Onderwijsavond Jan Derksen: Hechting versus narcisme
3 april 2018
In maart 2018 sprak klinisch psycholoog, psychotherapeut en universitair hoofddocent aan de Radboud Univesiteit Jan Derksen in het kader van een NIVOZ-onderwijsavond over het psychologische perspectief op volwassenheid. Hij nam het publiek mee in een psychoanalytische kijk op de ontwikkeling van gehechtheid en narcisme in ieder mens. Dit is een verslag van de avond door Annonay Andersson.
‘U hebt met mij wel een risico in huis genomen’, begint Derksen. Hij wil als psychoanalyticus meteen een ‘psychodynamisch raster’ over ons te trekken. Voor degenen die al rillen bij dat vooruitzicht, wil hij graag de gelegenheid bieden zich te onttrekken aan de lezing. De zaal roert zich niet, in afwachting van het raster...
Libido & agressie = gehechtheid & narcisme
Freud had het over ‘libido en agressie’ als twee bewegingen in één mens. Libido is alles wat mensen dichter bij elkaar brengt. ‘Daarmee begint eigenlijk onze introductie in de wereld.’ Derksen gebruikt in plaats van deze termen liever de woorden hechting en narcisme. De hechtingstheorie ziet hij als centraal in de ontwikkelingspsychologie, als de belangrijkste theorie binnen dat vakgebied, mede doordat het de meest empirisch ondersteunde theorie is.
‘Als een baby wordt geboren, wordt die ontvangen in een hele specifieke gehechtheidsrelatie. En in die gehechtheidsrelatie wordt de cultuur bemiddeld en de natuur gevormd, wat leidt tot de “intrapsychische” architectuur van een kind’, legt de psychotherapeut uit. Een kind is dan een ‘emergent’ product als het ware. Een vriend van Derksen zegt het zo: ‘de affectieve moeder-kind relatie vormt de frontale cortex’ (het neurobiologische). De theorie kort samengevat door Derksen: ‘Binnen de context van de gehechtheid, ontstaat het vermogen om relaties aan te gaan. Die gehechtheidsrelatie brengt alles in het leven wat met nabijheid te maken heeft.’ Als je iemand aanraakt, is dat het begin van iets teders, van nabijheid (hij noemde dat libido). Maar er zit ook iets stevigs in: separatie (wat Freud agressie noemde).
Emotieregulatie en basisvertrouwen
De therapeut ziet het als een rivier die in eenieder stroomt en die de persoon vormt zoals die nu is. De identiteit begon met de gehechtheidsrelatie en moet volgens Derksen iedere keer weer worden hersteld en bevestigd. Als de gehechtheidsrelatie responsief is, dan zorgt de ouder voor het kind en wordt ook de basis gelegd voor een goede emotieregulatie en basic trust. De cliënten die bij Derksen komen, hebben hier vaak een gebrek aan, vertelt hij: ‘die vertrouwen de wereld niet, die hebben paniekaanvallen, een angststoornis, en worden somber. Veel van wat we kennen als ‘borderlineproblematiek’ is het prototype van een emotieregulatieprobleem en verwijst onmiddellijk naar de gehechtheidsrelatie.’
Boezemvriend
Wie heeft er een boezemvriend? Derksen vindt het een mooi woord, boezemvriend: iemand die al een leven lang met je oploopt en met wie je dingen deelt. Hij stelt de vraag vaak aan zijn cliënten: hebben ze een boezemvriend? Het gebrek of een veelvoud eraan wordt met argwaan door Derksen ontvangen. Hoe weet je of iemand een echte boezemvriend is? is zijn volgende vraag aan het publiek. Na een paar gokjes uit het publiek, komt het goede antwoord: de echte vriend weet wat van de afspraak bij de therapeut, omdat jij hem dat verteld hebt. En die goede vriend maant je te gaan en vraagt na afloop hoe het was. Die weet hoe belangrijk of spannend het voor je was. Als iemand in staat is zijn binnenwereld te delen met een ander, zegt dat iets over de gehechtheidsrelatie, concludeert Derksen. Dus het hebben van zo’n vriend, kan teruggaan naar hoe je eerste relatie met je ouders was. Er zijn natuurlijk culturele verschillen in de gehechtheid: je krijgt de cultuur ook binnen via de gehechtheidsrelatie, zoals Derksen eerder ook al zei.
Dunnere bodem
In Derksens optiek is de gehechtheidsrelatie de laatste veertig jaar dunner geworden, waardoor andere processen groter geworden zijn (narcistische tendensen). Waarom is die dunner geworden? Derksen wijt het aan een combinatie van veel verschillende verzorgers op jonge leeftijd (uit onderzoek zou blijken dat kinderen tot 1 jaar oud maar twee gehechtheidsrelaties aankunnen) en een minder intense relatie met de baby (minder oogcontact, omdat een moeder bijvoorbeeld op haar mobiele telefoon kijkt). Een kind ziet de wereld vaak letterlijk in de ogen van de moeder en kan aan haar gezicht vaak aflezen of het bijvoorbeeld verder kan kruipen of niet, of er gevaar om de hoek loert of niet.
De gehechtheidsrelatie houdt niet op, maar moet eigenlijk ook herhaald worden op school: daar moet een kind letterlijk en figuurlijk ook weer worden gezien. Erkenning krijgen en voelen dat een persoon voor hen openstaat. En kinderen ‘voelen het hechtingspotentieel dat je als leerkracht uitstraalt’, licht de psychotherapeut toe.
Narcistische motor
Als een kind de leeftijd van ongeveer een jaar heeft gepasseerd en zichzelf in de spiegel gaat zien, komen de eerste narcistische ervaringen: ‘het kind drukt de moeder en vader van zich af en maakt zich vrij van die moederbodem. […] Daarmee zorgt het voor de laklaag over de eigen identiteit.’ Deze ‘narcistische fase’ vangt op wat er in de gehechtheid wordt verminderd: het eigenbelang. Derksen ziet de gehechtheid en narcisme als twee motortjes die in ieder mens zitten. Door de gehechtheid houd je rekening met de ander, door narcistische patronen ga je uit van het zelf en aan het werk voor het zelf. ‘Die motortjes kunnen meer of minder hard werken. Tegenwoordig werkt het narcistische motortje harder. “Wat doet die politieke partij voor mij?” is typisch een uitspraak gebaseerd op een narcistische imput’, zo analyseert hij huidige tendensen. In niet-westerse landen zijn die tendensen veel minder sterk aanwezig en in westerse landen is deze neiging de afgelopen jaren sterk toegenomen, blijkt uit verschillende onderzoeken.
Stromingen in onbalans
In een mens zijn volgens de spreker dus twee stromingen aanwezig die naast elkaar lopen. Rond de leeftijd van drie jaar worden ouders genoodzaakt om de narcistische stroming te dempen. ‘Dat dempen betekent dat je een kind helpt om het te laten zien dat het nog een heleboel moet leren. En dat je dus niet op elke tekening waarmee een kind thuiskomt – van de crèche of de kinderopvang – reageert alsof je kunstenaar Miró in huis hebt.’
Dat wij als publiek aanwezig zijn bij een lezing en daarmee dus aangeven nog wat te leren te hebben, is positief als het gaat om ons ego, meent Derksen. Degenen die denken alles te weten, lopen risico een verminderde relatie tot de realiteit te krijgen en kunnen zichzelf bijvoorbeeld gaan overschatten. Als Derksen aan zijn burn-out patiënten vraagt wie er weleens gekrenkt is, krijgt hij legio voorbeelden van wat hij ‘narcistische krenkingen’ noemt. Deze komen dus voort uit dat verminderde realiteitsbesef.
Derksen noemt als voorbeeld ook ‘achterbankkinderen’ die niet kunnen omgaan met negatieve feedback in een eerste functioneringsgesprek. ‘Dat past niet in hun zelfbeeld: ze hebben thuis immers altijd te horen gekregen dat ze fantastisch en geweldig waren, ze konden ook altijd alles heel goed’, vat hij hun narcistische zelfbeeld samen. Deze kinderen zouden niet gewend zijn om frustraties of tegenslag in hun leven te hebben. Deze kinderen komen volgens de spreker vaker in de psychische hulpverlening, terwijl ze geen echte psychische aandoening hebben. Het aantal psychische aandoeningen is niet toegenomen de laatste jaren, maar de vraag om hulp wel. Die opmars is ook bij ouders zichtbaar, zo stelt hij. Het toegenomen aantal vechtscheidingen schrijft hij toe aan het verhoogde handelen op eigenbelang. Ouders kunnen niet genieten (denk aan een verliefdheid op afstand), zonder daarop te handelen en gaan daarom vreemd, met als gevolg een scheiding.
Gezinsnarratief
Voor de verzuiling, hielp de religie het narcisme te dempen. ‘Want God was veel groter, God was de supernarcist. In plaats van dat God dat is, zijn de kindjes nu zelf Godjes geworden.’ Derksen noemt dat een lentecultuur: de binnenwereld van kinderen is nu veel meer naar buiten gekomen, hun temperament is zichtbaarder en dat kunnen we nu niet meer managen. Wat kan er hieraan gebeuren? De psychotherapeut stelt een herintroducering van een ideologie in het gezin voor. Gezinnen zouden die zelf kunnen maken: een zogenaamd gezinsnarratief. Dat narratief zou je dan moeten gaan opschrijven, voordat er kinderen in een relatie zijn. De ideeën die je hebt over opvoeden, integreer op 2,5 pagina en dat hang je op de koelkast. Die 2,5 pagina worden voortdurend geactiveerd in het gezin. Er staat van alles op de blaadjes: van het ICT-gebruik tot uitgaan en de maaltijden in het gezin. Vanaf een bepaalde leeftijd zouden kinderen in een gezin inspraak mogen krijgen in het narratief en mee mogen denken over hoe het vorm krijgt.
Er staan niet alleen richtlijnen op, maar ook wat je vervolgens als gezin gaat dóen: ‘Wij richten ons op de natuur, dus dat betekent dat we in het weekend gaan wandelen.’ Derksen voeg een persoonlijke overtuiging toe: laat het narratief in overeenstemming zijn met wetenschappelijke inzichten (het religieuze wil hij graag achter zich laten). Het narratief zou de narcistische tendens moeten dempen, omdat je je moet onderwerpen aan dat narratief, aan hoe je het als gezin wilt doen.
Schoolnarratief
Derksen trekt de lijn door naar de school. Daar zouden de medewerkers zich ook moeten onderwerpen aan het narratief. Hij ziet ook een grote rol weggelegd voor rituelen, die maken dat een kind zich onderschikt en zich voegt in het gemeenschapsgevoel. In die rituelen zouden kinderen zich gezien en geraakt voelen en het kan ook ogenschijnlijke verschillen tussen kinderen wegnemen. Daarna zijn er altijd duidelijke regels die de kaders aangeven.
Binnen de schoolcontext pleit Derksen daarnaast voor een grotere waardering (ook in salaris) en rol van de leerkracht. Bij leren is namelijk één ding erg belangrijk: identificatie. Hij kent veel voorbeelden van mensen die dankzij de waardering van één leraar hebben doorgezet en vertrouwen in zichzelf kregen. Als een leraar zijn vak uitdraagt op een boeiende manier en er zichtbaar van geniet, dan haakt een leerling aan krijgt deze mee dat leren genieten is.
Samenvattend pleit de psychotherapeut dus voor het narratief, zodat kinderen en volwassenen weer leren zich te schikken en hun eigenbelang niet meer voorop zetten. Het narratief betekent voor hem ‘afzien van’ en dat je ook voor een deel ‘de-subjectiveert’: de ander wordt belangrijker dan jij. Vroeger deed de religie dat, nu kan een narratief dat.
Slotreflectie Luc Stevens
Dit was voor mij een bijzondere avond. Omdat een klinisch psycholoog, psychotherapeut, analytisch getraind, met een pedagogische boodschap komt, die de pedagogiek niet meer heeft. Hoe kan dat?
Je hebt een verklaring gegeven: met het verdwijnen van de ideologieën en de godsdienstige stromingen lijkt de pedagogiek ook verdwenen. Dat is waarschijnlijk niet de enige achtergrond of oorzaak. Maar de gevoeligheid voor waarden en normen - menswaardigheid als uitgangspunt van denken en doen - is verdwenen. We zijn in een sterk gerationaliseerde, ver-economiseerde samenleving geraakt, waar we voor dát wat opvalt een aparte plaats hebben. Daar hebben we geld voor en daar hebben we therapeuten voor.
Ik dank je heel hartelijk in die zin dat je ons in zekere zin - als kenner van de pathologie, als kenner van de mensen die uitvallen - een boodschap hebt gegeven, een les hebt gegeven om dat te voorkomen. Dat vind ik essentieel. Ter jouwer informatie, het NIVOZ heeft een leerstoel pedagogiek aan de Universiteit voor Humanistiek. En dat is precies om het manco waar jij naar verwijst, in te vullen.
Gekend worden
In de loop van het jaar organiseert Rikie van Blijswijk – een van onze medewerkers – een excursie naar de Essential Schools in de Verenigde Staten. Dat is een groep van progressieve scholen zeg maar; buitengewoon gedisciplineerd en pedagogische denkend. Een bijzonder voorbeeld. Een van ons vroeg aan een van de 12, 13-jarigen daar, waarom hij voor deze school, een Essential School, had gekozen. Hij zei: Sir, I want to be known. Dat getuigt, voor een 12, 13-jarige, van een hoog bewustzijn. Hij weet wat hij nodig heeft. En ik vermoed dat hij ook weet wat hij moet bieden.
Gehechtheid. Je wilt in een omgeving zijn waar je wordt gekend. Waar de leraar niet komt voor zichzelf, zijn narcistische streven, maar veiligheid biedt. Zich ervan bewust, dat elk van zijn leerlingen die hij of zij ziet als zij binnenkomen een beroep op hem of haar doet. Als persoon. Want daar gaat eigenlijk het hele verhaal om. Het is een ontmoeting van mensen. En het gaat diep. Het verwijst naar gehechtheid, het verwijst naar je eigen biografie. Als leraar, als leerling. En het gaat tegelijkertijd om het autonoom worden, om de ruimte krijgen. En om de ruimte geboden te krijgen.
In die zin is, wat je veel hoort in onderwijs - de typering soft - buitengewoon verwerpelijk. Als het gaat om de karakteristiek van onderwijs – namelijk dat het gaat om mensen, menselijke interactie, om ontmoeting - is het de harde noot die gekraakt moet worden. Dus mocht iemand van je collega’s het woord soft gebruiken, dan kun je dus zeggen ‘dat is dus de harde noot die gekraakt moet worden’. Daarom gaat het ons juist.
Kritisch correctief
Aardig is - in de interactie tussen gehechtheid en narcisme, die beide ons als mens drijven - dat je in het onderwijs als leraar met de klassendeur dicht - want dat is vaak de cultuur – geen kritisch correctief hebt. Behalve je leerlingen. Maar je leerlingen worden niet geacht jou in je optreden te becommentariëren. Dat gebeurt wel, maar meestal in crisissituaties. Interessant in dit verband is de vraag hoe zichtbaar in ons onderwijs narcisme is. In de lerarenkamers, of bij de leraar als ze vóór de klas staan. En dus niet mét hun leerlingen in de groep aan het werk. Narcisme lijkt onontkoombaar in de organisatie en de cultuur waar we mee te maken hebben, eerder gestimuleerd dan gedempt. De leerlingen zijn degene die het narcisme van de leraar zouden kunnen dempen. Dus laat je leerlingen altijd een kritisch correctief zijn. Stimuleer ze om jou te helpen. Om de gemeenschappelijkheid, de gehechtheid te laten blijken. Ik ga ervan uit dat dit voor jullie (hier aanwezig) niet zo nodig is. Maar help je collega’s die die hulp wel nodig hebben.
Schoolethos
Er is uitdrukkelijk door jou gesproken over het schoolklimaat, over het schoolnarratief, over het schoolethos. Als bindend middel. Wij hebben, als het erop aankomt, in heel veel van onze scholen geen criterium meer op grond waarvan een schoolleider, een rector of een schooldirecteur kan zeggen: ‘Wat jij hier aanbiedt, of wat jij hier laat zien aan gedrag of aan beoordelingen, dat strookt niet met het criterium, met het schoolnarratief.’
Leraren hebben een grote autonomie. En kunnen gemakkelijk zeggen: ik vind dat. En dat is dus ook blijvend. Het oordeel, het gedrag, de houding van leraren – ik spreek in het algemeen – heeft niet echt een toetssteen. En in crisissituaties blijkt dat ook. Die crisissituaties kun je wellicht voorkomen door die toetssteen te actualiseren. Door het narratief van de school, de missie of het schoolethos in de lerarenkamer – bij wijze van speken – op tafel te hebben liggen. Dit is waar we voor gaan. En dat doen we dus allemaal. Daar zijn geen uitzonderingen op. Dit is de sfeer in onze school. En dat leraren elkaar daarop gaan aanspreken. Schoolleiders doen dat weinig. Zij richten zich vaker op een status quo. Maar dat hoeft niet. Het is het actualiseren van de missie. En je bent daarop ook aangewezen. Wij zijn niet allemaal engelen. Ik vond dat in je verhaal een bijzondere bijdrage waar we allemaal veel aan hebben.
Het is als leraar afzien van jezelf, zonder jezelf te verliezen. Of hoog te achten. Dat is het hele mooie van het leraarschap, en tegelijkertijd het complexe. En dat is niet soft, dat is heel achtenswaardig. Een leraar die echt de uitdaging aangaat om het evenwicht te vinden tussen hechting en narcisme, om zichzelf te zijn, zichzelf waardig te achten maar er voor anderen te zijn. Je dienstbaar te maken aan anderen. Dat is iets heel moois.
Etikettering
Tenslotte hebben we gesproken, zeg maar, over de Verelendung van het systeem. Daar moeten we maar niet te lang stil bij staan, want dat zou de avond bederven en dat mag niet. Het ging om de classificatie, dat is de etikettering van onze leerlingen. Een anomalie, een ziekte, die rechtstreeks te maken heeft met de manier waarop we ons onderwijs organiseren, namelijk als selectiesysteem. En elk selectiesysteem is bedoeld om uitvallers te creëren. Als je geen uitvallers hebt, dan hoef je ook niet te etiketteren.
In Nederland is er – om het te specificeren - permanent druk op het speciaal onderwijs. Recent wordt er ook weer over gesproken. De overheid wil eigenlijk helemaal geen speciaal onderwijs, want dat kost extra geld. Als je je organisatie zou veranderen, zodat in principe iedereen erbij hoort, je iedereen binnenhoudt, heb je ook geen classificatie nodig, met daaraan verbonden een som geld. Daar staan we niet te lang bij stil.
Het was een prachtige avond, je bent ontzettend bedankt.
Luc Stevens is founding father van NIVOZ en heeft recent de rol van wetenschappelijk directeur overgedragen aan Rob Martens.
Bronnen
Over schoolethos: Zin in School.
In dit boek staat het verslag van vijf basisscholen en negen scholen voor voortgezet onderwijs die vier jaar lang geïnvesteerd hebben in schoolethos, oftewel schoolklimaat. Elke school heeft op haar eigen wijze gewerkt aan leerlinggericht onderwijs. Zowel leraren als leerlingen komen aan het woord. Verder in dit boek: diverse modellen voor schoolontwikkeling en een kritische blik op de huidige onderwijspraktijk. Een boek over mensen in school, over hun motieven, waarden, opvattingen en wensen en hun pogingen veranderingen in de omgang te bewerkstelligen. Klik op deze link.
over selectie/classificatie:
Boekrecensie Trudy Dehue – Betere mensen (Asha ten Broeke)
over het verdwijnen van de pedagogiek:
Bas Levering op de Onderwijsavond in Driebergen: Over hoe de pedagogiek uit de opleiding verdween. Verslag van Geert Bors. Plus video van Onderwijsavond (20 minuten)
Reacties