Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Alfie Kohn in De Rode Hoed: 'Die toetswoede werkt sociale ongelijkheid in de hand'

17 november 2013

Daar staat hij, in levende lijve, op het podium van De Rode Hoed in Amsterdam: Alfie Kohn, de Amerikaanse onderwijsonderzoeker, die ooit als student psychologie een verslag van een conditioneringsexperiment inleverde geschreven vanuit het perspectief van de rat. Sindsdien ageert hij tegen het nog altijd dominante idee dat onderwijs gaat over 'wenselijk gedrag' genereren door belonen en straffen. Kohn is nu ruim tien boeken verder - over onderwijs en opvoeding, over intrinsieke motivatie en tegen de uitwassen van de toetsingscultuur. Altijd geschreven in die prettige combinatie van messcherpe doortastendheid, creatieve invalshoeken én onderkoelde humor. Geert Bors doet verslag van een intense Hollandse herfstavond. 'Waar jij je ook bevindt in de ‘voedselketen’ van het Nederlandse onderwijs: wees een buffer voor de druk die van boven op je gelegd wordt.'

Alfie Kohn draalt niet. Meteen al keert hij het leraarschap op zijn kant: ‘The best learning requires the learners to do most of the talking. Teachers should mainly listen.’ Even later heeft hij zijn publiek meegenomen naar een Amerikaanse groep 3. In een leeg lokaal. Met alleen de contouren van het pioniersschip ‘The Mayflower’ op de grond. En waar een boodschapper komt vertellen dat de klas aan boord mag, als ze kunnen vertellen hoe lang het schip is. Let wel: deze jonge kinderen weten nog niet wat een meetlat is. En vinden hem ter plaatse opnieuw uit.

alfie kohn“Het is een wijdverbreide manier van denken over onderwijs, dat leerlingen lege vaten zijn die je als leraar moet volgieten met kennis,” begint Alfie Kohn. “Maar goede leraren hebben vlug genoeg door dat het anders werkt: leren beklijft pas echt, als de leerlingen zelf het meest aan het woord en aan het werk zijn. Als ze mogen praten, vragen, actief meedenken, discussiëren. De leraar kijkt en luistert vooral. En vraagt, geeft input, ontregelt en stimuleert om het leren verder te brengen.”

Alfie Kohn weet waar hij het over heeft. Niet alleen was hij zelf leraar; als onderzoeker is hij inmiddels de auteur van ruim tien boeken over onderwijs en opvoeding, met als hoogtepunten Punished by rewards (1993), Unconditional parenting (2005) en The schools our children deserve (1999). Een (vertaalde) passage uit Unconditional Parenting:

‘Zouden we niet beter moeten weten? Wetenschappelijk onderzoek heeft tenslotte toch aangetoond dat de meeste volwassenen ooit, op enig moment zelf kind geweest zijn. Zijn we gewoon vergeten hoe het is als je wereld op zijn kop staat door dingen die volwassenen niet begrijpen, en - nog erger - hoe het is om je gevoelens daarover weggewuifd te zien door diezelfde volwassenen?’”

Alfie Kohn is niet vaak buiten de Verenigde Staten te zien. “Hij is een denker die zich zo profileert tegen de dominante tendensen, dat ik denk dat hij ook in Amerika redelijk in een marge opereert. Hier is hij gewoon niet bekend genoeg”, oppert iemand in de foyer. “Ik geloof dat hij vliegangst heeft”, meent een ander. Hoe het ook zij, het is 14 november. Een druilerige herfstdag in Amsterdam. De Rode Hoed zit bijna vol. En daar is hij – door een crowd-funding-achtige operatie van Live on Demand, waarmee documentairemaakster en publicist Anne Hofstede hem naar Nederland heeft gehaald.

MF Alfie KohnDe rekenopgave: “Hoe groot is dit schip?”, vraagt de heraut van de koning

Leraren die kijken, goed luisteren en de juiste vragen stellen – daar wil Kohn dus beginnen: “Ik wil jullie meenemen naar een rekenles in groep 3. Naar een club kinderen van een jaar of zes en hun juf.” Voor hij met die maths lesson komt, is het belangrijk te weten dat de juf het met de klas uitgebreid heeft gehad over The Mayflower, het schip dat de Amerikaanse founding fathers bracht van Engeland naar de kust van wat ‘New England’ zou gaan heten.

