‘Schetsen is denken met je potlood’, meent Silas (11)
11 januari 2021
'Als je tekent, denk je niet alleen na met de logische kant van je hersenen, maar ook met je creatieve kant', is te lezen op het fraaie doosje Denktekenen. Dat ondervond ook Geert Bors met zijn zoon Silas. Tekenend, mijmerend, samen pratend schreef deze bespreking zich haast vanzelf.
“Ik heb Duits en Frans af. Wat kan ik nu gaan doen?”, vraagt mijn brugklasser Silas (11). Het is 18 november, half tien in de ochtend. Een studiedag. Zijn peuterbroer luistert naar Alfred Jodocus Kwak. Hun moeder begint haar vrije dag met wat klusjes en zet geschilde appeltjes neer. Ik zit te tikken aan onze leeftafel en schuif een geel doosje Silas’ richting op – een onverhoeds zware boxset met een gek dier in onderbroek op de voorkant. “Denktekenen”, leest hij voor. Zijn uitspraak krult aan het eind omhoog, naar een vraagteken. Maar ik hoor er geen afwijzing in. Eerder een kieteltje, een prikkeling.
Teken een Frivolala. Niemand weet wat het is, dus gebruik je fantasie!
Teken een Frivolala
Van tekenen houdt Silas wel. Ik nodig hem uit om uit de 45 kaarten er vijf uit te kiezen die hem aanstaan, op basis van de tekenopdracht op de achterkant. ‘Teken een Frivolala. Niemand weet wat het is, dus gebruik je fantasie!’ is er een. Maar ook: teken een slimme plant. Een alien. De meest nutteloze uitvinding ooit. Hij weifelt over welke opdracht hij zal gaan doen en kiest voor de laatste: ‘Wat is een gedachte? Maak er een tekening van.’
Hij bekijkt de tekening op de voorkant van de kaart en begint dan. Potlood. Daarna nagetrokken met fineliner. Na een kwartier laat hij het resultaat zien – een hoofd met een zaagsnede eruit waardoor zichtbaar wordt hoe binnenin een mannetje een document naar een wand vol archiefkasten brengt. Wat even een triest kijkend oog lijkt, blijkt een herinneringsbuis, die via een stippellijn naar de mond loopt.
Geïnspireerd worden mag, namaken niet?
Is originaliteit belangrijk?
“Ik dacht eerst aan een gedachtenwolk, maar dat vond ik niet zo origineel toen ik die al voorop het kaartje zag staan”, verklaart Silas. Vindt hij originaliteit belangrijk? “Ja, anders wordt het namaken. Als je bijvoorbeeld een Apple-computer precies namaakt, is het niet origineel. Dan is het geen serieus ding meer. Dat kan wel met brood: je kijkt hoe een bakker het doet en volgt zijn recept dan, dan is het wel serieus. Maar als je een nieuwe stoel ontwerpt, maar je bent zó geïnspireerd door een ander dat het bijna dezelfde stoel wordt, dan is het niet origineel.” Geïnspireerd worden mag, namaken niet? “Met namaken is het niet van jou. Persoonlijk vind ik het leuker als het van jou is.”
Silas vervolgt: “Ik wilde een druk kantoor met gangen tekenen. Dat zijn dan je hersenen. Nee, dacht ik toen… ik ga een hoofd maken met een stuk eruit, net als die afbeeldingen van de aardbol met verschillende aardlagen.”
Zijn gedachten en herinneringen hetzelfde? “In mijn tekening bestaan gedachtes uit papiertjes, die het mannetje via de herinneringsbuis naar de mond kan brengen, zodat je ze kunt uitspreken. Het archief zijn alle gedachten en leuke dingen en domme dingen die je gedaan hebt. Dingen die je opnieuw wilt doen, waar je je voor schaamt, een goed cijfer voor toets...”
De geur van croissantjes
Kun je ook nieuwe gedachten hebben of komt alles uit het archief, vraag ik. “Ja, dat kan. Je zintuigen kunnen dingen opvangen. Er kan nog een buis van het oor naar het archief, van je neus: ‘O, wat ruiken die croissantjes lekker.’ Zoiets vergeet je niet snel. Ook dingen die je zegt kunnen weer terug naar het archief. En ergens moet ook een prullenbak staan: die kantoorman kan ook gedachten en herinneringen weggooien.”
Zo past Silas mondeling zijn ontwerp verder aan. Hij denkt vooral na over hoe nieuwe gedachten eigenlijk ontstaan. “Het mannetje schrijft op wat ik denk, maakt daar een printje van en stopt dat bijvoorbeeld bij de ‘I’ van ‘interview met papa’. Dan kan hij het daar als herinnering weer uithalen.” En wat als je via het concept ‘gedachte’ of ‘tekenen’ terugdenkt aan dit gesprek? “Het mannetje kan het een paar keer uitprinten. Dan zit het ook bij de G, de T en de F van filosofie. Ik denk dat hij het in losse stukjes in het archief stopt. Hij slaat niet het hele gesprek op één plek op. Van deze tekening maken mijn ogen trouwens een foto. Die kan het mannetje meteen uitprinten en archiveren.”
Boekhoudertje in je hoofd
Ook bij de aard van het mannetje staat hij stil. “Die weet wat hij moet doen, omdat dat voorgeprogrammeerd is. Dat programma vertelt hem bijvoorbeeld dat hij geen fouten moet maken. Nee, wacht… hij is niet geprogrammeerd. Hij moet ook leren. Toen ik een jong kind was, was hij dat ook. En als ik oud ben, is die gast ook oud. Dan kan hij bijvoorbeeld herinneringen niet goed uitprinten of niet terugvinden.” Bij baby’s, peinst Silas verder, “is er een invaller. Misschien een oud boekhoudertje dat al met pensioen is, dat al gediend heeft en even rustig op adem mag komen in een jong mens.” Immers, zo stelt hij: ook een baby die zelf nog niet kan schrijven, ordent al gedachten en herinneringen.
Via een hemel voor boekhoudertjes en wat een jong boekhoudertje kan (“Hij weet nog heel weinig, behalve dat hij moet typen en dingen in een archiefkast moet stoppen.”), komt Silas uit bij de vraag of gedachten uit tekst bestaan. Misschien ook wel uit tekeningen of kleine filmpjes. Misschien is er een toonvitrine met ‘de leukste dingen ooit’.
Je moet nadenken voor je ook maar een streep zet en tegelijkertijd moet je durven schetsen, want als je te lang nadenkt, is het mooie idee weg
Zijn voorstellingen gaan wat lijken op de film Inside Out en zo komt ons gesprek terug op de waarde van originaliteit, en waar de grens tussen geïnspireerd worden en na-apen ligt. Silas is niet bang dat een dominante verbeelding zoals in Inside Out zijn eigen fantasie belemmert: “Schetsen is eigenlijk denken met mijn potlood”, zegt hij, “Je moet nadenken voor je ook maar een streep zet en tegelijkertijd moet je durven schetsen, want als je te lang nadenkt, is het mooie idee weg.”
Stof tot nadenken
Pas dan pakken we de opdrachtkaart er weer bij. Ik lees de zes ‘stof tot nadenken’-vragen voor en Silas kiest vraag 4: ‘Zijn jouw gedachten voor anderen ook waar?’ Fifty-fifty, meent hij. Gedachten kunnen feiten beschrijven, maar ook meningen. De gedachte ‘Ik denk na als ik huiswerk maak’ zal voor veel brugklassers herkenbaar zijn. “Maar ik kan ook denken: ‘GroenLinks moet naar de maan geschoten worden en dan gaan ze daar maar hun groene ideeën planten’. Ja, papa, ik weet dat jij dat geen ware of goede gedachte vindt.”
We praten verder over wat de aard van een gedachte dan is. Herkent Silas wat mijmeren voor mij is? Zoals ik in de douche halve gedachten kan hebben? Flarden herinnering? Dan weer een los idee voor het voorwoord? Mijmeren lijkt Silas als het boekhoudertje wat laadjes openschuift, hier een papiertje achter zich weg laat dwarrelen en daar wat blaadjes op een stapel legt (waarbij je de onderste gedachte alweer kwijt bent, als de stapel te hoog wordt). “Bij mijmeren zit de boekhouder in je hoofd ook te denken. Het gebeurt denk ik ook, als hij die stapels weer opruimt, zoals wij wel eens de boekenkast of mijn schoolwerk uitmesten. Bij te veel herinneringen, te veel gedachten, ga je mijmeren.”
Geert Bors is anglist, redacteur, zelfstandig ondernemer en leraar in opleiding.
Met Filosovaardig heeft Fabien van der Ham al heel wat denkgereedschappen op haar naam staan. De nieuwste loot ‘Denktekenen’ (september 2020) is een fraaie boxset met 45 tekenopdrachten, doordenkvragen en uitspraken van kinderen. Voor in de stamgroep, op de bso of – zoals hier – lekker thuis. De handleiding is kort en helder. Illustrator Pieter van Dijken heeft zes laagdrempelige tekentips. Denktekenen kost € 24,50 en is verkrijgbaar via filosovaardig.nl en je boekhandel.
Dit artikel verscheen in het decembernummer van Jenaplanmagazine Mensenkinderen (pdf) en is met permissie overgenomen.
Reacties