Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Reflectie na Onderwijsavond Monique Leygraaf: ‘Ik weet oprecht niet wat het is om in jouw schoenen te staan’

8 februari 2023

Intern begeleider Sarina Hoogendam is al haar hele onderwijscarriere bezig met kansengelijkheid. Ze luisterde naar de Onderwijsavond met Monique Leijgraaf van 26 januari j.l. in Rotterdam, en kon haar ervaringen met leerlingen plaatsen toen het ging over het master narratief en het persoonlijk narratief. 'Ik denk zelf dat het ook belangrijk is om te beseffen dat veel leerlingen leerkrachten zullen zien als de vertegenwoordigers van het master narratief. Je hebt dus een extra verantwoordelijkheid als leerkracht om nieuwsgierig te zijn naar het narratief van je leerlingen.'

Kansengelijkheid, het staat al op de politieke agenda sinds de jaren zeventig. Toen ik mijn onderwijscarrière startte eind jaren tachtig, werkte ik op een school in een achterstandswijk die extra geld kreeg vanuit het toenmalige onderwijsvoorrangsbeleid. Dat hielp, want er waren extra leerkrachten en we konden zonder moeite de beste en nieuwste taal- en rekenmethodes aanschaffen. Nu, meer dan dertig jaar later, staat kansengelijkheid nog altijd hoog op de agenda. Ik vraag me dus af wie er toen het meest geholpen waren, de leerkrachten of de leerlingen. Want de kansen van leerlingen uit deze wijken zijn in al die jaren, ondanks alle investeringen, niet significant verbeterd, blijkt uit vele onderzoeken en publicaties.

Volgens Monique Leygraaf zijn er veel manieren om kansengelijkheid te bevorderen, maar twee hele bekende manieren zijn de gelijke en ongelijke behandeling. Bij de gelijke behandeling wordt iedereen gelijk behandeld, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat, zoals de wet zo mooi zegt. Er wordt geen invloed uitgeoefend op de uitkomst van deze behandeling. Bij de ongelijke behandeling wordt wél invloed uitgeoefend op de uitkomst. Omdat niet iedereen dezelfde startpositie heeft wordt geïnvesteerd daar waar het nodig is. Wat kinderen van huis uit niet meekrijgen wordt gecompenseerd en er wordt aangesloten bij speciale behoeften. Beide manieren hebben hun voor- en nadelen en zijn niet beter of slechter.

We weten uit onderzoek echter - zo vertelt Leygraaf - dat de plek waar je wieg staat nog altijd veel invloed heeft op je latere sociaaleconomische status. Hoe kan dat in lijn zijn met de premisse dat het onderwijs gelijke kansen biedt aan alle leerlingen? Zijn er leerlingen die de kansen niet pakken? Het idee van kansengelijkheid leidt al snel tot het idee dat slagen of falen iemands ‘eigen schuld’ of ‘verdienste’ is.

De werkelijkheid is complexer, zo blijkt. Er zijn structuren in het onderwijs, op leerkrachtniveau, schoolniveau en systeemniveau, die kansenongelijkheid in stand houden of zelfs bevorderen. Onderwijs wordt dan de grote ongelijkmaker in plaats van een emancipatiemotor. Vroegtijdige selectie, verwachtingen van leerkrachten, de inhoud van methodes en toetsen kunnen barrières vormen voor leerlingen, waardoor ze niet hun volledig potentieel ontwikkelen. Recentelijk schreef ik al daarover het artikel: De één zijn glans verpest de ander zijn kans’, over de Cito-eindtoets, die ook bijdraagt aan de kansenongelijkheid. 

Het zijn niet alleen de systemische fouten waardoor kinderen ongelijk profiteren van het onderwijs. Een wat minder zichtbare barrière is het heersende, of master narratief, waar kinderen zich al dan niet in kunnen terugvinden. Dat de plek waar je wieg staat een belangrijke rol in je latere leven speelt moge duidelijk zijn. Ben je geboren in een dorp of een stad, als meisje of jongen, in een groot of een klein gezin, met rijke of arme ouders, ben je te vondeling gelegd of geadopteerd, bij allochtone of autochtone ouders geboren, heb je ouders die praktisch of theoretisch opgeleid zijn, ben je de jongste, middelste of de oudste in een gezin, er zijn heel veel factoren die meespelen in iemands persoonlijke narratief. Toch heb je voordeel als dat persoonlijke narratief grotendeels overeenkomt met het master narratief van de maatschappij waarin je opgroeit. Veel dingen zijn ‘vanzelfsprekend’, je verstaat namelijk de heersende taal, codes, geschreven en ongeschreven wetten, zonder dat je er moeite voor hoeft te doen, of zonder dat je er zelfs bewust van bent.

Teksten en vragen in toetsen en leerboeken zijn bijvoorbeeld ook geschreven en bedacht vanuit een heersend master narratief. Voor een leerling met weinig overeenkomsten binnen dat narratief kan dat zomaar leiden tot lagere scores op toetsen. Stel dat ik in Suriname naar school zou gaan en deze zin zou tegenkomen in een tekst: ‘Oema foe Sranan is een documentaire gesproken in sranan tongo, die gaat over de jaren voor de Srefidensi’. Dan heb ik echt geen idee waar het over gaat. Want mijn narratief wijkt helemaal af van het Surinaamse master narratief.

Ook in toetsen kunnen soms vragen voorkomen die voor kinderen met een afwijkend narratief tot een fout antwoord leiden. Jaren terug werkte ik bijvoorbeeld op een dorpsschool, en nam ik de Cito-toets ‘tijd en ruimte’ af bij de kleuters. Er was één vraag waar veel kleuters over struikelden, die ongeveer zo ging: ‘Je moet naar oma, hoe kom je daar het snelst?’ De kinderen kregen de keuze uit vier plaatjes: Een step, een bus, een fiets en een brommer. Het goede antwoord was volgens Cito ‘de bus’, want die reed het snelst. Maar veel kleuters kozen de brommer of de fiets. Niet gek op het platteland waar je soms heel lang op een bus moet wachten. Zo zie dat zelfs het narratief van een kleuter op het platteland van invloed kan zijn op een Cito-score. Mijn kleuters hebben er geen achterstand van opgelopen, maar heel veel van deze mini-barrières kunnen bij elkaar toch een aardig muurtje vormen.

Monique Leygraaf bepleit dat leerkrachten kansengelijkheid kunnen bevorderen door bewust te zijn van al deze barrières voor leerlingen met een ander narratief dan het heersende. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van literatuur en verhalen waarin ze zich beter kunnen herkennen.

Ik denk zelf dat het ook belangrijk is om te beseffen dat veel leerlingen leerkrachten zullen zien als de vertegenwoordigers van het master narratief. Je hebt dus een extra verantwoordelijkheid als leerkracht om nieuwsgierig te zijn naar het narratief van je leerlingen, wil je oprecht barrières doorbreken. En misschien kom je er wel achter dat je bar weinig weet van een leerling, gewoon omdat jouw narratief compleet anders is.

Toen ik werkte op het Educatief Centrum, een VSO school voor jongeren die zijn vastgelopen in het onderwijs vanwege hun gedrag, kwam een Antilliaanse jongen mijn kamertje een keer binnengestormd. Huilend vertelde hij dat hij zojuist had gehoord dat zijn neef dood onder de Erasmusbrug was gevonden. Ik luisterde naar hem en stelde vragen, en voelde tegelijkertijd dat ik onmogelijk zijn verdriet kon bevatten. Wat kon ik zeggen tegen deze jongen, die zo’n ander leven had dan het mijne? Ik antwoordde tenslotte: ‘Ik zou je zo graag willen troosten, maar ik weet oprecht niet wat het is om in jouw schoenen te staan’. ‘Nee mevrouw’, beaamde hij. ‘U weet inderdaad niet wat het is om in mijn schoenen te staan.’

Ik hoop dat leraren zich bewust worden van de barrières op alle niveaus in het onderwijs die de kansen van onze kinderen beïnvloeden en op zijn minst willen proberen om ook eens na te denken over die schoenen van de ander. Omdat ieder kind recht heeft om zonder belemmeringen de beste versie van zichzelf te worden.

Sarina Hoogendam is intern begeleider op de Vreewijkschool in Rotterdam. Ze heeft bijna 35 jaar lang lesggeven op allerlei type onderwijs, van het vso tot het hbo en het praktijkonderwijs.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief