Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Verslag Onderwijsavond Jaap Versfelt: 'Onderwijs iedere dag een beetje beter'

29 januari 2021

Als derde spreker in de reeks Onderwijsavonden over ‘de pedagogische opdracht in het onderwijs’ bracht Jaap Versfelt ons op 20 januari bij het thema van de schoolcultuur. Als oprichter van de stichting LeerKRACHT probeert Versfelt het onderwijs met zijn kennis als oud-directeur bij organisatieadviesbureau McKinsey te helpen om het ‘iedere dag een beetje beter’ te maken. Hoewel pedagogen en onderwijskundigen graag stil staan bij alle onderwijsprocessen, leervraagstukken en de pedagogische relaties in de onderwijspraktijk, stelde Versfelt dat er te weinig aandacht is voor de onderwijsorganisatie. Een verslag van Fabian Vlastuin, masterstudent Filosofie en Pedagogische Wetenschappen en stagiair bij NIVOZ.

Zoals elk goed verhaal begint, begint het meestal met verhalen van anderen. Versfelts vrouw ging op haar 46e de Pabo doen en in dat kader deed ze onderzoek naar hoe pabostudenten hun eigen onderwijs ervoeren. Waarbij de ‘leidinggevenden’ en ‘managers’ al te blij waren met docent Video-Jan, leidde deze technologische afkalving van het leraarschap tot minder blije studenten. Toen Versfelts vrouw met de bevindingen van haar onderzoek naar haar bestuurder stapte, wachtte niet alleen hij haar op, maar ook de advocaat van de man. Deze ervaring, dat de Pabo niet blij was met onderzoek dat hen kon helpen het onderwijs beter te maken, gaf Versfelt de motivatie om zijn baan als directeur bij McKinsey op te geven en een stichting op te richten die scholen actief helpt om de onderwijskwaliteit te verbeteren.

Weinig vertrouwen in de cijfers
Bij voorbaat verontschuldigde Versfelt zich voor een erg cijfermatige onderbouwing voor zijn verhaal, maar dit gaf daarentegen een helder en gedetailleerd beeld van hoe Versfelt te werk gaat op de scholen die de begeleiding van stichting LeerKRACHT hebben ingeroepen: op basis van veel onderzoek. In enkele dia’s nam Versfelt ons mee in hoe het Nederlandse onderwijs volgens de internationale lijstjes (PISA) te boek staat en hij trok daar verschillende conclusies uit, zowel positieve als negatieve. Waarbij sommige zaken (leesvaardigheid; bron onderzoek functioneel analfabetisme) significant achteruit zijn gegaan, valt het internationaal gezien ‘redelijk’ mee volgens Versfelt. Een essentiële en schadelijke verandering heeft zich wel voltrokken: de gelijkheid tussen kinderen van laagopgeleide- en hoogopgeleide ouders is behoorlijk toegenomen.

Dat dit probleem urgent is onderstreept Versfelt met onderzoeken van het CBS waarbij de verschillen op langere tijd ook meespelen. De verschillen tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden resulteren in 1) grote verschillen tussen inkomens, 2) grote verschillen van arbeidsparticipatie maar ook verschil in 3) geluk en 4) levensverwachting. Laagopgeleide Nederlanders worden daardoor, naast dat zij meer geplaagd worden door werkloosheid en een laaginkomen, gemiddeld minder oud en voelen zich minder gelukkig. Laagopgeleiden leven gemiddeld vijftien jaar korter in gezondheid dan hoogopgeleiden!

Een eerste verklaring komt aan bod in de ‘bekende’ documentairereeks Klassen, waarbij de verschillen tussen schoolklassen (na de CITO-advies) ook de verschillen in de sociale klassen bepalen en vice versa. Er is door deze ontwikkeling minder sociale mobiliteit. De achtergrond van de kinderen doet ertoe en is zeer bepalend voor waar een kind terechtkomt. Een kind met laagopgeleide ouders heeft een behoorlijk kleinere kans om te stijgen op de sociale ladder via het onderwijssysteem dan een kind van hoogopgeleide ouders.

Een andere verklaring die Versfelt aandraagt, en die binnen het onderwijsdebat minder belicht wordt is de achtergrond van de school, of beter gezegd: de locatie van de school. Versfelt toont met duidelijke cijfers aan dat Nederland het meest segregeerde onderwijsklimaat heeft op schoolniveau wereldwijd.[1] Dat wil zeggen dat de verschillen tussen de ‘beste’ scholen (lees: met hoogste onderwijsresultaten), het meest verschillen van de ‘slechtste’ scholen (lees: wederom onderwijsresultaten). En dit brengt Versfelt bij hetgeen waar hij het deze Onderwijsavond over wil hebben: organisatie van het onderwijs op schoolniveau

Een goede leraar in een goede organisatie
Goed onderwijs kan enkel gerealiseerd worden door goede leraren, dat staat buiten kijf. Versfelt liet zien dat een goede leraar naast tijdens de schooltijd van een leerling (korte termijn) ook sterk invloed heeft op de rest van het leven van het kind. Om als leraar goed onderwijs te kan geven moet hij samenwerken met zijn leraren, leidinggevende en andere betrokkenen. Dit is het aspect waar Versfelt zich met stichting LeerKRACHT dan ook op richt: de onderwijsorganisatie.

Een verbetercultuur helpt het onderwijs de onderwijskwaliteit structureel te verbeteren. Dat vereist een totale omslag van de onderwijscultuur- en organisatie volgens Versfelt. In een verbetercultuur werkt het lerarenteam en de schoolleiding intensief samen om van elkaar te leren en het onderwijs elke dag verder te verbeteren. Deze verbetercultuur staat haaks op een cultuur waar krachtige interventies, zoals cursussen of leergangen, in een kort tijdbestek veel verbetering vraagt. De onderwijsinspectie (en ook adviesbureau McKinsey)[2] stelt dat deze vorm van onderwijsorganisatie effectiever is om hogere leerresultaten te bereiken.

Binnen de verbetercultuur wordt ook veel gevraagd van de schoolleider. Hoewel Nederlandse schoolleiders (helaas) veel bezig zijn met administratie en vergaderen – en weinig aan lesgerelateerde zaken – moet de schoolleider zich meer toeleggen op de verbetercultuur en meer betrokken bij de onderwijspraktijk, aldus Versfelt.

‘Elke dag samen een beetje beter’
Versfelt licht het credo van de verbetercultuur toe. Waarom elke dag? Omdat er dan structurele verandering kan worden bereikt. Waarom samen? Omdat we samen meer en beter leren. Waarom een beetje beter? Omdat het bereikbaar wordt om het onderwijs structureel te verbeteren. Dit credo moet centraal staan in de mindset van de leraar binnen een verbetercultuur: hij is bereid om met kleine stapjes tevreden te zijn, maar zet steevast door met zijn verbeterende onderwijspraktijk.                            
Hiervoor is ten eerste een gemeenschappelijke (samen) ambitie nodig, dat samen wordt geformuleerd en wordt uitgerold in een gezamenlijk lesontwerp. Ten tweede een duidelijke verbeterritmiek (elke dag een beetje), waarbij leraren bij elkaar op bezoek komen in de les en elkaar feedback geven. Tot slot is ‘retrospectiviteit’ (terugkijken, reflecteren) noodzakelijk om binnen deze ritmiek continu kritisch terug te kijken naar de onderwijspraktijk om deze te verbeteren.

Voorwaarden voor een verbetercultuur
Om daadwerkelijk ‘elke dag een beetje beter’ te kunnen worden moet de organisatie daarvoor zijn ingericht. Versfelt leidt de toehoorder door een stukje veranderkunde en beschrijft vier voorwaarden hiervoor. Allereerst moet er draagvlak zijn in het lerarenteam om een verbetercultuur in te voeren en ambitie om hierdoor het onderwijs te verbeteren (overtuiging). Ten tweede moeten er binnen de organisatie bepaalde vaardigheden aanwezig zijn zodat deze gezamenlijke ambitie effectief kan worden nagestreefd (vaardigheden). Hiervoor noemt Versfelt coach-vaardigheden en doorzettingsvermogen. Vervolgens blijft de schoolleider niet buitenspel en is deze betrokken en laat voorbeeldgedrag zien binnen zijn/haar organisatie. Tot slot vraagt dit ook veel van de systemen en de processen binnen een school, er moet immers tijd zijn om deze processen en systemen anders in te richten.      

Een punt dat Versfelt nogmaals benadrukt is het aspect samen. Het is opvallend dat de Nederlandse onderwijscultuur weinig open is, leraren kijken nauwelijks bij elkaar in de klas en schoolleiders zijn weinig betrokken bij de daadwerkelijke les. Dat het Nederlandse leraarschap een solitair beroep is zorgt voor extra werkdruk zegt Versfelt. In het onderzoek van het zeer beroemde en bekende gedragswetenschappelijke duo Ryan & Deci is gebrek aan relatie ook een van de hoofdoorzaken van werkstress.[3]                                

Pedagogische implicaties – door Luc Stevens
Om het prachtige verhaal over de onderwijsorganisatie van Versfelt richting de pedagogische kern van het NIVOZ te trekken werd aan oprichter van het NIVOZ, Luc Stevens, gevraagd om een nawoord te geven.

Binnen de ambitie van de verbetercultuur is het noodzakelijk om constructief te reflecteren op de pedagogische opdracht die de school dient te vervullen. Dit valt samen met het begrip ‘mijn school’, stelt Stevens. Mijn school staat voor de gemeenschap dat zich het fysieke gebouw omspant en waarbinnen het onderwijs wordt gegeven en georganiseerd. In deze gemeenschap dienen leraren, leerlingen, schoolleiders en ouders zich kwetsbaar op te stellen om te kunnen bouwen aan een versterking van deze gemeenschap.

Daarbij is het van belang om de rol van de leraar scherp voor ogen te hebben. De leraar is geen uitvoerder, maar oefent een vak uit, het is een kunst. Dit is waarom het van belang is dat de leraar autonoom is, maar dat betekent niet dat hij zichzelf solitair dient op te stellen, zoals Versfelt ook al opmerkte. De leraar moet leren van zijn medeleraren, ze zijn samen onderdeel van de gemeenschap dat ‘hun school’ vormt. Zijn professionele identiteit omvat zowel een vakdidactische als pedagogische dimensie en wordt gevormd rondom de pedagogische opdracht dat hij heeft te vervullen.                  

Tot slot moet binnen deze gemeenschap de permanente reflectie op deze pedagogische opdracht worden gewaarborgd, zoals Versfelt ook onder de term ‘ritmiek’ benoemde. Een structureel gesprek moet gevoerd worden over wat goed onderwijs is en hoe dat onderwijs er uit moet zien. Hieruit ontstaan gedeelde waarden en een waarlijk schoolethos. De houding van de gemeenschap van ‘mijn school’ – hoe gaan we met elkaar hier om en wat vinden we belangrijk – is het fundament van de morele, pedagogische institutie dat de school is. En dit is het appèl waarop gereageerd moet worden: ‘wat wordt er van ons als leraren gevraagd?’             

Met deze woorden sloot Luc Stevens de derde Onderwijsavond af in de reeks. De eerstvolgende Onderwijsavond is op 14 april en wordt gegeven door Bas de Gaay Fortman.

Op de terugblikpagina van de avond is de PowerPoint van Jaap Versfelt te downloaden als achtergrondinformatie.
 

Referenties:

[1] Zie Staat van het Onderwijs 2017: pg. 16-17

[2] Een verstevigd fundament voor iedereen Een onderzoek naar de doelmatigheid en toereikendheid van het funderend onderwijs (primair en voortgezet) – McKinsey (april 2020)

[3] Ryan & Deci, University of Rochester (oorzaken van werkstress, 2000)

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Rob Kickert
3 jaar en 2 maanden geleden

Mooi stuk, en inderdaad een stuk duurzamer om steeds een beetje te veranderen dan ineens heel veel.
1 essentiële typefout vrees ik, in deze zin:
Een essentiële en schadelijke verandering heeft zich wel voltrokken: de gelijkheid tussen kinderen van laagopgeleide- en hoogopgeleide ouders is behoorlijk toegenomen.

Dit klinkt niet als zoiets slechts namelijk ;-)

Login of vul uw e-mailadres in.


Jeannette Kraij
3 jaar en 2 maanden geleden

Moet het doel 'hogere' leerresultaten zijn? Wat wil je met onderwijs bereiken? Wat heeft een leerling nodig om in zijn of haar kracht te komen staan, om volledig tot bloei te kunnen komen? In het onderwijs zijn docenten onmisbaar; alleen in welke rol?

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief