Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'We staan tegenover elkaar. In de gang. De spanning is voelbaar. Hij kan geen kant op. Ik ook niet.'

16 augustus 2017

Achter het 'zichtbare' gedrag kijken van leerlingen, dat leerde Martine Huurman van haar leerling Danny. Als Danny onverwacht de klas uitstormt, weet ze zeker dat ze het verkeerd heeft aangepakt, totdat ze begrijp waaróm hij zich zo gedraagt: 'Meestal leer je kinderen met tegenslagen omgaan. Maar sommige kinderen leven in tegenslag en moeten leren omgaan met positieve gevoelens.'

domino zwart witWe staan tegenover elkaar. In de gang.
De spanning is voelbaar. Hij kan geen kant op. Ik ook niet.

Het begon in de klas. De dag verliep redelijk rustig. Tijdens de kring was het even lastig. Die duurde te lang voor hem. Begrijpelijk.
Tijdens het buiten spelen heeft hij zonder problemen geknikkerd. Erg knap. Knikkeren kan de aanleiding zijn voor frustraties. Verliezen, je aan de regels houden, welke knikkers zet je in. Het vraagt veel van de kinderen.

In de middag loopt de frustratie bij hem op. Langzaam. Het zit in kleine dingetjes. Even een stootje tegen zijn buurman aan, een opmerking tussendoor, een zucht, naar buiten staren. Het loopt minder lekker. Ik kijk naar de klok. Het is half drie. Nog een klein half uur en de kinderen gaan naar huis. Ik zeg tegen de kinderen dat ze nog tien minuten mogen spelen. Dan opruimen zodat we tijd hebben om de dag af te ronden.

Ik loop een rondje in de klas. Als laatste kom ik bij hem. Hij heeft een schitterend bouwwerk gemaakt van dominostenen. ‘Juf, mag ik hem aan de klas laten zien?’ Dat mag, maar eerst moet iedereen opruimen. Daarna mogen de kinderen naar zijn domino kijken. Geen probleem.

Het opruimen verloopt zonder bijzonderheden. De kinderen zitten klaar. Trots staat hij naast zijn bouwwerk. Hij geeft een duw tegen de eerste steen. Altijd weer spannend. Niet alleen voor hem. Ook voor mij. Want als de domino vastloopt, loopt hij ook vast. Vast in zijn emotie. Dan stopt de wereld even voor hem. Zo’n tegenslag kan hij meestal niet opvangen. De klas kijkt gespannen naar de vallende steentjes. Het gaat goed. Applaus als de laatste steen omgaat.

Maar dan gaat het alsnog mis.
Daar staat hij. Als versteend. De kinderen staken hun geklap. Hij loopt rood aan. Schopt een paar stenen weg en verdwijnt richting de gang. Door zijn grote postuur en zijn explosieve gedrag is het niet verstandig om hem fysiek tegen te houden.
Ik loop achter hem aan. Probeer een verklaring te vinden voor deze wending.

Hij is niet ver weg gelopen. Om het hoekje zie ik hem staan. In het kleine halletje. Hij briest, tranen in zijn ogen. Als ik tegenover hem sta zeg ik: ‘Ik zie dat je boos bent, wat is er gebeurd?’ Hij is niet in staat om te antwoorden. Natuurlijk niet. Stom van me. Hij is zwaar gefrustreerd. Hij balt zijn vuisten en begint te schelden. Hij heft zijn vuisten op, alsof hij klaar staat om het gevecht met me aan te gaan.

Daar staan we. Tegenover elkaar. In de gang. De spanning is voelbaar. Hij heeft vaker boze buien, maar heeft niet eerder zijn vuisten opgeheven. Ik raak ervan in de war. Het maakt me onzeker. Die onzekerheid pikt hij op. Het maakt het voor hem nog lastiger. Hij roept nog luider ‘Ga weg!’ en begint te huilen. Dan verman ik me. Ik noem hem bij de naam en zeg: ‘Je loopt nu met me mee naar de kamer. Daar kun je rustig worden. Ik loop met je mee.'

Hij komt in beweging, loopt sloffend voor me uit. Snikkend, vuisten nog steeds gebald. In de kamer ploft hij op een stoel. Tranen lopen over zijn wangen. Hij wendt zijn gezicht af. Ik zie dat hij kalmeert en zeg hem dat ik in de keuken een glas water voor hem ga halen. Hij knikt. Zegt niets.

In de keuken tref ik een collega. Hij ziet dat ik onder de indruk ben. 'Ik ben hem kwijt', vertel ik hem. Ik merk dat het mij raakt. Ik vertel hem wat er gebeurd is. Dan krijg ik een vermaning. 'Je bent hem niet kwijt. Juist niet. Je komt te dicht bij hem.' Hij legt me uit hoe het werkt voor deze jongen.

Danny heeft geen thuis. Iedere dag is het voor hem een verrassing of en door wie hij van school wordt gehaald. De ene keer een tante, de andere keer een neef, een bekende, soms niemand... Dat vormt een kind. Negatief. Iedere dag weer krijgt hij de boodschap dat hij niet gewenst is. Niet de moeite waard is om thuis te komen. Hij is zijn ouders tot last. Dan maar naar een tante. Die het graag doet, maar soms liever niet, want hij wordt steeds onhandelbaarder.

Danny heeft alle reden om boos te zijn. Een kind zonder thuis, vervuld met afwijzing, kent weinig plezier. Negatieve emoties overstemmen de positieve. Terwijl dit bij kinderen omgekeerd hoort te zijn.

Normaliter leer je kinderen met tegenslagen omgaan. Deze kinderen leven in tegenslag en moeten leren omgaan met positieve gevoelens. Die zijn beangstigend. Het ervaren van prettige gevoelens is bedreigend. Want die kunnen je afgenomen worden. En wat doe je dan? Dan zorg je dat je net iets eerder bent. Dan heb je daarover in ieder geval controle.

Dat wordt ook wel destructief gedrag genoemd. Je ziet het bijvoorbeeld bij kinderen met hechtingsproblemen of bij ODD. Zij handelen uit onmacht: Wordt het te leuk? Te gezellig, prettig, fijn? Dan maken we het kapot. Want dan hoef ik niet de pijn te voelen als een ander het van me afneemt, me in de steek laat.

En dat is wat er bij Danny gebeurde. Die middag met de dominostenen. De onzekerheid over wie hem ophaalt in combinatie met het applaus van de klas. Het werd hem te veel. Hij kon er niet mee omgaan. Dus liep hij weg. Dan komt ook nog zijn juf achter hem aan. De juf die hem begrijpt, waarbij hij zich meestal veilig voelt.

Als ze maar niet te dichtbij komt. Want dat voelt niet fijn. Zo dadelijk gaat ze weer weg. Want niemand wil me toch?! En als ik het dan toch verpest dan verpest ik het liever maar helemaal. Ik jaag iedereen en alles om me heen weg. Ik ben het toch niet waard. Dag allemaal. Bekijk het maar. Ik schreeuw en scheld en dreig met mijn vuisten. Ga weg! Laat me met rust!
Dat werkt altijd, maar wat word ik er verdrietig van. Ik wil dit niet. Maar wat wil ik wel?


Ik loop terug naar de kamer. Het glas met water geef ik hem aan. Hij zegt dank je wel. Neemt een slok.
Hij kijkt vermoeid. Emoties kosten veel energie. ‘Sorry juf’. Hij kijkt me niet aan. Het lijkt alsof hij zich schuldig voelt. Dat wil ik niet. Daar is geen enkele reden voor. Schuld is funest voor een kind.

Danny en ik praten samen over de domino. Dat hij zo mooi omver ging. Hij kan niet vertellen waarom hij plotseling zo boos werd. ‘Dat heb ik best vaak juf. Maar eigenlijk wil ik dat niet.' Ik vertel hem dat ik het begrijp en dat meen ik. Ik zeg hem dat we weer opnieuw beginnen samen. En daarin zit de kracht. Kinderen niet wegsturen, maar samen het probleem oplossen. Boze buien doorstaan en niet opgeven.

Wat er ook gebeurt, we beginnen iedere keer weer opnieuw. Zonder oordeel, zonder verwijt. Wij zijn de volwassenen. Kinderen moeten leren dat ze op volwassenen kunnen rekenen. Al is het nog een lange weg... Maar als we die samen met de kinderen begaan, leidt hij vast naar betere tijden.

Drs. Martine Huurman is leerkracht geweest, locatiedirecteur, intern begeleider en behandelcoördinator in het speciaal onderwijs voor kinderen met (ernstige) gedragsproblemen. Ze werkt nu vanuit haar eigen organisatie Streep.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief