Samenwerking in groep 3: ‘De kinderen weten elkaar te vinden en helpen elkaar als dat nodig is’
6 juni 2016
In de groep 3 van Mascha Groenman is de regel dat kinderen eerst elkaar om hulp vragen en pas daarna, als het niet lukt, aan de juf. Dat werkt prima: de kinderen weten heel goed wie ze waarvoor om hulp kunnen vragen en Mascha weet als er een kind bij haar komt, dat haar hulp ook echt nodig is. Deze manier van omgaan met elkaar maakt ook goed duidelijk dat elk kind zijn eigen sterke kanten heeft. Zoals Anne, die goed is in rekenen, maar niet zo goed haar bed uit kan komen.Het is toetsweek volgens de handleiding van de rekenmethode. Ik heb een rijtje werk op het bord gezet waarmee groep 3 zich de ochtend kan bezig houden. Ondertussen stoeit een aantal kinderen met de rekentoets. In de klas heb ik drie computers en op de gang zoveel als er vrij zijn. Ik kies een paar kinderen om op de gang aan de toets te werken, terwijl de rest lekker aan de slag gaat met de andere opdrachten. Er wordt gekeuveld en gewerkt en de sfeer is goed.
Ik loop de gang op om te kijken of daar iedereen een plekje gevonden heeft en tref twee meisjes aan, dralend bij de deur van groep 4. Ze durven niet zo goed verder de gang in te lopen. Ik geef de meisjes een hand en neem ze mee, helemaal tot aan groep 6. Daar zijn nog twee computers vrij. Ze kijken om zich heen. ‘Wat zijn we ver op de gang!’ zegt Anne voorzichtig. Ze nemen plaats achter de computer en starten de toets op. Ik laat ze zien wat ze moeten doen. Ze zijn nog wat stilletjes, maar besluiten toch dat het goed is en gaan aan het werk.
Ik wandel terug naar het lokaal, waar alles rustig verder is gegaan. Er wordt gewerkt en zachtjes gepraat. Nog elke keer kan ik daar van genieten, de sfeer van rust en vertrouwen. Ik weet ook dat dat niet in iedere groep zo is. Ik loop mijn rondjes, door de klas en over de gang, om te zien of alles goed gaat, kijkend of iemand mij nodig heeft. Vanaf het begin van groep 3 hebben we de kinderen geleerd altijd eerst hulp te vragen aan een medeleerling, daarna pas aan juf. Dat werkt heel goed: ze weten elkaar te vinden en helpen elkaar als dat nodig is.
Ik eindig aan het einde van de gang, waar een van de meisjes bij me aangeeft iets niet te begrijpen. ‘Ik heb het al aan Anne gevraagd, ze heeft het wel uitgelegd, maar ik snap het nog steeds niet.’ Anne knikt bevestigend. Het andere meisje gaat door: ‘Anne kan beter rekenen dan ik. Daarom kan ze me zo goed helpen.’ ‘Maar jij kan weer iets anders, wat ik niet zo goed kan.’ troost Anne haar. ‘Zoals opstaan, daar ben ik zo slecht in!’ Het andere meisje schudt haar hoofd. “Daar ben ik echt niet goed in hoor, ik heb een heel lekker bed!’ Ze lachen elkaar toe, en bedenken dan iets anders waar het andere meisje beter in is.
Zij durfde helemaal bij groep 6 op de computer en had Anne meegetrokken daarin. Al snel ontdekken ze dat ze elkaar heel goed kunnen helpen. Ze gaan verder aan de toets en ik laat ze tevreden achter.
Mascha Groenman is leerkracht op een basisschool in Bergen en moeder van twee kinderen, waarvan de oudste PDD-nos en dyslexie heeft en de jongste hoog/meer begaafd is. Dit is haar eigen blog.
Reacties