Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Richting, ruimte en ruggesteun op het Vathorst College in Amersfoort

25 januari 2018

Jasmijn Hamakers-Kester is rector van het Vathorst College in Amersfoort: één van de veertien Nederlandse middelbare scholen voor eigentijds onderwijs. Hoogleraar filosofie Jan Bransen interviewde Kester, vanuit zijn functie op de Radboud Universiteit. Hij was benieuwd naar hoe je leren en leven hechter met elkaar kunt verbinden. Het gesprek stelde niet teleur: 'Het is een bijzondere school, het Vathorst College. Het is een leergemeenschap, met een cultuur van positiviteit, richting, ruimte en ruggesteun die niet binnen de muren van de school blijft hangen.'

 

Dit interview werd eerder gepubliceerd op www.rcsw.nl.


Het was een confronterend interview dat ik had met Jasmijn Hamakers-Kester, rector van het Vathorst College in Amersfoort, één van de veertien Nederlandse middelbare scholen voor eigentijds onderwijs. Althans, confronterend voor mij. Het was een alleraardigst gesprek dacht ik, maar toen ik thuis de opname beluisterde hoorde ik mijzelf Hamakers-Kester voortdurend onderbreken, zonder goed te luisteren, zonder scherpte, drukker met mijn eigen gedachten dan met haar woorden.

Bij het luisteren thuis viel ik 'heel snel met mijn gezicht op de grond', om de woorden van Hamakers-Kester te lenen die zij in het interview gebruikte om te typeren wat ongemotiveerde leerlingen bij haar op school zal overkomen. Zij werken namelijk niet met cijfers, maar wel met opdrachten en deadlines en als je deadlines niet haalt dan wordt snel duidelijk dat je iets te doen hebt. Niet zo zeer voor die opdracht, maar voor jouw manier van leren, voor jouw manier van betrokkenheid bij je eigen ontwikkeling op school.

Richting, ruimte en ruggesteun

Het is een leerervaring die op het Vathorst College uitgelokt wordt door het stellen van hoge verwachtingen, maar die ook positief opgevangen wordt met richting, ruimte en ruggesteun. Die begrippen horen bij wat Hamakers-Kester didactisch coachen noemt, het basisprincipe van waaruit bij haar op school onderwezen wordt. En geleerd wordt. Door iedereen. Ook door een bezoekende interviewer die misschien te streng over zichzelf oordeelt. Want het Vathorst College is een leergemeenschap. Het hele gebouw ademt ‘leren’ en ‘ontwikkelen’. En het ademt saamhorigheid. Want leren doe je samen, met elkaar.

Ik wilde Jasmijn Hamakers-Kester graag interviewen omdat ik benieuwd ben naar hoe je leren en leven hechter met elkaar kunt verbinden. Die verbinding vind ik typerend voor het postacademische onderwijs van het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen (CSW), waar professionals naast hun werk nog met hun verdere ontwikkeling bezig zijn. Ik hoopte meer over die verbinding te kunnen leren van Hamakers-Kester, omdat zij op haar school op allerlei manieren bezig is met het verbinden van leren met leven. Want niet alleen de leerlingen leren op het Vathorst College, maar ook de stagiaires, de bezoekers, de ouders en de docenten. En het leren gebeurt niet alleen in de school, maar ook daarbuiten, in de buurt, in de verdere omgeving. Buiten wordt binnen gehaald en binnen gaat naar buiten. En dat in het middelbaar onderwijs. Daar wilde ik meer van weten, omdat ik die mooie vorm van interactie die zo typisch bij het postacademische onderwijs hoort, voor de gemiddelde student, en inderdaad zelfs ook voor de gemiddelde leerling, veel te laat vind komen.

Dit is de fantasie die ik binnen het RadboudCSW voor het universitaire onderwijs wil verkennen: Zou het postacademische model (leren en werken trekken samen op) niet een heel goed model kunnen zijn voor het reguliere universitaire onderwijs? En die fantasie zou ik willen voeden met de onderwijsvisie van Jasmijn Hamakers-Kester. Want op het Vathorst College trekken leren en leven al op de middelbare school samen op. Vandaar dit interview.

Didactisch coachen

Hamakers-Kester legt mij eerst iets uit over het onderwijs. 'Leerlingen leren niet in een klas, maar in een leerhuis, een grote ruimte, hun domein. Daar zitten ze met honderd tot hondertwintig leerlingen en vier à vijf docenten. Die vormen een gemeenschap. Hun domein voelen ze ook echt als hun eigen domein. En met elkaar zijn ze daar verantwoordelijk voor het onderwijsleerproces. Als docent sta je hier niet voor de klas, maar in het leerhuis. Tussen de leerlingen. We werken heel erg vanuit gelijkwaardigheid, dus docenten zullen zich niet zo snel verheven voelen boven de leerlingen. De leerlingen spreken ons ook allemaal met de voornaam aan. Maar de docenten hebben natuurlijk wel hun verantwoordelijkheid. Als mentor. En als coach. We werken met de principes van didactisch coachen. De docenten bieden Richting, Ruimte en Ruggesteun. Daarvan hebben we gezegd, daar scholen we ons allemaal in, want het is belangrijk dat we daarin allemaal dezelfde taal spreken. Dat doen we op school. Vanuit het train-de-trainer-principe kan dit nu door een aantal collega’s verzorgd worden. Die hebben dat helemaal in hun vezels zitten.'