Op een ochtend komen de kinderen binnen en zijn alle stoelen naar de hoeken van het lokaal geschoven. Voor de zesjarigen strekt zich een grote lege ruimte uit, met in het midden de contouren van een schip, gemaakt met tape. Er gaat een golf van enthousiasme door de groep. Al helemaal als leerling Zeb binnen komt lopen – een van de kleinsten van de klas. Hij draagt een officieel document, ontvouwt het papier en kondigt aan: “Ik heb een boodschap van de koning. Niemand van jullie mag aan boord van dit schip, vóór jullie weten hoe lang het is.” De klas valt stil. Een pijnlijke stilte die voortduurt. De juf kijkt rond. En zwijgt ook…

De verbinding: als wiskunde en geschiedenis elkaar vinden

Daar komt René Kneyber binnenlopen. Een vrolijk toeval: Kohn begint met een rekenvoorbeeld en een prominente wiskundeleraar gaat zitten op een plek waarbij zijn blik op Kohn precies een blik in mijn richting is. Gebaseerd op de manier waarop hij in de besprekingen van de bundel Het alternatief tegenover zijn mederedacteur (en historicus) Jelmer Evers is gezet, heb ik de indruk gekregen dat Kneyber een leraar is van de strakke lijn, de harde hand, van orde en discipline.

Misschien wel passend bij het stereotype van een wiskundeleraar. Het gedicht ‘1-1’ van Erik van Os, dat terwijl ik dit schrijf op de Facebookpagina van hetkind geplaatst is, maakt een soortgelijk onderscheid tussen de vermeende kille abstractie van de wiskunde en de gevoelswereld van de letteren:

1-1

In plaats van de som
leverde ik een gedicht in
bij de wiskundeleraar.
Hij zei: ik snap het niet.
Ik zei: dan staan we quitte.

Het gedicht heeft nu bijna 200 likes. Is bijna 10.000 keer bekeken. Ik vond het bij eerste lezing grappig, gevat; in toonzetting wat gelijkend op het werk van dichters als e.e. cummings en Richard Brautigan. Maar ben meer gecharmeerd van wat Alfie Kohn vorige week in Amsterdam aan het doen was: in plaats van verschillen te duiden, verbond hij de gescheiden domeinen van het curriculum. Geschiedenis en geometrie, de verbeelding en het meten, identiteitsvorming en wetenschappelijke nieuwsgierigheid worden één in de Mayflower-les van zijn voorbeeldjuf.

alfie-kohn-headshotDe zoektocht: “Laten we meten hoe veel keer Tom in dit schip past”

“Een jongen, Tom, is de eerste die de stilte doorbreekt”, vertelt Kohn. Schoorvoetend zegt de jongen dat het schip groter moet zijn dan drie voet (0,91 meter). “Waarom zeg je dat?”, vraagt de juf. “Nou, ik ben pas door de schoolarts gemeten en ik ben bijna vier voet (1,21 meter). Die boot is groter dan ik ben, dus hij is zeker groter dan drie voet.”

De kinderen raken in gesprek. Dan besluit de groep Tom als maat te nemen. Hoeveel keer past Tom in de lengte van de boot? Vier keer, zo blijkt. “Oké,” zegt de juf, “En hoe weet de koning nou wat dat betekent: 4 Tom. Hij kent Tom niet.” Hier maakt Alfie Kohn een terzijde: “Hoor je haar zeggen: ‘Tom was toch vier voet lang?’ Nee. Like most great teachers, she’s got teeth marks on her tongue.

De klas verzint iets nieuws: we gaan meten in handen. Het schip blijkt 36 handen lang. “Great”, zegt de juf, “Cynthia, meet jij ook eens.” Cynthia is de kleinste van de klas. Opeens blijkt het schip 42 handen lang. De chaos is compleet, stelt Kohn: “Not all hands on deck are of equal length, the class finds out”.

Na een poos is het tijd voor iets anders. Maar het leren gaat door. Thuis hebben de kinderen nagedacht over het probleem en de volgende dag komt de klas terug bij de juf: “Juf, we moeten Zebs voeten gebruiken om het schip te meten. Zeb is de boodschapper van de koning, dus de koning kent hem. Dan weet hij dus hoe lang het schip is. Kohn: “And so everything that day was measured in units of Zeb.” Pas daarna, legt hij uit, begon de juf over de grootheden waarin je dingen kunt meten. En hoe je afspraken kunt maken over een standaard waarin je meet. En pas toen kwamen er linialen uit de kast.

De toeschouwer: hoe organiseer je het tegengeluid?

Terwijl ik noteer wat Kohn vertelt, zie ik René Kneyber zitten, half in de schaduw die het eerste balkon over de begane grond werpt. Vroeger, als ik vrienden mee naar de bioscoop nam omdat ik een film heel graag wilde zien, kreeg ik last van ‘plaatsvervangend kijken’: in de donkere zaal zag ik vooral de minpunten van de film, omdat ik me zo verantwoordelijk voelde voor de filmkeuze.

Vandaag de dag heb ik daar veel minder last van. Ik ben vooral geïnteresseerd in wat Kneyber straks zal inbrengen in de paneldiscussie. Omdat ik zelf te weinig afstand heb tot Kohns verhaal. Wat hij zegt over het contraproductieve van belonen en straffen, valt bijna één op één samen met hoe ik dat heb beleefd op school, met hoe ik me wil onthouden van ongepaste loftuitingen naar mijn eigen kinderen, met hoe me de lust (lees: intrinsieke motivatie) werd ontnomen mijn lijf op een ontspannen sportieve manier te gebruiken tot laat in mijn twintiger jaren, omdat ik altijd als laatste gekozen werd en er altijd dat vreselijke genadezesje prijkte op mijn rapportlijst. De reserves die hij maakt over zijn eigen regelmatige falen als ouder, zijn meer dan herkenbaar. Zijn understated humor is de mijne.

Vandaar dat ik graag een tegengeluid hoor. Vijftig kilometer verderop, bij NIVOZ in Driebergen, spreekt op hetzelfde moment hoogleraar Paul Frissen, die onder andere bekend staat om het propageren van het tegengeluid in organisaties. Tegen tunnelvisie, tegen het gevaar van ja-knikkers.

Het resultaat: wil je het juiste antwoord? Of wil je wiskundig denken stimuleren?

Maar voorlopig is Alfie Kohn nog aan het woord. Of nee, de zaal, die hij bevraagt over de opvallende elementen in het handelen van de juf in de Mayflower-les. Er komt van alles boven. Hoe de les in het hoofd van de kinderen doorging, terwijl ze thuis waren. Hoe de juf voorbij de methode, voorbij de grenzen van het vakgebied dacht.

“Op de middelbare school zie je vaak ‘teachers of literature’ in plaats van ‘teachers of children’”, merkt Kohn op, maar komt even later met een opmerkelijk vo-voorbeeld van een school waarbij het curriculum bepaald werd door aan het begin van het jaar de leerlingen de vraag te stellen wat ze wilden weten over zichzelf en over de wereld, waarna die vragen ieder jaar werden samengebald tot een thema: ‘Conflict en geweld’, ‘De toekomst’ etc. Kohn: “De docenten gingen het curriculum met elkaar vormgeven. En gingen zichzelf zien als generalisten in het leerproces, met een specifieke specialisatie die ze konden inbrengen.”

Maar wat vooral raakt, is hoe de juf geen oplossingen aandroeg en de kinderen soms zelfs nog wat dieper het bos instuurde. Kohn zegt daarover: “She wasn’t ‘facilitating’, which means ‘making things easier’. Nor did she not fish for one solution. It was maths, but it was not about the production of right answers. Because that does not produce mathematical thinking.”

Vaak wordt een hands-on werkvorm als een soort schaamlap gebruikt (“Ook nog even iets leuks”), maar zit de ‘echte les’ in de instructie aan het begin. Hier niet, laat Kohn nog eens zien: “De juf vertelde niet dat er zoiets bestond als eenheden waarin je kunt meten. The kids were doing the real learning. It was not only hands-on, it was minds-on. They were INVENTING the idea of a ruler. And not just actively, but interactively.” Interactief durven te leren, is het allerspannendst, meent Kohn: wat jij denkt te weten, kan ieder moment bevraagd worden door je buurvrouw. En dan zul je met betere argumenten, betere definities, betere ideeën moeten komen. Samen. Je ziet elkaar leren.”

Alfie Kohn Unconditional ParentingDe aansporing: professional, wees een buffer voor de druk van boven

Er volgt veel meer moois. Mooie voorbeelden, ingebed in een stevig verhaal. Mooie one-liners. Er volgt ook meer vrolijkheid: het verhaal van een juf die de methodeboeken in de kast liet liggen en haar afdelingsleider die kwam kijken. “Waar zijn de boeken?” “O, wees niet bang. Die liggen veilig opgeborgen in de kast.” “Ja maar, je moet ze wel gebruiken”, maande de afdelingsleider. Kohn: “En dus ging de juf de methodeboeken gebruiken. Ze gebruikte de boeken voor weegexperimenten. Ze woog de boeken droog. Ze woog de boeken nat…”

Er volgt ook oprechte boosheid. Over de alomtegenwoordigheid van het behavioristische belonen en straffen, waarmee je hoogstens op korte termijn ‘wenselijk  gedrag’ krijgt. Meestal is het alleen schadelijk: omdat de waarde van je inspanning extrinsiek te maken (een onvoldoende, of juist een sticker of een 10 of een schouderklop) maakt dat de intrinsieke motivatie om te leren ondermijnd wordt.

Boosheid ook over standaardiseringen en de oververhitte toetswoede in Amerika én Nederland. Over hoe dat niet alleen demotivatie, maar ook sociale ongelijkheid in de hand werkt. Over de druk die er maatschappelijk, vanuit media, overheid en schoolorganisaties is om de toetsresultaten niet alleen jaarlijks te verbeteren, maar om ze ook nog te publiceren. Kohn: “Waar jij je ook bevindt in de ‘voedselketen’ van het Nederlandse onderwijs: wees een buffer voor de druk die van boven op je gelegd wordt en zorg ervoor dat die druk níet kan doorsijpelen naar het volgende niveau.”

De leraar: “Onderwijs moet óók gaan over dingen maken, wijsheid opdoen”

Voor de paneldiscussie hoop ik op dat ‘interactieve leren’ van zo-even. Maar het panel, waarin naast René Kneyber, ook Rik Seveke (socioloog en onderwijsprogrammeur bij de Balie) en Ilja Klink (Hyperion Lyceum) zitten, is kort aan het woord en is het vooral eens met Kohns analyse.

I am a maths teacher”, introduceert René Kneyber zich glimlachend bij Kohn. Kneyber voldoet geenszins aan het beeld dat bij mij van hem ontstaan is. Hij refereert gloedvol aan zijn vmbo-klassen, vol leerlingen die vaak door de samenleving en zichzelf beschouwd worden als de losers van het onderwijssysteem, maar die hij weet te engageren voor zijn vak. Zonder huiswerk. Zonder punten.

“Ons primaire onderwijs is het beste dat we hebben,” meent Kneyber. “Daar is nog ruimte voor de leraar. Daar zien kinderen hoogstens twee leraren per week. Het enige probleem met ons primaire onderwijs is dat het te vroeg ophoudt. Het zou door moeten gaan tot 16 jaar.” Over het voortgezet onderwijs is hij minder te spreken: “Het gaat om vooral om reproductie van kennis. Het zou óók moeten gaan om dingen maken. Om praktische wijsheid op te doen in het maken van eigen beslissingen. Voor jezelf en je samenleving.”

Rik Seveke brengt 'for the sake of argument' nog een kritiekpuntje in: het is allemaal niet zo zwartwit als het nu wordt gepresenteerd. "One hundred and fifty years of public education has amounted to something good. We have not just produced monstrosities. But I agree that our current educational system is not so good at producing critical, responsible, loving, caring citizens." Wat betekent deze eensgezindheid? Zijn we onder gelijkgestemde zielen? Of is er daadwerkelijk een omslag gaande, waarvan het afschaffen van de kleutertoets een eerste voorzichtige teken in de goede richting is? Net als het feit dat Paul Frissen in Driebergen een even sprankelend verhaal over de rol van de leraar aan het houden is.

De avond kent slechts één faux pas. Kohns betoog tegen belonen en straffen en tegen gestandaardiseerde toetsen is koud afgerond, of de presentatrice van de avond neemt het woord voor een paar huishoudelijke mededelingen. Eén daarvan is dat Kohn zal signeren. En dat de speciale gasten van deze avond – de mensen die hebben mogen plaatsnemen op de gouden kussentjes – voorrang krijgen aan de signeertafel. Ik kan niet zien of Kohn reageert, maar aan het schampere lachje dat ontsnapt aan iemand in mijn buurt, hoor ik dat ik niet de enige ben die het heeft opgemerkt.

Geert Bors is onder meer redacteur bij NIVOZ. In 2010 schreef hij met Luc Stevens het boek ‘De gemotiveerde leerling’, waarin het werk van Alfie Kohn prominent figureerde. Hij is vader van twee kinderen.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief