Tina Rahimy spreekt op aanstaande onderwijsavond: ‘Je bent niet de regisseur van de verbinding, maar één van de actoren’
4 november 2024
Tina Rahimy spreekt op donderdag 21 november in het Rotterdamse Dokhuis tijdens de NIVOZ-Onderwijsavond rondom het jaarthema ‘Verkeerd verbonden – over hoe we elkaar weer kunnen vinden’. Aan de hand van persoonlijke verhalen neemt ze ons mee in het belang van het aanvoelen van de temperatuur in een gesprek. Als docent ben je volgens haar namelijk niet de regisseur van de verbinding, maar één van de actoren. Het begon allemaal met dat een leerling ooit tegen haar zei: ‘Je moet de temperatuur van het gesprek en de ruimte aanvoelen en als je dat niet kunt, dan ben je geen goede docent.’ In aanloop naar de onderwijsavond gingen NIVOZ-medewerkers Sabrina Alhanachi en Farida Yahyaoui alvast met haar in gesprek.
Tina Rahimy is politiek filosoof, spreker, schrijver en trainer. Ze stond jarenlang voor de klas en gaf lessen ethiek, filosofie en levensbeschouwing. In haar boek Verborgen Verhalen: over leermeester en inspiratoren (2019) gebruikt ze haar persoonlijke verhaal om te laten zien hoe attitude cruciaal is in het onderwijs.
Geïnteresseerd? Bestel hier je ticket.
Datum: 21 november 2024
Tijd: 19.30-21.30 uur
Locatie: Dokhuis, Doklaan 10, Rotterdam
De onderlegger van de reeks onderwijsavonden, waar de onderwijsavond die jij gaat verzorgen onderdeel van uitmaakt, is het thema ‘Verbinden'. Wat is verbinding voor jou en wat is het in de context van onderwijs?
“Op zichzelf is ‘verbinding’ niks. Het is een gegeven. Je staat altijd in verbinding met iets of iemand, simpelweg omdat je ergens onderdeel van bent. Je bent altijd een midden tussen het één en het ander. De vraag is wat je met die verbinding doet, hoe je jezelf ertoe verhoudt, hoe je ermee werkt en wat voor betekenis je het geeft. Verbinding is dus een gegeven en een werkwoord tegelijk.
Dat is in het onderwijs niet anders. Ook daar heb je als docent iets te doen om jezelf op een verbindende manier tot je studenten te verhouden. Het is daarbij belangrijk om je bewust te zijn van de gelaagdheid van verbinding. Wat zie ik? Wat voel ik? Wat ervaar ik? Van daaruit kun je als docent instappen, maar dan niet als regisseur van de verbinding. Als docent ben je ook één van de actoren.”
Voor de onderwijsavond heb je gekozen voor de titel ‘Temperaturen van spreken: over ambigue leermeesters en onloochenbare inspiratoren'. Deze titel spreekt niet per se voor zich. Wat bedoel je met ‘temperaturen van spreken’ en het aanvoelen daarvan?
“Ik vroeg mijn studenten een keer wat de ideale docent is. Ik vroeg ze wat elke docent moet hebben of kunnen. Ze gingen met elkaar in discussie en kwamen met allerlei termen, zoals aardig, streng en slim. Eén van mijn studenten had de gewoonte zich op de achtergrond te houden om aan het eind van de les zijn inbreng te geven. Zo ook deze keer. Hij overrompelde me enigszins door te zeggen dat elke docent moet kunnen ‘aanvoelen'. ‘Ik was destijds helemaal niet van het voelen en al zeker niet in de klas. Ik vroeg hem dan ook: ‘Aanvoelen? Wat aanvoelen?’ Hij antwoorde: ‘De temperatuur. Je moet de temperatuur van het gesprek en de ruimte aanvoelen en als je dat niet kunt, dan ben je geen goede docent.’
Je moet de temperatuur van het gesprek en de ruimte aanvoelen
Soms moeten uitspraken of gebeurtenissen verteren voordat je er echt betekenis aan kunt geven. Zo ook deze. Weken na dit gesprek stond ik voor de klas met een grondig voorbereide les. Ik was ervan overtuigd dat het een fantastische les zou worden. Vol energie en met een geweldige strakke PowerPoint begon ik de les, maar hoe langer ik daar mijn verhaal stond te doen, hoe nietszeggender de studenten voor zich uit staarden en hoe schaapachtiger ze aantekeningen maakten. Ik voelde aan alles: de les slaat totaal niet aan. En tegelijkertijd het besef: dit is wat die student bedoelde met het aanvoelen van de temperatuur.
Als docent kun je in zo’n situatie halsstarrig de les voortzetten omdat deze nu eenmaal op deze manier is voorbereid, maar je kunt ook onderzoeken wat ervoor nodig is om met de les daadwerkelijk aan te sluiten bij je studenten. Ik koos voor het tweede en zei tegen mijn studenten dat ik echt mijn best had gedaan om een leuke en interessante les te bedenken, maar dat het niet lijkt aan te komen. Ik vroeg: ‘Hoe gaan we dit doen?’ Ik zag ze direct opleven. We werden op dat moment samen eigenaar van de les. Dat leerde mij dat als je als docent met een volledig uitgedacht plan de les binnenkomt, je IQ al het werk al heeft gedaan. Hierdoor ga je niet meer voelen.
Iedereen heeft dus een bepaalde temperatuur van spreken, ook als het spreken non-verbaal is: de studenten, maar ook jij als leraar. Je bewust zijn van je eigen temperatuur en in staat zijn om de temperatuur van je studenten aan te voelen, is essentieel voor je werk als docent.”
Je hebt het in je boek ‘Verborgen verhalen’ en straks tijdens de Onderwijsavond over ‘ambigue leermeesters en onloochenbare inspiratoren’. Wat zijn dat en hoe verhouden ze zich tot elkaar?
“Een ambigue leermeester is iemand die het kind verleidt naar het ideaalbeeld van de leermeester. Een onloochenbare inspirator is juist iemand die meebeweegt met het pad van het kind. Deze gelooft niet dat er slechts één goede manier of één goede weg is, maar dat er meerdere mogelijkheden zijn. De ambigue leraar wordt vaak geïnterpreteerd als een leraar die je niet moet willen hebben of niet moet willen zijn, maar zo zwart-wit is het helemaal niet.
Een ambigue leraar kan een hele goede leermeester zijn als het om kennis en kunde gaat. Iedereen heeft zowel een ambigue leermeester als een onloochenbare inspirator in zich, maar je kunt pas echt een onloochenbare inspirator zijn als je jezelf in de spiegel kan kijken op de momenten dat je een ambigue leermeester bent. Het gaat om bewustwording dat je alle twee in je hebt en tussen die twee een balans ziet te vinden: wanneer zet je de één in en wanneer de ander?”
In je boek heb je het over je ouders die beiden in het onderwijs hebben gezeten. Je omschrijft jezelf en je vader als een ambigue leermeester en je moeder als jouw eeuwige onloochenbare inspirator. Kun je dit toelichten?
“Mijn ouders hebben allebei voor de klas gestaan en mijn moeder is wat ik nu een onloochenbare inspirator zou noemen. Ze interacteert met de ander en die interactie vormt het startpunt voor een dialoog. Ik heb daarentegen, een beetje zoals mijn vader, een duidelijk ideaalbeeld en nodigde anderen uit in dat plaatje. Ik dacht de wijsheid in pacht te hebben en te weten wat het goede is en wat niet.
Dit kwam mede doordat ik hoogopgeleid ben, zoals men dat noemt. Wereldwijd is dat het grootste privilege dat je kan hebben en daar komt soms een bepaalde mate van zelfingenomenheid bij kijken. Deze maakte in mijn geval dat ik op momenten tijdens een les sprak over dingen waar ik helemaal geen ervaring mee had.
Alhoewel confronterend in het moment, was ik heel dankbaar toen ik hier een keer door een eerste-generatie-student op werd aangesproken. Ze zei: ‘Mevrouw, u snapt er echt niks van.’ Inmiddels was ik wat meer bedreven in het aanvoelen van de temperatuur en zag ik in dat de natuurlijke neiging van een docent om hetgeen ze zei als respectloos te beschouwen, hier niet de juiste was. Ik was degene die geen respect had getoond. Ik had het hoogste woord over kwesties waar ik het minst ervaren mee was. Dit bewustzijn van mijn eigen ambiguïteit, maakt dat ik ook de andere kant die ik in me heb steeds beter kan ontwaren en inzetten. Het blijft echter continu reflecteren, een les die mijn beide ouders me blijven meegeven.”
Je maakt duidelijk dat het als docent belangrijk is om je heel bewust te zijn van de manier waarop je jezelf met je studenten verbindt. Ondertussen verhouden studenten zich ook op allerlei manieren tot elkaar. In je boek schrijf je bijvoorbeeld over “Het dakloze kind dat het gevluchte kind beschuldigt van gelukzoekerschap, en het gevluchte kind dat het dakloze kind beschuldigt van verwend westers geluk”. Hoe heb je de brug tussen deze twee kinderen geslagen? Hoe kwam je hier tot verbinding?
“De wereld waarin we leven is extreem. Het ongewone is gewoon geworden. Deze extremiteit werkt door in de klas en zet studenten soms tegenover elkaar. Dat was ook het geval in deze situatie. Hier besloot ik aanvankelijk vanuit rationaliteit te reageren door de narigheid van hun beide situaties te benoemen en dus te erkennen. Dat deed wel iets met ze, maar het bracht ze niet dichter bij elkaar. Dat brak mijn hart, omdat de pijn die hen op afstand van elkaar plaatst tegelijkertijd een pijn is die ze met elkaar delen.
Alhoewel ik in eerste instantie niet wilde benoemen wat hun frictie met mij deed – immers ging het op dat moment niet om mij – besloot ik toch woorden te geven aan mijn eigen emotie hierin. In dat moment toonde ik mezelf kwetsbaar en dat raakte hen. Daar waar zij beiden vanuit emotie waren ingestapt, probeerde ik vanuit feitelijkheid en rationaliteit te reageren. Daarmee nam ik hun, maar ook mijn eigen gevoelens niet serieus. Pas toen ik deze wel serieus nam, lukte het om een goed gesprek met elkaar te voeren. Hoe meer je als docent pretendeert een neutraliteit te zijn in de klas, in plaats van een mens met alles wat daarbij hoort, hoe verder je kinderen op afstand plaatst.
Hoe meer je als docent pretendeert een neutraliteit te zijn in de klas hoe verder je kinderen op afstand plaatst
Hiermee is overigens niet gezegd dat alles in één gesprek valt op te lossen of dat bewustzijn en verbinding in één les ontstaan. Iemand zei ooit tegen mij: ‘Je hoofd is een racepaard en je gevoel een schildpad.’ Dingen, en vooral waardevolle dingen die echt vormend zijn, kosten tijd. Verwacht dus nooit resultaat in dezelfde les. Blijf in gesprek en blijf herhalen en wellicht ervaar je dan met een beetje geluk aan het eind van het jaar verschil.”
Een jaar in een klaslokaal vol studenten waarin allerlei excessen uit de samenleving hun doorwerking vinden kan behoorlijk lang aanvoelen. Ik kan me voorstellen dat docenten wel wat bemoediging kunnen gebruiken. Wat heeft jou bemoedigd?
“In het onderwijs gaat het vaak over grote thema's en we verwachten vaak ook dat het de grote verhalen zijn die ons motiveren. Maar het zijn wat mij betreft juist de hele kleine dingen die me blij maken en me moed geven. Laatst kwam ik in een winkel een student van tien jaar geleden tegen. Ik herkende haar wel, maar wist verder echt niets meer van haar. Toen ze me zag, begon ze mij enthousiast te roepen: ‘Mevrouw, mevrouw, ik heb een diploma!’ Daarmee begon een warm gesprek en dat moment is echt goud waard. De kleine gebaren in het onderwijs geven je zo ontzettend veel, waardoor je de grote, minder makkelijke verhalen aankan.
De kleine gebaren in het onderwijs geven je zo ontzettend veel, waardoor je de grote, minder makkelijke verhalen aankan
Maar ook een hand op je rug van een collega bemoedigt om door te gaan. Als je het met je studenten over samenwerken hebt, dan kan het niet zo zijn dat je dat als collega's onderling niet doet. Ik heb een tijd lang te veel alleen gedaan, waardoor ik op raakte. Het onderwijssysteem werkt eenzaamheid van docenten in de hand. Je moet er dus voor zorgen dat je als docent draagt en gedragen wordt. Je moet bijdragen aan collectiviteit en samen aan een gemeenschap bouwen waarin je op het ene moment degene bent die ruggensteun ervaart en op het andere moment degene bent die ruggensteun biedt.”
Onderwijsavond
Tina's verhaal laat zien hoe belangrijk het is om de verschillende temperaturen van spreken te kunnen aanvoelen en daarop in te spelen. De onderwijsavond belooft een interactieve bijeenkomst te worden, waarin de aanwezigen worden geïnspireerd om na te denken over hun eigen positie en de kracht van verbinding.
Geïnteresseerd? Bestel hier je ticket.
Datum: 21 november 2024
Tijd: 19.30-21.30 uur
Locatie: Dokhuis, Doklaan 10, Rotterdam
Reacties