Wat we missen in digitaal onderwijs? De wrijving, de traagheid, de tussentijd, kortom de ontmoeting tussen mensen.
17 juni 2020
In haar lectorale rede in januari uitte Hester IJsseling haar zorg dat het onderwijs ten prooi dreigt te vallen aan de ‘waan dat we uiteindelijk alles in nullen en enen kunnen vangen’. Want, stelt Hester, ‘Tussen de nullen en enen zit nóg iets: de ziel.’ Ze pleit ervoor in de omgang met leerlingen meer op ons hart en niet alleen op ons hoofd te vertrouwen. Remco Pijpers interviewde Hester over hoe zij aankijkt tegen ‘verbinding’ in een tijd van afstand, waarin lesgeven via digitale middelen steeds gewoner wordt.
Dit interview komt van de site van Van Twaalf tot Achttien, waar het werd gepubliceerd op 15 juni onder de titel 'Afstand en nabijheid in de digitale les'.
Remco Pijpers: Hester, waarin zit volgens jou de verbinding tussen leraar en leerling?
“Verbinding heeft voor mij te maken met of je het gevoel hebt elkaar nabij te zijn; als juf, meester, kinderen, docenten, studenten. Het heeft te maken met hoe je de ruimte ervaart waarin je elkaar ontmoet. Ons onderwijs speelt zich af in allerlei ruimtes, in scholen, klaslokalen, op gangen, trappen en schoolpleinen. Tot voor kort was dat zo vanzelfsprekend dat we het nauwelijks opmerkten. Door de pandemie dringt het zich plotseling aan ons op. De plek waar we lesgeven blijkt opeens meer dan een louter geometrische ruimte. Ze is vervuld van allerlei betekenissen. Afhankelijk van die betekenissen voelen we ons dichtbij of ver weg. Nu we afstand moeten houden, merken we dat de anderhalve meter niet enkel maar een meetgegeven is, maar dat die ook op ons gemoed werkt, onze binnenruimte.”
Digitale technologie heeft juist een virtuele ruimte gecreëerd.
“Steeds vaker ontmoeten we elkaar daar. Daar is het net alsof we geen ruimtelijke wezens zijn. Alle ontwikkelingen in de digitale revolutie lijken erop gericht, ons het gevoel te geven dat we lichaamloos zijn, door iedere frictie, iedere vertraging en iedere afstand weg te nemen. Touchscreens, almaar snellere internetverbindingen en onmiddellijke toegang tot een gestroomlijnde replica van schijnbaar alles en iedereen - al die ontwikkelingen werken de illusie van lichaamloosheid in de hand. Miriam Rasch schreef daar een mooi boek over, met de veelzeggende titel Frictie.”
En dat brengt een onbehagen met zich mee?
“Nu we door de pandemie in belangrijke mate tot digitale communicatie veroordeeld zijn, ondervinden we aan den lijve dat er iets aan schort. Toch vraag ik me af of dat alleen met de fysieke afstand te maken heeft. In de achttiende eeuw schreven mensen elkaar brieven die er soms weken over deden en die toch een gevoel van verbondenheid meebrachten. Om verbondenheid te ervaren, hoef je niet per se bij elkaar in dezelfde ruimte te zijn. We kennen allemaal de ervaring dat je ook vlak naast elkaar een peilloze afstand kunt voelen. Ik denk dat het onbehagen komt doordat digitale middelen miskennen wat wezenlijk is voor het menselijk bestaan - de wrijving, de traagheid, de omweg, de tussentijd, de bijkomstigheid. Dat zijn de dingen die we nu missen.
Al die tijd dat we online zijn, blijven we nog steeds maar één mens met één begrensd lichaam, een ruimtelijk wezen in een fysieke ruimte. Ik bèn niet samen met mijn klas in cyberspace; ik ben in mijn huis, alleen tegenover een beeldscherm, een apparaat van glas, metaal, kunststof, elektronica. Er is geen seconde tijdverschil, beeld en geluid zijn van optimale kwaliteit, en toch voel ik geen verbinding. Ik zie niet de glinstering in iemands ogen of een afwezig staren, ik kan geen hand op een schouder leggen om een ontmoedigde te bemoedigen of een onverschillige te interesseren. Ik kan geen blik van verstandhouding werpen en geen kwartje zien vallen. Ik voel geen warmte, ik ruik niks, ik proef niks. Het is fijn dat digitale technologie het mogelijk maakt elkaar te bereiken wanneer we elkaar niet in het echt kunnen zien, maar het is een uitdaging om daarin sporen van verbinding terug te vinden. Daarvoor moeten we goed luisteren naar ons lijf, onze binnenruimte. Wanneer voelen we, ook in de virtuele ruimte, dat we elkaar nabij zijn? Wanneer voelen we ons ver weg?”
Sociale verbondenheid is cruciaal voor de intrinsieke motivatie van een kind, wordt gezegd. Kijk jij daar ook zo tegen aan?
“Verbondenheid is als je het mij vraagt iets wat er altijd al is, en waar je je voor open kunt stellen of voor afsluiten. Als ik de klas in ga heb ik bepaalde verwachtingen, en ook de leerlingen hebben elk hun verwachtingen. Tijdens de les heeft ieder zijn eigen perspectief op wat daar gebeurt, en achteraf kijkt iedereen op zijn eigen manier op de les terug. Een leraar is een mens van vlees en bloed, gesitueerd in plaats en tijd, die een levensgeschiedenis, een cultuur, een maatschappelijke status met zich meedraagt en die juist deze ochtend in een heel bepaalde stemming is vanwege voorafgaande gebeurtenissen, de weersgesteldheid, de sfeer in het lokaal enz. Hetzelfde geldt voor de leerlingen. Dat weefsel van al die verschillende en vloeibare perspectieven en sferen - dat alles bij elkaar is de onderwijspraktijk waarin ik als leraar te handelen heb. Dat gaat over verbondenheid op existentieel niveau. Of de initiatieven die ik in dat samenspel neem - de nieuwe draadjes die ik aan dat weefsel wil toevoegen - worden opgepakt, dat is het waagstuk van de pedagogiek, dat ik als persoon met hart en ziel heb aan te gaan, wil er ook maar iets van terecht komen. Dat te beseffen is van belang voor hoe we ons tot onze leerlingen verhouden. Die relaties tussen al die verschillende mensen, die zijn er al. De vraag is, in hoeverre onze leerlingen die relaties als uitnodigend en prikkelend ervaren, of als oordelend en gesloten.”
Onder invloed van de pandemie is de rol van digitale technologie in het onderwijs in korte tijd enorm toegenomen. Hoe ervaar jij dat?
“Het lijkt misschien alsof het ons overkomt en niet anders kán dan zoals het nu gaat. Maar voordat we vergezichten schetsen over wat er allemaal mogelijk is en hoe we bijvoorbeeld het onderwijs naar een digitale omgeving kunnen verplaatsen, zou ik willen teruggaan naar het hier en nu: wat gebeurt er nu in deze klas, met dit kind en met mij, onder invloed van de keuzes die ik nu maak? Wat vraagt deze situatie van mij? We zouden ook kunnen aanvaarden dat we elkaar een tijdje niet kunnen ontmoeten, elkaar lange brieven schrijven, veel lezen en spelen en onze tuin verzorgen, totdat we elkaar weer kunnen ontmoeten. Ik zou willen pleiten voor een vertragingsagenda in plaats van een versnellingsagenda.”
Je pleit voor bezinning. De alomtegenwoordigheid van digitale technologie vergroot de roep om de ‘ict-bekwaamheid’ van de leraar. Hoe verhoudt die zich tot bezinning en pedagogische professionaliteit?
“Pedagogische professionaliteit hangt samen met de betrokkenheid van leraren bij de zoektocht van kinderen om hun weg te vinden in de wereld. Dat is een opgave die ieder mens zelf op zich moet nemen, maar zeker aan het begin hebben kinderen mentoren nodig. Volwassenen die hen echt zien, die luisteren en een eindje met ze oplopen, met vertrouwen in hun mogelijkheden en onmogelijkheden. Leraren die een uitnodigende, prikkelende ruimte scheppen en interessante dingen aandragen.
Om behalve ict-bekwamer ook ict-wijzer te worden, hebben leraren ruimte nodig voor bezinning op wat ze in de onderwijspraktijk meemaken. Wat gebeurt er met mij en met de kinderen als ik deze tool inzet? Wat staat daarin op het spel? Wat is daarin mijn verantwoordelijkheid? Het is goed om dat samen met anderen te doen, van anderen te horen wat zij meemaken en je in elkaars situatie te verplaatsen. In de publicatie Waarden Wegen (2020) van Kennisnet wordt een aanzet gegeven tot die ethische bezinning, specifiek met betrekking tot kwesties rond digitalisering. Eén voorbeeld daaruit. Via een app kan ik de woedeuitbarstingen van een licht ontvlambare leerling zien aankomen voordat de bom barst. De vraag is: wat doet het met dat kind? Reduceer ik hem met die app tot een object met een mankement? Passeer ik hem zo niet als persoon, als vrije mens? Schept deze handige tool een verwelkomende ruimte waarin dit kind zijn mogelijkheden kan ontdekken, of sluit ik de ruimte af waarin hij me nog kan verrassen? Je kunt daarover in het algemeen van alles zeggen, en dan lijkt het niet zo heel moeilijk om een standpunt in te nemen. Maar om echt goede, betekenisvolle afwegingen te kunnen maken, is het van belang om stil te staan bij een concrete situatie waarin een concrete leraar en een concrete leerling met elkaar te maken krijgen. Wat gebeurt daar? Pas als je heel sterk inzoomt op één casus, sámen met de leraar die ‘m inbrengt – pas als je als het ware ‘op bezoek gaat’ in de situatie van die ander - krijg je zicht op de oneindige complexiteit van die situatie, en hoe moeilijk het is te beoordelen wat daarin het goede is om te doen. Het besef dat je als leraar telkens maar te handelen hebt in situaties die nooit eenduidig en voorspelbaar zijn – dat behoort wat mij betreft tot de kern van pedagogische professionaliteit. Dat helpt je bescheiden en open te zijn.”
Welke rituelen moeten we koesteren, en hoe kan een leraar of schoolleider dat praktisch gezien doen?
“Vóór alles zouden we moeten koesteren dat leraren en kinderen elkaar ontmoeten, in het echt. Laat alsjeblieft niemand bedenken dat we voortaan wel zonder kunnen, dankzij digitale technologie. Wat we nu meemaken is het tijdelijke abnormaal, niet het nieuwe normaal. Laten we altijd ruimte openhouden om met interesse te kunnen luisteren naar wat die ander ons te vertellen heeft. Zal het ooit nodig zijn om ontmoetingen te ritualiseren? Alsjeblieft niet. Laten we er met elkaar zorg voor dragen dat het weer alledaags wordt, iets wat je niet op de agenda hoeft te zetten, maar wat ‘gewoon’ gebeurt.”
Er wordt gezegd: algoritmen kennen je straks beter dan je jezelf kent. Wat vind jij daarvan?
“In de context van ethische vraagstukken rond digitalisering wordt vaak de privacykwestie genoemd. Zelf denk ik dat daaronder een fundamenteler probleem ligt. Het probleem is niet zozeer ‘wat ze allemaal van je weten’ door je data te verzamelen, maar dat het als ‘common sense’ lijkt te worden gezien dat je niet méér zou zijn dan een verzameling data. Alsof zoiets als menselijke waardigheid geen betekenis meer zou hebben. Je echt gezien voelen - iets wat leerlingen bovenal van hun leraren waarderen - heeft niet te maken met de registratie van je eigenschappen en resultaten en de voorspellingen op basis daarvan. Je gezien voelen heeft te maken met of je leraar respecteert dat je niet te vangen bent in een profiel. Of je leraar vertrouwen heeft in het onmogelijke dat toch nog kan gebeuren. Of je leraar je bemoedigt, juist ook wanneer de data voorspellen dat het nooit veel met je kan worden.”
Hester IJsseling is sinds 2017 lector Professionaliseren met hart en ziel aan Thomas More Hogeschool in Rotterdam. Daarvoor was ze veertien jaar leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Ze promoveerde in 1997 aan de Universiteit van Amsterdam in de wijsbegeerte. In 2009 nam ze het initiatief leraren met elkaar in gesprek te brengen over hun praktijkervaringen. Zulke gesprekken vormen ook de basis van haar huidige onderwijsonderzoek.
Pedagogische gesprekken “voelen een beetje onnatuurlijk aan, ze werken verwarrend en vertragend, en dat is precies de bedoeling”, schreef ze in dagblad Trouw na haar lectorale rede in januari. Het is ”moedwillige onderbreking, om even stil te staan, in plaats van maar voort te jakkeren in de drukte van alledag, om los te komen van wat we allemaal denken te moeten weten en kunnen.”
Vragen voor een goed gesprek tussen leraren
Wat maak je mee als je tool x inzet in je klas?
Wanneer voel je je – bij het gebruik van tool x - dichtbij, wanneer ver weg?
Wat voel je in je lijf – welke fysieke gewaarwordingen heb je - tijdens en/of aan het eind van een digitale les?
In hoeverre voelen je leerlingen zich geprikkeld om een actieve bijdrage te leveren aan de les, wanneer je met tool x werkt?
Waar maak je dat uit op?
Wat staat daarin voor jou op het spel?
Wat zie je als jouw verantwoordelijkheid daarin?
Tot welke verrassende ontdekking ben je gekomen tijdens het gebruik van tool x, met betrekking tot het contact met je leerlingen?
Wat betekent in jouw ogen een leerling ‘echt zien’?
Waar is dat wel eens gelukt in een digitale omgeving?
Waar is dat wel eens gelukt in real life?
Waarin zit ‘m voor jou het verschil?
Tot welke verrassende ontdekking ben je gekomen tijdens het gebruik van tool x, als het gaat om de mate waarin je les óverkwam?
Wat wil je je leerlingen bovenal meegeven?
Waar is je dat wel eens gelukt in een digitale omgeving?
Waar is dat wel eens gelukt in real life?
Waarin zit ‘m voor jou het verschil?
Vragen voor een goed gesprek met leerlingen
Hoe vind je het, als op school tool x wordt ingezet?
Wanneer voel je je – bij het gebruik van tool x – betrokken, wanneer niet?
Wat voel je in je lijf – welke fysieke gewaarwordingen heb je – voor, tijdens en/of aan het eind van het volgen van een digitale les?
In hoeverre voel je je uitgenodigd om een actieve bijdrage te leveren aan de les, wanneer met tool x wordt gewerkt?
Wat helpt daarbij?
Wat werkt belemmerend?
Tot welke verrassende ontdekking ben je gekomen tijdens het werken met tool x, met betrekking tot het contact met je leraar en klasgenoten?
Wanneer voel je je ‘echt gezien’ door een leraar?
Waar heb je dat wel eens ervaren in een digitale omgeving?
Waar heb je dat wel eens ervaren in real life?
Waarin zit ‘m voor jou het verschil?
Tot welke verrassende ontdekking ben je gekomen tijdens het werken met tool x, als het gaat om de mate waarin de les echt bij je binnenkwam?
Waar heb je dat wel eens ervaren in een digitale omgeving?
Waar heb je dat wel eens ervaren in real life?
Waarin zit ‘m voor jou het verschil?
Verwerkingsopdracht voor beide groepen
Zet na afloop van het gesprek één specifieke eigen ervaring op papier, zo concreet mogelijk; wissel vervolgens met je buur uit en ga ‘op bezoek’ in de situatie van je buur. Als dat niet meteen lukt, stel de ander dan vragen die je helpen je beter te kunnen verplaatsen.
Wat betekent deze situatie voor jou?
Deel met elkaar de verschillen tussen jouw perspectief en het perspectief van de ander.
Probeer samen tot een antwoord te komen op de vraag wat de situatie betekent, zonder onderlinge verschillen uit te wissen.
Dit interview werd op 15 juni gepubliceerd op de site van Van Twaalf tot Achttien. Het is overgenomen met toestemming.
Hester IJsseling is lector Professionaliseren met hart en ziel aan de Thomas More Hogeschool in Rotterdam.
Remco Pijpers is strategisch adviseur digitale geletterdheid bij Kennisnet, waarvoor hij onder andere de podcastserie ‘Onder pedagogen’ maakt. Hij is mede-auteur van 'Waarden Wegen. Een ethisch perspectief op digitalisering in het onderwijs'.
Reacties