Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Verbindend gezag

16 december 2022

Ik was net klaar met de pabo en dacht bij mezelf: dát ga ik wel even doen. Dat invallen. Juf zijn.’ Hester IJsseling gaat met collega’s van het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel (Thomas More Hogeschool) op zoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk – ook wel, de ‘ziel’ van het onderwijs. Wat verstaan we daaronder en wat vraagt dat van ons? Deze keer docent-onderzoeker Marjon de Boer-Bruggink (als buitenlid aan het lectoraat verbonden vanuit Iselinge Hogeschool) over verbindend gezag.

Dan ben ik morgenochtend bij jou in de klas”. Zo sprak de schoolleider van de basisschool waar ik twee dagen zou invallen. Ik was net klaar met de pabo en dacht bij mezelf: dát ga ik wel even doen. Dat invallen. Juf zijn. Alle studiepunten waren immers behaald: alle werkstukken uitgewerkt, alle toetsen getoetst, alle stages doorlopen en alle portfolio’s volgeschreven. En dan, dan ben je juf. Ik was er klaar voor, zo was mijn stellige overtuiging.

 

De aankondiging van de schoolleider kwam voort uit een kort evaluatiegesprek aan het einde van invaldag één. Hoe het was gegaan? Tsja. Heel eerlijk: de dag in groep 4 was lang, vermoeiend en verwarrend geweest. In ieder geval voor mij. De kinderen hadden geen boodschap aan me, zo leek het. Ik deed er niet toe. Ze luisterden niet. Het was chaotisch. Ik drong niet door. Ik was hun juf niet. Dat werd me wel duidelijk.

Door deze ontregelende ervaring was ik ineens niet meer zo zeker van mijn zaak. Was ik er wel klaar voor om juf te zijn? Kon ik het eigenlijk wel? Ze zou komen kijken, zei ze. Kijken hoe ik het verkeerd aanpak, dacht ik. En dan hoef ik hier niet meer te komen invallen.

Nadat ik mijn tas en moed bij elkaar had geraapt, fietste ik naar huis. Daarna kon ik alleen nog maar denken aan goede tips en trucs om het veel beter aan te gaan pakken, op dag twee. Wat had ik daarover ook alweer geleerd, geschreven en hoe had ik daarop gereflecteerd? Wat moet je dan doen? En wat werkt dan écht goed, in zo’n situatie?

De volgende morgen kwam de schoolleider bij me in de klas. En nog voordat ik kon beginnen met mijn zorgvuldig gekozen interventies, ging ze zitten en sprak met warme, krachtige stem: “Jongens en meisjes van groep 4. Juf Marjon en ik willen wat bespreken. We hebben namelijk gemerkt dat het gisteren niet zo goed ging in de klas. Dat kan gebeuren. Maar, juf Marjon en ik weten ook dat jullie ontzettend goed kunnen werken. Juf Marjon en ik gaan er dan ook vanuit dat het vandaag een stuk beter zal gaan. Wat kunnen we daarvoor nu samen bedenken en wat zullen we daarover afspreken?”

Ik keek opzij, verbaasd en verrast. Maar vooral opgelucht. Ze kwam mij helemaal niet de maat nemen. Ze kwam de kinderen niet rechtzetten. Ze kwam vertrouwen uitspreken in de groep en in mij. In ons samen. Ze kwam mij ondersteunen en mijn gezag legitimeren. Ze stond naast me. Na wat goede ideeën van de kinderen en een kleine knipoog mijn kant op, vertrok ze vrolijk uit het lokaal en konden wij begonnen aan dag twee. Groep 4 en ik en de schoolleider. Het werd zomaar een goede dag.

Pas later, veel later, vond ik woorden die betekenis aan die ervaring konden geven. Betekenis aan wat ik dacht en voelde op dat moment. Dat gezag niet wordt vormgegeven vanuit macht, maar vanuit verbinding (Wiebenga & Faasen, 2017). En dat, vanuit horizontale autoriteit, gezag wordt gedeeld met andere gezagsdragers. En hoe je dan elkaars gezag kunt legitimeren, door er samen ín te gaan staan in plaats van dat je er alleen vóór staat. Ik denk er nog vaak aan. En dat niet-weten niet hoeft te betekenen dat je harder moet werken, beter voorbereid of beter ‘in control’ moet zijn. Maar dat er ook ruimte kan ontstaan door je te laten bijstaan en dat je vanuit daar, soms onverwacht, gewoon weer verder kunt. Zoals de schoolleider die, misschien ongemerkt, werkte vanuit verbindend gezag door als doel te hebben om de kracht van leerkrachten te versterken en een gevoel van onmacht verminderen (Bom & Wiebenga, 2017). Gewoon, door er te zijn en het samen te doen.

Marjon de Boer-Bruggink is postdoctoraal onderzoeker, lerarenopleider en onderwijskundige.

Bronnen

Bom, H. & Wiebenga, E. (2017). Met een passende attitude wordt een interventie pas waardevol, Tijdschrift voor Psychotherapie. 46(4), 276-293

Wiebenga, E. & Faasen, E. (2017). Verbindend gezag in het onderwijs, JSW, 4, 6-9

Deze blogserie is een bijdrage van het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel, een onderzoeksgroep onder leiding van Hester IJsseling, bestaande uit leraren en lerarenopleiders. Samen zijn wij op zoek naar de pedagogische dimensie van de onderwijspraktijk – ook wel, de ‘ziel’ van het onderwijs. Wat verstaan we daaronder en wat vraagt die van ons? De onderwijspraktijk kent allerlei formele structuren en modellen die houvast en overzicht geven, maar in de ervaring van alledag gebeuren aldoor dingen die onze plannen doorkruisen. Die gebeurtenissen plaatsen leraren voor de vraag: wat ga jij doen? Ze confronteren je met je uniciteit en onvervangbaarheid, als leraar en als mens. Een belangrijk aspect van pedagogische professionaliteit lijkt het vermogen af te stemmen en in te spelen op het onverwachte en onbeheersbare. In die context spreken we van een pedagogiek van onderbreking en verbinding. De komende weken geven we in een serie blogs een inkijkje in wat ons als onderzoekers aan het hart gaat.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief