Aan de vanzelfsprekendheden voorbij
10 april 2019
‘Een pleidooi om gebaande paden te verlaten, tradities los te laten, met vertrouwde praktijken te breken en om aan vanzelfsprekendheden voorbij te gaan. Een prikkelend en confronterend pleidooi dus, maar ook een pleidooi dat hoop en verlangen uitdrukt.’ Dolf van den Berg werkt samen met Marjo van IJzendoorn, rector van twee Bossche middelbare scholen, aan de opzet van een nieuwe, ontwikkelingsgerichte middelbare school.
Deze tekst is geschreven door Elise Schouten en met toestemming herplaatst
Op het VO-congres in Nieuwegein, in een bomvolle zaal waar je een speld kunt horen vallen, neemt Van den Berg de toehoorders mee in een gedachtegang die hij tevens heeft vastgelegd in het manifest ‘Naar Onderwijs in blauw’ (1) en die uitmondt in een vurig pleidooi voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Een pleidooi om gebaande paden te verlaten, tradities los te laten, met vertrouwde praktijken te breken en om aan vanzelfsprekendheden voorbij te gaan. Een prikkelend en confronterend pleidooi dus, maar ook een pleidooi dat hoop en verlangen uitdrukt, aldus Van den Berg.
Ingrijpende innovatie
Daarom refereert hij aan het begin van zijn betoog aan Der Blaue Reiter, een groep kunstenaars die in het begin van de 20e eeuw de tradities van de schilderkunst overboord gooide. In een voice-over horen we voortrekker Wassily Kandinsky vertellen dat blauw de kleur is van de ‘Zukunftshoffnung’, van de hoop en van het verlangen naar verandering. ‘Het vraagt veel moed om te breken met praktijken die we vanzelfsprekend zijn gaan vinden’, zegt Kandinsky. ‘Dat gaat gepaard met pijn en moeite en vraagt om een fundamenteel anders denken en handelen.’
En daarmee heeft Van den Berg de toon gezet: het gaat bij ontwikkelingsgericht onderwijs om een zeer ingrijpende innovatie die raakt aan de kern van het onderwijs en die anders denken en handelen vereist van iedereen die in het onderwijs werkzaam is. Van den Berg: ‘In 1806 is klassikaal onderwijs ingevoerd en nog steeds hebben we het leerstofjaarklassensysteem. Er zijn de afgelopen eeuwen in de rand wel wat veranderingen doorgevoerd, maar in de kern is het onderwijs niet veranderd.’
Verscheidenheid en dialoog
Het is volgens Van den Berg dan ook hoog tijd om radicaal met de bestaande praktijk, of zoals hij het noemt ‘met de huidige onderwijsgrammatica’ te breken. Waarom? ‘Deze onderwijsgrammatica gaat uit van het gelijkheidsideaal, terwijl leerlingen niet gelijk zijn, niet gelijk leven en niet gelijk leren. We negeren de verscheidenheid en standaardiseren alles: de leerstof, de benadering, de toetsing, de lesduur... Dat leidt tot een meetcultuur, waarin we leerlingen in drie groepen verdelen: low performers, average performers en high performers. Dat doet geen enkele leerling recht en het leidt bovendien tot uitsluiting.’
In plaats daarvan moeten we volgens Van den Berg de basisvraag stellen: wat heeft deze leerling in deze situatie op dit moment, in deze ontwikkelingsfase nodig en hoe kunnen we deze leerling daarbij als begeleiders helpen? Als we het onderwijs op basis van deze vraag inrichten, is er sprake van ontwikkelingsgericht onderwijs. ‘Dat is geen individueel onderwijs en ook geen gepersonaliseerd onderwijs’, benadrukt Van den Berg. ‘Want daarbij staat het ‘ik’ centraal, terwijl het bij ontwikkelingsgericht onderwijs draait om de relatie ik-jij. Er staan in ontwikkelingsgericht onderwijs twee begrippen centraal: verscheidenheid en dialoog.’
Overboord
Om duidelijk te maken wat ontwikkelingsgericht onderwijs inhoudt, benoemt Van den Berg veel vanzelfsprekendheden die daar juist niet bij horen, die dus overboord moeten. Zo zijn er geen jaarklassen, geen jaarlagen en geen aparte klasjes voor speciale groepen zoals hoogbegaafden of leerlingen met autisme. Zitten blijven bestaat niet (‘Ik adviseer om dat bij wet te verbieden’) en ook convergente en divergente differentiatie, het directe instructiemodel en leerlinggestuurd onderwijs behoren tot het verleden. Er is geen sprake meer van basisstof, herhalingsstof en verrijkingsstof en geen leraar neemt nog kwalificaties zoals ‘sterk’, ‘zwak’, ‘hoogbegaafd’, ‘zwakbegaafd’ of ‘achterstand’ in de mond. Want leerlingen worden niet vergeleken met een ander of met de gemiddelde norm, maar alleen met zichzelf.
Wat er wél bij ontwikkelingsgericht onderwijs hoort? ‘Het onderwijs wordt bepaald door de kennis, behoeften, de motivatie, het tempo en de ontwikkelingspatronen van elke leerling’, zegt Van den Berg. ‘Leerlingen volgen hun eigen leerroutes, individueel of in groepjes, en de zone van de naaste ontwikkeling is leidend. De horizontale benadering van de jaarlagen is vervangen door een verticale benadering van persoonlijke leerroutes, zonder klassen en zonder jaarlagen.’
Persoonlijke brieven
De rol van de leraar als begeleider is essentieel. In de woorden van Van den Berg: ‘Het onderwijs is wat leraren ervan maken. De leraar zet zijn persoonlijkheid in. Hij staat niet ‘voor de klas’, maar hij is ‘in het onderwijs’. De leraar stelt zichzelf ter beschikking, zijn persoonlijkheid is beschikbaar. Zo begeleidt de leraar elke leerling bij zijn of haar ontwikkelingsproces. Dat is ontwikkelingsgericht werken in dialoog. Dit is een zeer ingrijpende verandering, omdat het gaat om een identiteitsverandering: leraren moeten anders kijken naar leerlingen.’
Dat ervaart ook Marjo van IJzendoorn, die samen met een team van docenten en met Van den Berg als adviseur, een ontwikkelingsgerichte school aan het opzetten is. IJzendoorn vertelt hoe ze docenten vanaf de start bij het traject heeft betrokken. ‘We hebben in het begin aan de docenten gevraagd om aan de hand van vragen in een persoonlijke brief te beschrijven hoe de school er volgens hen in 2020 uit moet zien en wat hij of zij daar zelf aan wil bijdragen. Op basis van deze brieven hebben we een missie en vijf onderwijs-pedagogische uitgangspunten geformuleerd. Die zijn het fundament van het onderwijsconcept dat we vervolgens hebben ontwikkeld. Wat heel belangrijk is geweest in dat proces, is dat we steeds feedbackrapportages hebben gemaakt.’
Onderwijs-pedagogische uitgangspunten
|
Op basis van deze uitgangspunten is er een onderwijsconcept ontwikkeld waarin persoonsgericht en dialogaal onderwijs centraal staan. Concreet betekent dit onder meer dat er is gekozen voor modulair onderwijs, individuele leerroutes, werken in domeinen, dus met vakoverstijgende thema’s, basisgroepen en een 1-2 jarige brugklas. De docent vervult als expert de rollen van kennisdrager, mentor en coach.
Dit alles in de praktijk gestalte geven heeft behoorlijk wat voeten in de aarde, vertelt IJzendoorn. ‘Het is bijvoorbeeld best lastig om modulair onderwijs te ontwikkelen. Je moet heel goed nadenken over doorlopende leerlijnen en de leerdoelen. En vakoverstijgende thema’s ontwikkelen gaat bij de exacte vakken vrij soepel, maar verloopt bij de talen en de zaakvakken, een stuk moeizamer. Het is niet eenvoudig om de leerstof goed te ordenen.’
Maar IJzendoorn heeft er alle vertrouwen in dat het gaat lukken om het nieuwe onderwijsconcept op korte termijn daadwerkelijk in te voeren. ‘We zijn al een heel eind op weg. Binnenkort gaat de proeftuin van start en in 2021 moet de school ‘staan’.’
Blauw
Aan het eind van de bijeenkomst blijkt dat er meer scholen aanwezig zijn die op een vergelijkbare manier met onderwijsvernieuwing bezig zijn: verschillende aanwezigen nodigen Van den Berg uit om eens bij hún op school te komen kijken. Zo eindigt deze inspirerende bijeenkomst blauw: met hoop en verlangen naar verandering.
----
- Dolf van den Berg (2019). Naar onderwijs in blauw. Aan de vanzelfsprekendheden voorbij. Oud-Turnhout/’s-Hertogenbosch: Gompel & Svacina.
Reacties