'Het onderwijs gebeurt in blokken van 90 minuten. Daar horen soms instructiemomenten bij van 20 minuten. Dat gebeurt in de vaklokalen. Daarnaast hebben we een apart leerhuis voor science, aparte kunstvaklokalen en natuurlijk een gymlokaal. Maar verder zijn de leerlingen in hun eigen leerhuis. We werken veel met 'flipping the classroom', waarbij de leerlingen zelf de benodigde leerstof opdoen, bijvoorbeeld thuis, digitaal, zodat je in zo’n blok van 90 minuten hier samen aan een probleem kunt werken.'

Ontwikkeling tot zelfverantwoordelijk mens

'Twee keer per jaar hebben we een buitenschools leren week. Dan kun je denken aan een project met zorginstellingen hier in de buurt, waarbij ouderen de school binnen worden gehaald en helemaal in de watten worden gelegd met lekkers en met muziek. En gehandicapten zijn hierheen gekomen om te leren dansen. Leerlingen kunnen daarbij soms heel erg in the lead zijn en dan zorgen zij ook dat de docenten bijvoorbeeld als begeleider van een gehandicapte worden ingezet.'

'Natuurlijk is het belangrijk dat leerlingen hun einddiploma halen – en wij gaan voor bovengemiddelde resultaten –, maar daarnaast vinden we het belangrijk dat ze zich ontwikkeld hebben als zelfverantwoordelijk mens, dat ze geleerd hebben dat alles met elkaar in verbinding staat, dat ze digitaal behending zijn, en dat ze reflectief zijn, dat ze inzicht hebben in zichzelf. Daar gebruiken we een instrument voor dat mede met TNO is ontwikkeld en dat we inzetten in leerjaar 1 en leerjaar 3. Dat helpt ze om aan te kunnen geven wat ze nog meer geleerd hebben; dat ze zich ontwikkeld hebben in een stuk lef, doorzettingsvermogen, creativiteit, verbeeldingskracht, empathie, samenwerking, noem maar op.'

Academische opleidingsschool

We komen te spreken over de docenten en over hun opleiding. Of die afgestemd is op het onderwijsconcept op het Vathorst College. Jasmijn Hamakers-Kester formuleert diplomatiek, een enkele keer wat steviger. 'Wij zijn bezig om een academische opleidingsschool te worden. Dat doen we in samenwerking met de Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht, en daar ben ik dan ook betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe curriculum voor gepersonaliseerd leren voor nieuwe studenten. Nou, daar word ik wel heel blij van. Kijk, onze leraren gaan in hun verdere ontwikkeling natuurlijk mee in de context van het Vathorst. En als de hogeschool haar studenten, onze stagiaires, naar de universiteit stuurt voor inhoudelijke modules, dan zouden ze dat ook hier kunnen doen. De hogeschool zou haar studenten voor die didactische inhoud ook hierheen kunnen sturen.'

'Doordat we nu een academische opleidingsschool worden, hebben we ook de kans om goede leraren in opleiding aan te trekken. We hebben voor onze bovenbouw immers gewoon opgeleide eerstegraders nodig. En die zijn niet voor ieder vak gemakkelijk te vinden. Dat is soms wel een uitdaging. Dan kun je werken met zij-instromers, zoals we nu iemand hebben die natuurkunde gestudeerd heeft maar geen lerarenopleiding heeft gedaan. Wij kunnen zo iemand prima begeleiden naar het leraarschap. Wij hebben een heel sterk inductietraject voor nieuwe collega’s, ongeacht je achtergrond. Daar zit een heel vangnet omheen, met onze schoolopleider, met de sectie, met MT-leden. Daar zit ook altijd didactisch coachen en beeldcoachen bij. En het is een goede vraag of zo’n zij-instromer op onze school, met ons inductieteam om zich heen, nog een andere lerarenopleiding nodig zou hebben. Een goede vraag, ja. Daar wil ik nog wel eens over nadenken. Dat zal van persoon tot persoon verschillen.'

Twee scholen in één

Hamakers-Kester wordt enthousiast bij de gedachte dat haar school in feite twee scholen in één is, een school voor de leerlingen én een school voor de leraren. Het past bij haar visie op onderwijs waarin het gaat om het vormgeven van leren, maar waarbij zowel het vormgeven als het leren veelomvattend wordt voorgesteld. Ook leraren blijven leren. 'Kijk, docenten moeten natuurlijk wel continu hun eigen vak blijven ontwikkelen. Zelfs als er goede methodes zouden zijn, wil ik natuurlijk niet dat zo’n methode gaat dienen als een rollator. En er zijn permanent uitdagingen als het gaat om vakoverstijgende samenwerking.'

Die nadruk op samenwerking, leren en ontwikkelen voor iedereen spreidt zich ook uit in de richting van de ouders. Last van ouders, zoals ik in de media soms lijk te bespeuren, herkent Hamakers-Kester niet. 'Nee, ouders doen mee. We betrekken ze ook pro-actief en dat doen we al vanaf het eerste leerjaar. We hebben best veel avonden in leerjaar 1 dat we ouders uitnodigen. Zo hebben we een ‘beleefavond’, een superleuke avond, waarop de leerlingen zelf aan hun ouders het Vathorst-onderwijs gaan geven. Dat doen we al na een paar weken, als de leerlingen al een tijdje hier op school hebben rondgewandeld en geleerd, geleefd en gewerkt. Doordat we zo investeren in kunstonderwijs zijn er ook voortdurend voorstellingen en tentoonstellingen waarvoor we de ouders uitnodigen. Maar de ouders komen ook de school binnen in het kader van het loopbaanleren, waarin leerlingen kunnen speeddaten met ouders over het beroep van die ouders. Zo nemen we ook de ouders mee in ons onderwijsleerproces.'

Reflectieve vermogens

Het kunstonderwijs speelt inderdaad een bijzondere rol op het Vathorst College. Wie de website bezoekt, wordt uitgenodigd eerst een film te bekijken waarin je onmiddellijk een breed uitgemeten overzicht te zien krijgt van de rol van de kunsten in de onderwijsvisie van het Vathorst College. Jasmijn Hamakers-Kester legt uit: 'Ze krijgen bij ons in leerjaar 1 alle vier de kunstvakken aangeboden: theater, muziek, dans en beeldend. In leerjaar 2 mogen ze kiezen, maar tot en met leerjaar 3 volgen ze sowieso twee kunstvakken. En alle kunstvakken kunnen ze tot eindexamenniveau volgen. In die vakken gaat het niet zozeer om het beheersen van de techniek, maar om het samenwerken, om de ontwikkeling van empathie en verbeeldingskracht. Vanaf jaar 1 staan ze al op de stip in het theater. Dat is zo belangrijk voor de vorming van hun mondigheid. Daardoor kunnen ze hun verantwoordelijkheid ook aan, kunnen ze een stem hebben in hoe het op school gaat.' Behalve mondigheid is voor een goede samenwerking ook reflectie nodig. Voor het ontwikkelen van die reflectie hebben de leerlingen veel aan het door TNO ontwikkelde iSELF. Maar ook de leraren ontwikkelen hun reflectieve vermogens. Daartoe dient de breed ingezette cultuur van het didactisch coachen waarin er veel gedaan wordt met beeldmateriaal. In een context waarin er permanent wordt samengewerkt – om een 'betere wereld te creëren', zoals Jasmijn Hamakers-Kester in het gesprek meerdere malen opmerkt – is iedereen steeds zichtbaar. Daardoor ook kwetsbaar. Maar je wordt ook gezien. Er is aandacht voor je. Voor iedereen. Als leerling word je gezien door je docenten, die richting, ruimte en ruggesteun bieden.

Fouten maken hoort erbij

Ook ik voel tussen de regels door die ruggesteun, als ik mijn leermomentje krijg bij het terugluisteren van dit interview. Want tussen de storende onderbrekingen die ik mijzelf hoor maken, zijn er de positieve en optimistische woorden van Jasmijn Hamkers-Kester. 'Fouten maken hoort erbij. Daar word je niet gelijk op afgerekend. Dat voelen onze leerlingen echt. Kijk, op een gegeven moment ervaren ze wel de druk dat ze over moeten en naar welk niveau dan en in de bovenbouw moeten ze de schoolexamens en het centraal eindexamen halen. Dan kan er ook hier wel een angst ontstaan om fouten te maken, maar het is niet zo dat wij de cultuur hebben van ‘o jee, je mag geen fouten maken’. Nee, je móet juist fouten maken om te kunnen leren. Dan gaat het er vervolgens natuurlijk vooral om wat voor feedback je krijgt op de fouten die je maakt. Maar alles wat we voor onze leerlingen graag willen vanuit onze missie, visie en principes, dat willen we voor onze collega’s ook.'

Dit betrek ik voor deze keer dan ook maar op mijzelf, als bezoekende interviewer.

Het is een bijzondere school, het Vathorst College. Leren en leven gaan daar echt gelijk op. Voor iedereen. En met iedereen. Het is een leergemeenschap, met een cultuur van positiviteit, richting, ruimte en ruggesteun die niet binnen de muren van de school blijft hangen.

Jan Bransen is hoogleraar filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief