het met een kind als die heeft gemerkt dat het niet goed genoeg is? Sas en Inge zien een soort vast patroon bij de kinderen die hier binnenkomen. Eerst is er een periode van rust, "zijn wie ze zijn". ‘Dan vraag je je soms af waarom ze elders zijn vastgelopen’, zegt Inge. Daarna breekt vaak een moeilijkere tijd aan. Sas: ‘Ze laten allemaal op een andere manier zien wat ze meegemaakt hebben.’ Er komt dan veel frustratie en angst naar buiten. Maar ook dat neemt op een gegeven moment weer af. ‘Zie je mij wel?’ is eigenlijk wat ze met dat gedrag communiceren. Als ze zich thuis voelen, gaan ze verbindingen met anderen aan en gaan ze eigen initiatief tonen.
Fysieke en figuurlijke ruimte
Hebben ze een specifieke (pedagogische) aanpak, Sas en Inge? ‘Nee’, lacht Sas, ‘ik doe zelf heel veel fout, maar ik zeg dus ook heel veel sorry.’ Ieder kind vraagt om iets anders en ze komen er gaandeweg achter wat dat is. Ze vragen ook niet om dossiers of handelingsadviezen, maar de ouders vertellen natuurlijk wel wie hun kinderen zijn en hoe ze in elkaar steken. Wat ze allemaal overeenkomstig hebben is dat ze meer tijd, (fysieke en figuurlijke) ruimte en vriendelijke aandacht behoeven. Oftewel: een luisterend oor, rust en samen iets doen. Wat niet werkt, is een strenge aanpak: ‘En nu moet je gaan luisteren!’ uitroepen of dingen eisen. Deze jongeren willen zelf bepalen wat en wanneer ze willen doen. Niet vanuit een onwil, maar omdat ze niet anders kunnen dan dingen op hun eigen manier doen.
Zo heeft Sas gekozen voor grote tafels waaraan gewerkt kan worden, zodat de leerlingen ook veel ruimte ervaren. Maar de tafels worden net zo vaak gebruikt om met een man of zes tegelijk aan te gaan zitten, een initiatief van de kinderen, iets wat ook Sas even deed verbazen. Zoals wanneer Inge aan het eind van de middag een aantal leerlingen verzamelt om samen te gaan kaarten. Dat lijkt niet meer dan een vermakelijk tijdverdrijf, maar Inge vertelt achteraf dat ze zag dat een van de jongens onrustig werd toen hij nog een kwartier moest wachten tot hij werd opgehaald en ze daarom een gezamenlijk moment creëerde ter afsluiting.
Dichtbij
‘Ik houd gewoon heel erg van het eigene van deze kinderen. Ze komen heel dichtbij’, zegt Inge over haar betrokkenheid bij deze plek. ‘Zo was er woensdag veel onrust hier, en er gebeurde nog één ding waardoor ik het even niet meer trok. Nog voor ik het zelf besefte, zei een jongen rustig tegen me: ‘ga maar eventjes’. Het vooroordeel dat deze jongeren geen behoefte hebben aan gezelschap of sociale interactie is natuurlijk enorm achterhaald en Inges voorbeeld laat zien dat ze juíst de emoties van anderen aanvoelen (maar soms niet altijd kunnen plaatsen of er iets mee kunnen doen).
Opvoeden
‘Wat is het doel van opvoeden? Een kind laten gehoorzamen of een kind leren begrijpen?’ Sas wil het het liefst uitschreeuwen: ‘we zitten zo vast in hoe we denken dat kinderen gevormd moeten worden! ‘Kinderen worden schoolrijp gemáákt, terwijl dat natuurlijk helemaal niet kan. Kinderen moet je gewoon laten groeien zoals ze zelf groeien.’ Aanleiding voor haar statement was mijn vraag waarom deze kinderen uitvallen in het huidige schoolsysteem. ‘Veel kinderen die niet uitvallen zijn gewoon braaf genoeg om door te gaan. De kinderen met ASS houden ons als maatschappij een spiegel voor.’ En daar komen die eerdergenoemde behoefte aan tijd, ruimte en aandacht dus vandaan.
Inge is het daarmee eens: ‘Als samenleving vind je het dus oké dat er leerlingen thuis zitten? Ik vind dat onderwijs niet voldoet, en daarom ben ik hier.’ Inge vindt het belangrijk dat leerlingen meer ruimte in hun schooltijd krijgen om te onderzoeken en leraren roept ze het liefst op tot ongehoorzaamheid. ‘Een voorbeeld: op andere scholen heb ik meegemaakt dat leerlingen een flyer over een politieke partij moesten maken. Als leerlingen vroegen of ze de flyer op een groter formaat mochten maken, zeiden leraren “nee”. Maar wat is dan het doel van je onderwijs? Dat die flyer precies wordt zoals je het je hebt voorgesteld als leerkracht? Of zo dat de leerlingen er iets inhoudelijks over leren? Mijn punt is: bedenk (als leraar) waarom je doet wat je doet, dan leren leerlingen ook hun doel te vinden. Dat is ook ons doel hier: dat jongeren leren hun doel te vinden.’
Toekomst
Acato heeft een kleine wachtlijst en na de zomer starten er vier schoolverlaters (die al een vo-diploma hebben). Sas is naarstig op zoek naar een grotere ruimte, zodat ze meer leerlingen op kunnen vangen. Het liefst zou ze de leerlingen (boventallig) laten inschrijven bij een school en de eerste gesprekken daaromtrent zijn al in gang gezet. Maar ze merkt nog wat angst en terughoudendheid. Het zal Sas niet doen terugschrikken, vermoed ik. En Inge’s vindingrijkheid en onderwijsnetwerk zullen daar ook goed bij van pas komen.
Als de school leeg is, loop ik samen met de dames nog één rondje door de school om de verschillende kunstwerken te bewonderen. Ik maak nog gauw een foto van een magnifieke tekening, als ik een hand krijg een hand van Sas: Dotje staat al bij de deur. De dames hebben meer dingen te doen.
Annonay Andersson is redacteur van NIVOZ platform hetkind en is kinder- en jeugdpsycholoog.
Meer lezen over Acato? Dit is hun website.
Reacties