Weg met het ‘jij-bakken’
23 april 2018
‘Jongens, eerst eens naar elkaar luisteren. Wat zou jij de volgende keer anders kunnen doen? Nee niet de ander, jij zelf!’ Het was de zoveelste Twitterdiscussie die hem deed beslissen een statement te maken, tegen het jij-bakken en vóór het gesprek. Schoolbestuurder Jeroen Goes schrijft over nuance en (pedagogische) afstemming.
Sinds de nieuwste presentatie en de publicatie van het rapport ‘De staat van het onderwijs’ in van april 2018 is het ge-jij-bak niet van de lucht. De Minister van Onderwijs roept op tot wat meer ambitie bij de leerkracht. De PO-raad roept terug dat daar wat extra investering tegenover moet staan. De VO-raad wast zijn handen in onschuld: zo erg is het allemaal nog niet.
Er verschijnen artikelen en columns waarin de oorzaken voor de oplopende achterstand van het onderwijs nog eens worden benoemd; het zijn de besturen die zich sinds de lumpsumperiode in het geld hebben gewenteld. Nee, zegt de ander, het is de vernieuwingsdrift of de gevolgen van ‘passend onderwijs’. Arie Slob schijnt te hebben gezegd: als je met één vinger naar een ander wijst, wijzen er drie naar jezelf. Om vervolgens de vinger toch naar de leerkracht zonder ambitie te wijzen. Tja, zo komen we er niet mensen.
Ik zweer je dat een beetje goede leerkracht dagelijks tegen dit gedrag weet op te treden bij een ruzie tussen twee van haar leerlingen. ‘Jongens, eerst eens naar elkaar luisteren.’ Om vervolgens te vragen: ‘Wat zou jij de volgende keer anders kunnen doen? Nee niet de ander, jij zelf!’ Ondertussen speelt het gekrakeel over het rapport zich boven de hoofden van de leerkrachten af.
Het meest ergelijke, naast het ge-jij-bak, in de ontstane discussie vind ik het generaliseren van groepen. Steeds wanneer ik de desbetreffende schrijver daarop attendeer dan krijg ik in een persoonlijk bericht de nuance terug. ‘Nee ik bedoel niet alle besturen’, ‘ja heus, ik weet ook wel dat de politiek ook wél kan deugen’.
Over de broodnodige nuance gesproken: Zo’n veertig jaar geleden, in de jaren zeventig, heb ik mijn eigen basisschooltijd mogen doormaken. Ik kan wel zeggen op een zeer traditionele dorpsschool waar de prestatie in de basisvakken voorop stond. IJzersterk en zeer vernieuwend was de school in het begrijpend lezen. Door ons projecten te laten maken leerde ik bijvoorbeeld voor het eerst hoofd- en bijzaken te onderscheiden.
Maar er was meer, en vooral: er was meer niet. Ik heb in die tijd, en later ook in het VO, de pedagogische afstemming volledig gemist. Met het oog gericht op prestaties verloor men mij volledig uit het oog. Hoe ik ook stampvoette en mijzelf misdroeg, er was geen professional op deze traditionele school die in staat is geweest om met mij de relatie aan te gaan. Tenminste niet na de juffen in de 1 en 2e klas. Op de basisschool redde ik het er nog mee. De 550 Cito score was desondanks in de pocket. Gezien mijn gedrag schatte mijn toenmalige hoofdmeester mijn kansen op het VO lager in. Ik kan hem nog dankbaar zijn voor deze bouwstenen voor mijn selffulfilling prophecy in die vervolgtijd. Ook daar, een school die toch ook nog weinig kaas had gegeten van een goede pedagogische afstemming met hun leerlingen, ging het mis. Ik klom uit de ramen bij de docenten die mij niet aanstonden en vrat verder weinig uit.
Het bleef in het onderwijs misgaan tot ik halverwege mijn twintiger jaren, en daarna, op de juiste momenten de juiste mensen ben tegengekomen. Dat is mijn groot geluk geweest om uiteindelijk te kunnen worden wie ik ben en de banen te kunnen krijgen die ik ambieerde. Ondanks het onderwijs dat ik heb genoten.
Maar ik ken ook de voorbeelden van anderen. De leerlingen die op huidige vernieuwingsscholen hebben gezeten. Leerlingen die in groep 6 als zij-instromer naar de wat meer traditionelere vorm van onderwijs gaan en jaren van lees- en rekenachterstand hebben opgelopen. Moeilijk meer in te halen. De pedagogische afstemming was er dan wellicht goed (hoewel ik daar met deze leerachterstand ook vragen bij kan stellen) maar didactisch een ramp. Even groot als de pedagogische ramp die mij zelf is overkomen.
Inmiddels, ondanks en dankzij mijn eigen onderwijservaring, mag ik bestuurder zijn van een stichting met 21 scholen. Je zou ze kunnen schalen onder ‘vernieuwende’ én ‘traditionele’ scholen. In mijn rol als bestuurder zal ik ze bevragen op beide kanten van onze opdracht die niet los van elkaar gezien mag worden; de leerling écht te zien en de relatie aan te gaan en niet, liever nooit, te verbreken. En, in het zien van de leerling, tot maximale leerprestaties te komen.
Tot slot: misschien ben ik uiteindelijk wel tevreden met de weg die ik in mijn eigen onderwijsloopbaan heb mogen doorlopen. Geen rechte weg. Ik gleed af naar het leerlingwezen, kwam met soortgenoten op een school in de schilderswijk in Den Haag te zitten. Ziek van het onderwijs vulde ik mijn dagen in de horeca, de bouwwereld en dronk ik koffie met mijn collega’s terwijl we balkonhekken schuurden en wanden schilderden. Het duurde nog lang voordat ik mij thuis kon voelen tussen de meer academisch geschoolden, die wereld was mij ondanks de 550 Citoscore, door gebrek aan pedagogische afstemming door mijn leerkrachten en docenten ontnomen.
Ik gun al onze leerlingen het allerbeste van twee werelden.
Laat ons reflecteren op ons eigen handelen en vooral leren van elkaar.
Zoals we het onze kinderen ook leren.
Ik ben van het onderwijs gaan houden, misschien wel door alles wat ik heb gezien.
Jeroen Goes is voorzitter van het College van Bestuur Fluvium Spoenk en via zijn bedrijf Boei begeleidt en ondersteunt hij daarnaast scholen.
Reacties