Tijd voor pedagogiek deel 2: hoe doe ik het in de praktijk?
21 juni 2018
In gesprekken over pedagogisch handelen komt onvermijdelijk ook de vraag: maar hóe dan? De behoefte aan praktische aanwijzingen over hoe je nu een en ander doet in de praktijk is groot. Ook onder de studenten op de lerarenopleiding van Amber Walraven. ‘Studenten gaven aan die praktische handvatten wel erg belangrijk te vinden, en te worstelen met het rekening houden met de ontwikkeling van een leerling terwijl je er nog 30 in de klas hebt. Ook de balans tussen rekening willen houden met ontwikkeling, maar het niet willen geven van een vrijbrief voor onbeschoft gedrag kwam ter sprake.’
In een eerdere blogpost schreef ik hoe ik met studenten had gesproken over hun tijd als leerling en over de oratie van Gert Biesta. Ik vroeg ze een schema te maken in drie kolommen: wat begrijp ik nu, waar heb ik nog vragen over, waar wil ik mee over weten? Ik kondigde aan dat ze dit schema het hele college gingen bijhouden en dat ik aan het eind van het college een kopie of foto van het schema wilde ontvangen, om ze ook hier feedback (met oog op hun portfolio en zelfevaluatie) op te kunnen geven. Uit de ingestuurde schema’s bleek vooral behoefte aan praktische aanwijzingen over hoe je nu een en ander doet in de praktijk. Het ging daarbij vooral om het bewust rekening houden met de ontwikkeling van leerlingen in de lessen (bijvoorbeeld leren helpen bij plannen, iets weten over de belevingswereld.). Zeg maar het gebruik maken van de kennis over het adolescente brein bij het lesgeven. Het (on)bewust werken aan de opvoeding van leerlingen (uitdagen, de taal die je gebruikt, helpen bij in de wereld komen) kwam nog wat minder naar voren.
Omdat een deel van mijn studenten op werkweek was, had ik maar een kleine groep. Mijn plan was om ze met elkaar de feedback die ze van mij op hun schema hadden gekregen te bespreken en samen te bepalen op welk onderwerp ze graag door wilden gaan. Daarbij wilde ik ze vragen om aan het eind van het college in een paar zinnen te noteren wat hij/zij meeneemt uit het college, wat de kern was, wat hem/haar het meest geraakt of verbaasd heeft, wat opmerkelijk was etc. Handig voor degenen die dit college noodgedwongen misten, maar ook voor eigen inzicht.
Terwijl de studenten de feedback bespraken, noteerde ik zo wat onderwerpen die ik zelf geschikt zou vinden om te behandelen naar aanleiding van de schema’s en feedback. Studenten gaven aan die praktische handvatten wel erg belangrijk te vinden, en te worstelen met het rekening houden met de ontwikkeling van een leerling terwijl je er nog 30 in de klas hebt. Ook de balans tussen rekening willen houden met ontwikkeling, maar het niet willen geven van een vrijbrief voor onbeschoft gedrag kwam ter sprake. Ik kan me helaas niet meteen meer herinneren wat exact de aanleiding was, maar ik koppelde deze opmerkingen met de volgende dingen uit mijn rijtje op het bord:
Bumpy moments en persoonsontwikkeling
Bij bumpy moments (zie werk van Carlos van Kan et al.) gaat het om die momenten in de les dat je een keuze hebt in je reactie, of liever: een dilemma ervaart. Je moet een professioneel oordeel vormen en een keuze maken. Van Kan et al beschrijven dit als volgt: ‘….de professionele oordeelsvorming van docenten niet alleen wordt gestuurd door instrumentele afwegingen, zoals hoe bereid ik leerlingen voor op de centrale examinering, maar ook door de waarden en idealen van docenten als het gaat om zaken die zij zelf in het belang van leerlingen achten. Professionele oordelen van docenten in hun dagelijkse onderwijspraktijk hebben dus niet alleen een instrumentele dimensie, maar ook een met waarden geladen dimensie (Biesta, 2009).’ Ik merkte aan de schema’s van de studenten en de manier waarop ze spraken met elkaar dat ze vooral bezig waren met effectiviteit van de lessen. Heel mooi natuurlijk, maar ik wilde ze daarnaast ook pedagogische taal geven, en zag dus mijn kans schoon in dit college.
Een voorbeeld van pedagogische taal is: Wat is voor deze leerling op dit moment het meest in zijn of haar belang, en waarom eigenlijk (Van Kan, et. al., 2010, 2014)? Toen ik deze uitspraak noteerde op het bord volgde de reactie dat het toch ook ging om afwegen van het belang van de groep. Een interessante toevoeging!
In de samenvatting van het college, die ik postte op onze leeromgeving, staat:
‘Je afvragen waarom een leerling door de klas roept en een bewuste keuze maken hoe je daarop reageert. Het herkennen van zogenaamde ‘bumpy moments’ of pedagogische momenten. Aan de ene kant wil je dat leerlingen enthousiast meedoen en wil je dat enthousiasme niet inperken, aan de andere kant wil je dat een leerling leert wanneer het ok is om te roepen en wanneer niet. Je wilt het enthousiasme niet inperken omdat je het belangrijk vind dat leerlingen …….. Je wilt dat een leerling leert dat er grenzen zijn omdat…….. Het antwoord op die vragen en welke je oplossing uiteindelijk kiest, zegt iets over je pedagogische legitimatie voor je handelen.’
Na deze bumpy moments hebben we het gehad over de taal die je gebruikt naar leerlingen en over verwachtingen die je hebt. Gezamenlijk hebben we delen uit Exploratieve leerervaringen, de rol van onderwijs in de identiteitsontwikkeling van leerlingen van Verhoeven, Poorthuis en Volman gelezen. Over o.a. dat je pedagogisch-didactische aanpak iets zegt over wat een ‘goede leerling’ is, en de boodschap die je leerlingen geeft (middels het zogenaamde verborgen curriculum).
Een mooi moment vond ik toen we het volgende citaat lazen: ‘Ik had mevrouw Peters voor science in het zevende leerjaar. Eerst praatte ik heel veel in haar klas en mijn naam stond altijd [bij wijze van sanctie] op het bord. Later werd ik rustiger en begon ik mijn werk te doen, maar omdat ik al bekend stond als iemand die veel praatte, kreeg ik elke keer op mijn kop als iemand die dichtbij mij zat aan het praten was.’ (citaat uit Olitsky et al., 2010: p. 1218)
Ik vroeg of dit herkenbaar was, en toen kwamen er mooie persoonlijke voorbeelden. Ik kan alleen maar hopen dat ik het bewustzijn van mijn studenten over hoe je leerlingen benadert, hoe ze elke dag een nieuwe kans verdienen en hoe belangrijk de taal is die je hanteert, heb aangewakkerd.
Concluderend heeft het college denk ik opgeleverd dat voor de ontwikkeling van je leerlingen en het tot ontplooiing laten komen een variatie aan onderwijsvormen, inhouden en benaderingen van belang is. Dat je handelen niet altijd gedreven moet worden door effectiviteit, maar ook door pedagogische legitimeringen. En, dat je steeds moet kijken welke signalen je onbewust en bewust afgeeft die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van je leerlingen. Het was een college waarin we vooral gesproken hebben, en ik veel gevraagd hebt naar ‘wat vind je hier van?’ en ‘wat herken je?´. Niet heel praktisch dus, maar wel goed voor de geest!
We hebben lang niet alles besproken en de thematiek is interessant maar voor veel studenten wel iets om eens uit te zoeken in de zelfstandige stage. Prima! Ik ben benieuwd wat ik er straks van terug zie in de zelfevaluatie.
Amber Walraven is universitair docent aan de Radboud Docenten Academie, onder meer binnen de minor Creative Educational Design.
Reacties